ECLI:NL:GHARL:2015:5582

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juli 2015
Publicatiedatum
23 juli 2015
Zaaknummer
21-004331-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelict met fatale afloop op het Prinses Margrietkanaal

In deze zaak gaat het om een speedbootongeval op het Prinses Margrietkanaal, waarbij de verdachte als medebestuurder zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. Dit leidde tot de dood van een opvarende en zwaar lichamelijk letsel van een andere inzittende. De verdachte werd vrijgesproken van het varen onder invloed van alcohol, omdat het onderzoek naar het alcoholpromillage niet volgens de geldende regels was uitgevoerd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest, en een taakstraf van 180 uren. De zaak is behandeld na terugverwijzing door de Hoge Raad, die eerder het vonnis van de rechtbank had vernietigd. De verdachte had eerder al een gevangenisstraf van 391 dagen opgelegd gekregen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, maar het hof kwam tot een andere bewijsbeslissing. De verdachte heeft verklaard dat hij naast de bestuurder van de speedboot stond en dat hij het stuur heeft vastgepakt om de vaarrichting te beïnvloeden. Het hof concludeert dat de verdachte als bestuurder kan worden aangemerkt en dat hij roekeloos heeft gehandeld door met hoge snelheid en onder invloed van alcohol te varen. De strafoplegging houdt rekening met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004331-13
Uitspraak d.d.: 24 juli 2015
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen - na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 19 maart 2013 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 24 februari 2009 met parketnummer
17-880239-08 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De procesgang

De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij vonnis van 24 februari 2009 ter zake van feit 1 primair en feit 3 primair vrijgesproken en hem ter zake van feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 subsidiair veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft tegen voornoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Leeuwarden heeft de verdachte bij arrest van 14 december 2010 ter zake van voornoemde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 391 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren.
Namens de verdachte is tegen het arrest van het gerechtshof Leeuwarden beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 19 maart 2013 de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak teruggewezen naar het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden , opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is - na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad - gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 3 maart 2015 en 10 juli 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van de verdachte van het aan hem onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring voor de onder 1 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 391 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. E. van Reydt, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de nacht van 6 op 7 juni 2008, op het [kanaal] , in de gemeente [gemeente] en/of de gemeente [gemeente] , in elk geval in het arrondissement [arrondissement] , als bestuurder van een schip (een snelle motorboot, te weten een speedboot met het registratienummer [nummer] ) en derhalve (als zodanig) zijnde degene die zich tijdens het varen zodanig moet gedragen dat er (onder meer) geen gevaar of hinder wordt veroorzaakt en/of dat er niet te snel wordt gevaren,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer1] (die zich als opvarende bevond op voornoemde speedboot) van het leven heeft beroofd,
immers, met dat opzet,
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) vanaf [plaats1] gaande in de richting van [plaats2] gevaren met snelheden variërend van 20 tot 80 kilometer per uur, althans gevaren met (een) snelhe(i)d(en) die hoger lag(en) dan de ter plaatse toegestane snelheid van 12.5 kilometer per uur, in ieder geval met (een) snelhe(i)d(en) die te hoog was/waren voor een veilige scheepvaart ter plaatse, althans met dat schip (speedboot) snelheden gehaald variërend van 20 tot 80 kilometer per uur, althans (een) snelhe(i)d(en) die hoger lag(en) dan de ter plaatse toegestane snelheid van 12.5 kilometer per uur, in ieder geval (een) snelhe(i)d(en) die te hoog was/waren voor een veilige scheepvaart ter plaatse, en/of zulks terwijl het nacht en/of (derhalve) donker was, en/of
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) gevaren terwijl verdachte en/of verdachtes mededader verkeerde(n) onder de invloed van alcoholhoudende drank en/of
