ECLI:NL:GHARL:2015:5618

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juni 2015
Publicatiedatum
24 juli 2015
Zaaknummer
ISD P15/0120
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 september 2014. De veroordeelde, geboren in Polen in 1980 en verblijvende in detentie, had beroep aangetekend tegen het bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.J.P.M. Mooren, pleitte voor vernietiging van de beslissing van de rechtbank en vroeg om aftrek van de tijd die de veroordeelde feitelijk had vastgezeten. De advocaat-generaal, mr. G.J. de Haas, concludeerde tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.

Het hof heeft de stukken van de zaak bestudeerd, waaronder het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg, de beslissing waarvan beroep, en diverse rapporten van de reclassering. De reclassering had geconcludeerd dat de veroordeelde niet de juiste behandeling had ontvangen voor zijn verslavingsproblematiek. Het hof oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had beslist en dat de wet geen ruimte biedt voor de door de verdediging verzochte aftrek in het kader van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.

Uiteindelijk bevestigde het hof de beslissing van de rechtbank, waarbij het belang van de bescherming van de maatschappij en de noodzaak voor de veroordeelde om zich te laten behandelen voor zijn verslaving centraal stonden. De uitspraak werd gedaan door een kamer van het hof, bestaande uit de voorzitter en drie raadsheren, met de griffier aanwezig. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, waarbij de raden buiten staat waren om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

ISD P15/0120
Beslissing d.d. 25 juni 2015
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [1980] ,
verblijvende in [detentieadres] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 september 2014, inhoudende het bevel dat de bij vonnis van 8 oktober 2013 voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de veroordeelde van 15 september 2014;
- het uittreksel Justitiële Documentatie van 4 juni 2015;
- het reclasseringsadvies van Novadic-Kentron van 23 april 2014 en 28 mei 2015; opgemaakt door R. Van de Merwe, GGZ ERW Novadic-Kentron Breda.
Het hof heeft ter zitting van 11 juni 2015 gehoord de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Goirle, en de advocaat-generaal
mr. G.J. de Haas.

Overwegingen:

Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
Uit de rapporten van de reclassering kan geconcludeerd worden dat de veroordeelde niet de juiste behandeling heeft gehad. Hij is in een FPA opgenomen geweest maar het is niet duidelijk wanneer dit is geweest en op welke grond dat heeft plaatsgevonden. De veroordeelde moet voor zijn verslavingsproblematiek in een daarvoor bestemde instelling worden behandeld. De therapieën die hij al heeft ondergaan, zijn niet in de rapporten opgenomen. De raadsman heeft primair verzocht de beslissing van de rechtbank te vernietigen en de voorwaarde opname in een FPA te laten vervallen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht in het geval de beslissing van de rechtbank wordt bevestigd de maatregel op te leggen met aftrek van de tijd die veroordeelde feitelijk heeft vastgezeten.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De terbeschikkinggestelde heeft bij beslissing van 7 november 2013 van dit hof een kans gekregen door de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijke opgelegde ISD-maatregel af te wijzen maar daarna is het niet goed gegaan. De maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders dient aan de ene kant ter bescherming van de maatschappij en aan de andere kant is deze bedoeld om de veroordeelde de kans te bieden om aan zijn problematiek te gaan werken. Het is nu tijd dat de veroordeelde zich in het kader van de ISD-maatregel voor zijn drugsverslaving laat behandelen. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.
Voor de door de verdediging verzochte aftrek biedt de wet in het kader van een beslissing tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel anders dan bij de oplegging van die maatregel geen ruimte.

Beslissing

Het hof:
Bevestigtde beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 september 2014 met betrekking tot de veroordeelde
[veroordeelde].
Aldus gedaan door
mr. Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. J.P. Bordes als raadsheren,
en dr. A. Verheugt en drs. R. Vecht-van den Bergh als raden,
in tegenwoordigheid van B. Moorlag als griffier,
en op 25 juni 2015 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.