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) een rondvaartboot genaamd de “ [boot1] ”, die voer in de nabijheid van het [meer] komende uit de richting van [plaats2] en gaande in de richting van [plaats3] , aan diens stuurboordzijde gepasseerd en/of
- is/zijn verdachte en/of zijn mededader vervolgens met dat schip (speedboot) achter een aldaar varend binnenvaartschip genaamd de “ [boot2] ” gaan varen (dat dezelfde koers voer als verdachte en/of verdachtes mededader) en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader vervolgens met dat schip (speedboot) de “ [boot2] ” met hoge snelheid, althans met een (fors) hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan, aan diens bakboordzijde ingehaald (terwijl de “ [boot2] ” op dat moment al bezig was het haar tegemoetkomende schip genaamd [boot3] (dat kwam uit de richting [plaats4] en ging in de richting van [plaats5] ), voorbij te varen)
en/of zulks terwijl verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) in een flauwe bocht voer(en) en/of hierbij niet voldoende heeft/hebben opgelet op het verdachte en/of verdachtes mededader tegemoetkomend scheepvaartverkeer en/of
- waardoor verdachte en/of verdachtes mededader (vervolgens) met dat schip (speedboot) is/zijn aangevaren tegen de bakboordzijde van de kop van het verdachte en/of verdachtes mededader tegemoetkomende binnenvaartschip, “ [boot3] ”,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer1] overboord is geslagen en/of is overleden;
1. subsidiair
hij in of omstreeks de nacht van 6 op 7 juni 2008, op het [kanaal] , in de gemeente [gemeente] en/of de gemeente [gemeente] , in elk geval in het arrondissement [arrondissement] , als bestuurder van een schip (een snelle motorboot, te weten een speedboot met het registratienummer [nummer] ) en derhalve (als zodanig) zijnde degene die zich tijdens het varen zodanig moet gedragen dat er (onder meer) geen gevaar of hinder wordt veroorzaakt en/of dat er niet te snel wordt gevaren,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of nalatig, met dat schip(speedboot) heeft gevaren op de route vanaf [plaats1] gaande in de richting van [plaats2] ,
immers,
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) gevaren met snelheden variërend van 20 tot 80 kilometer per uur, in ieder geval gevaren met (een) snelhe(i)d(en) die hoger lag(en) dan de ter plaatse toegestane snelheid van 12.5 kilometer per uur, in ieder geval met (een) snelhe(i)d(en) die te hoog was/waren voor een veilige scheepvaart ter plaatse, althans met dat schip (speedboot) snelheden gehaald variërend van 20 tot 80 kilometer per uur, althans (een) snelhe(i)d(en) die hoger lag(en) dan de ter plaatse toegestane snelheid van 12.5 kilometer per uur, in ieder geval (een) snelhe(i)d(en) die te hoog was/waren voor een veilige scheepvaart ter plaatse, en/of zulks terwijl het nacht en/of (derhalve) donker was, en/of
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) gevaren terwijl verdachte en/of verdachtes mededader verkeerde(n) onder de invloed van alcoholhoudende drank en/of
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) een rondvaartboot genaamd de “ [boot1] ”, die voer in de nabijheid van het [meer] komende uit de richting van [plaats2] en gaande in de richting van [plaats3] , aan diens stuurboordzijde gepasseerd en/of
- is/zijn verdachte en/of zijn mededader vervolgens met dat schip (speedboot) achter een aldaar varend binnenvaartschip genaamd de “ [boot2] ” gaan varen (dat dezelfde koers voer als verdachte en/of verdachtes mededader) en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader vervolgens met dat schip (speedboot) de “ [boot2] ” met hoge snelheid, althans met een (fors) hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan, aan diens bakboordzijde ingehaald (terwijl de “ [boot2] ” op dat moment al bezig was het haar tegemoetkomende schip genaamd de “ [boot3] ” (dat kwam uit de richting [plaats4] en ging in de richting van [plaats5] ) voorbij te varen)
en/of zulks terwijl verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) in een flauwe bocht voeren en/of hierbij niet voldoende heeft/hebben opgelet op het verdachte en/of zijn mededader tegemoetkomend scheepvaartverkeer en/of
- waardoor verdachte en/of zijn mededader (vervolgens) met dat schip (speedboot) is/zijn aangevaren tegen de bakboordzijde van de kop van het verdachte en/of zijn mededader tegemoetkomende binnenvaartschip, “ [boot3] ”,
waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer1] (die zich als opvarende bevond op voornoemde speedboot) overboord is geslagen en/of zodanig letsel, te weten verdrinkingsletsel, heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
2.
hij op of omstreeks 7 juni 2008 in de gemeente [gemeente] en/of de gemeente [gemeente] , in elk geval in het arrondissement [arrondissement] , op een scheepvaartweg, het [kanaal] , een varend schip (een speedboot met het registratienummer [nummer] ) heeft gevoerd en/of gestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 27 lid 2 onder b van de Scheepvaartverkeerswet 1,00 milligram alcohol per milliliter bloed, in elk geval hoger dan 0,8 milligram alcohol per milliliter bloed, bleek te zijn;
3. primair
hij in of omstreeks de nacht van 6 op 7 juni 2008, op het [kanaal] , in de gemeente [gemeente] en/of de gemeente [gemeente] , in elk geval in het arrondissement [arrondissement] , als bestuurder van een schip (een snelle motorboot, te weten een speedboot met het registratienummer [nummer] ) en derhalve (als zodanig) zijnde degene die zich tijdens het varen zodanig moet gedragen dat er (onder meer) geen gevaar of hinder wordt veroorzaakt en/of dat er niet te snel wordt gevaren,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer2] (die zich als opvarende bevond op voornoemde speedboot) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een dubbele breuk aan het rechteronderbeen waarbij in het onderbeen een stalen pin is geplaatst en/of ten gevolge waarvan die [slachtoffer2] niet of nauwelijks op zijn knieën kan zitten en/of 10 dagen in het ziekenhuis heeft gelegen en/of ongeveer drie maanden arbeidsongeschikt is geweest) heeft toegebracht,
immers, met dat opzet,
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) vanaf [plaats1] gaande in de richting van [plaats2] gevaren met snelheden variërend van 20 tot 80 kilometer per uur, althans gevaren met (een) snelhe(i)d(en) die hoger lag(en) dan de ter plaatse toegestane snelheid van 12.5 kilometer per uur, in ieder geval met (een) snelhe(i)d(en) die te hoog was/waren voor een veilige scheepvaart ter plaatse, althans met dat schip (speedboot) snelheden gehaald variërend van 20 tot 80 kilometer per uur, althans (een) snelhei)d(en) die hoger lag(en) dan de ter plaatse toegestane snelheid van 12.5 kilometer per uur, in ieder geval (een) snelhe(i)d(en) die te hoog was/waren voor een veilige scheepvaart ter plaatse, en/of zulks terwijl het nacht en/of (derhalve) donker was, en/of
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) gevaren terwijl verdachte en/of verdachtes mededader verkeerde(n) onder de invloed van alcoholhoudende drank en/of
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) een rondvaartboot genaamd de [boot1] ”, die voer in de nabijheid van het [meer] komende uit de richting van [plaats2] en gaande in de richting van [plaats3] , aan diens stuurboordzijde gepasseerd en/of
- is/zijn verdachte en/of zijn mededader vervolgens met dat schip (speedboot) achter een aldaar varend binnenvaartschip genaamd de “ [boot2] gaan varen (dat dezelfde koers voer als verdachte en/of verdachtes mededader) en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader vervolgens met dat schip (speedboot) de “ [boot2] ” met hoge snelheid, althans met een fors) hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan, aan diens bakboordzijde ingehaald (terwijl de “ [boot2] ” op dat moment al bezig was het haar tegemoetkomende schip genaamd de “ [boot3] ” (dat kwam uit de richting [plaats4] en ging in de richting van [plaats5] ), voorbij te varen)
en/of zulks terwijl verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) in een flauwe bocht voer(en) en/of hierbij niet voldoende heeft/hebben opgelet op het verdachte en/of verdachtes mededader tegemoetkomend scheepvaartverkeer en/of
- waardoor verdachte en/of verdachtes mededader (vervolgens) met dat schip (speedboot) is/zijn aangevaren tegen de bakboordzijde van de kop van het verdachte en/of verdachtes mededader tegemoetkomende binnenvaartschip, “ [boot3] ”
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer2] , die zich bevond aan boord van dat
schip (speedboot), overboord is geslagen en/of in het water terecht is gekomen en/of zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen;
3. subsidiair
hij in of omstreeks de nacht van 6 op 7 juni 2008, op het [kanaal] , in de gemeente [gemeente] en/of de gemeente [gemeente] , in elk geval in het arrondissement [arrondissement] , als bestuurder van een schip (een snelle motorboot, te weten een speedboot met het registratienummer [nummer] ) en derhalve (als zodanig) zijnde degene die zich tijdens het varen zodanig moet gedragen dat er (onder meer) geen gevaar of hinder wordt veroorzaakt en/of dat er niet te snel wordt gevaren,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of nalatig, met dat schip (speedboot) heeft gevaren op de route vanaf [plaats1] gaande in de richting van [plaats2] ,
immers,
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) gevaren met snelheden variërend van 20 tot 80 kilometer per uur, in ieder geval gevaren met (een) snelhe(i)d(en) die hoger lag(en) dan de ter plaatse toegestane snelheid van 12.5 kilometer per uur, in ieder geval met (een) snelhe(i)d(en) die te hoog was/waren voor een veilige scheepvaart ter plaatse, althans met dat schip (speedboot) snelheden gehaald variërend van 20 tot 80 kilometer per uur, althans (een) snelhe(i)d(en) die hoger lag(en) dan de ter plaatse toegestane snelheid van 12.5 kilometer per uur, in ieder geval (een) snelhe(i)d(en) die te hoog was/waren voor een veilige scheepvaart ter plaatse, en/of zulks terwijl het nacht en/of (derhalve) donker was, en/of
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) gevaren terwijl verdachte en/of verdachtes mededader verkeerde(n) onder de invloed van alcoholhoudende drank en/of
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) een rondvaartboot genaamd de “ [boot1] ”, die voer in de nabijheid van het [meer] komende uit de richting van [plaats2] en gaande in de richting van [plaats3] aan diens stuurboordzijde gepasseerd en/of
- is/zijn verdachte en/of zijn mededader vervolgens met dat schip (speedboot) achter een aldaar varend binnenvaartschip genaamd de “ [boot2] ” gaan varen (dat dezelfde koers voer als verdachte en/of verdachtes mededader) en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader vervolgens met dat schip (speedboot) de “ [boot2] ” met hoge snelheid, althans met een (fors) hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan, aan diens bakboordzijde ingehaald (terwijl de “ [boot2] ” op dat moment al bezig was het haar tegemoetkomende schip genaamd de “ [boot3] ” (dat kwam uit de richting [plaats4] en ging in de richting van [plaats5] ) voorbij te varen)
en/of zulks terwijl verdachte en/of zijn mededader met dat schip (speedboot) in een flauwe bocht voeren en/of hierbij niet voldoende heeft/hebben opgelet op het verdachte en/of zijn mededader tegemoetkomend scheepvaartverkeer en/of
- waardoor verdachte en/of zijn mededader (vervolgens) met dat schip (speedboot) is/zijn aangevaren tegen de bakboordzijde van de kop van het verdachte en/of zijn mededader tegemoetkomende binnenvaartschip, “ [boot3] ”,
ten gevolge waarvan [slachtoffer2] (die zich als opvarende bevond op voornoemde speedboot) overboord is geslagen en/of in het water terecht is gekomen, waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer2] zwaar lichamelijk letsel (te weten een dubbele breuk aan het rechteronderbeen waarbij in het onderbeen een stalen pin is geplaatst en/of ten gevolge waarvan die [slachtoffer2] niet of nauwelijks op zijn knieën kan zitten en/of 10 dagen in het ziekenhuis heeft gelegen en/of ongeveer drie maanden arbeidsongeschikt is geweest) heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde overweegt het hof dat het onderzoek naar de hoeveelheid alcohol in het bloed van de verdachte niet is verlopen conform de waarborgen zoals die zijn neergelegd in artikel 28a van de Scheepvaartverkeerswet. De verdachte is, in plaats van aan een ademonderzoek, aan een bloedonderzoek onderworpen zonder dat hij in de gelegenheid is gesteld zijn toestemming tot dit onderzoek te geven. Mitsdien kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een onderzoek als bedoeld in artikel 27 lid 2 onder b van de Scheepvaartverkeerswet en kunnen de resultaten van het bloedonderzoek niet voor het bewijs worden gebezigd, zodat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.

Overwegingen omtrent het bewijs van feit 1 subsidiair en feit 3 subsidiair

Door de verdediging is vrijspraak bepleit van het aan de verdachte onder 1 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet als medepleger en evenmin als bestuurder van de speedboot kan worden aangemerkt. Gelet op de korte tijdspanne van hooguit dertig seconden tussen het moment waarop de verdachte als reactie op het vermeerderen van de snelheid door [slachtoffer1] zijn hand op het stuur heeft gelegd - volgens de verdediging voorbij de pont bij [plaats3] en na het passeren van het [eiland] - en de aanvaring met de " [boot3] ", kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [slachtoffer1] . Ook de door de verdachte vlak voor de aanvaring abrupt gemaakte stuurbeweging naar rechts kan niet als bewijs voor het medeplegen gelden, nu hij met deze stuurbeweging juist de gevolgen van de door [slachtoffer1] ingezette inhaalmanoeuvre heeft geprobeerd te voorkomen. In het licht van deze omstandigheden kan de verdachte volgens de verdediging evenmin als bestuurder van de speedboot worden aangemerkt.
De advocaat-generaal heeft zich in reactie hierop op het standpunt gesteld dat de verdachte het stuur heeft vastgepakt en vastgehouden, dat er een inhaalmanoeuvre werd ingezet en de verdachte het stuur een ruk naar rechts heeft gegeven, met welke gedragingen de verdachte de vaarrichting zodanig heeft bepaald dat hij als bestuurder kan worden aangemerkt.
Het hof overweegt, ter beantwoording van de vraag op welk moment de verdachte het stuur heeft vastgepakt en de snelheid van de speedboot werd verhoogd, het volgende.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat vanaf de spoorbrug bij [plaats3] [slachtoffer1] achter het stuur van de speedboot is gaan zitten, waarna de verdachte voorbij de pont bij [plaats3] , maar niet na het restaurant het [restaurant] , op enig moment aan de linkerzijde - gezien in de richting van het voorschip - van [slachtoffer1] heeft plaatsgenomen. [slachtoffer1] heeft, toen de verdachte naast hem stond, de snelheid van de speedboot verhoogd en de verdachte heeft in reactie daarop met zijn linkerhand een stang waarmee het dak boven de console bevestigd is vastgepakt en met zijn rechterhand het stuur vastgepakt en daarna vastgehouden. Vlak voor de aanvaring heeft de verdachte het stuur nog een ruk naar rechts gegeven. De verdachte heeft steeds verklaard dat hij eerst naast [slachtoffer1] is gaan staan en dat daarna door [slachtoffer1] de snelheid van de boot is verhoogd, zodat de verklaringen van de verdachte op dit punt consistent zijn en het hof de verdachte daarin zal volgen.
Het hof constateert dat door de op de speedboot aanwezige personen niet eenduidig is verklaard over het precieze moment waarop de verdachte het stuur heeft vastgepakt. Ook de verdachte zelf heeft daar geen duidelijkheid over gegeven en er bevinden zich in het dossier ook verder geen bewijsmiddelen waaruit dit exacte moment kan worden afgeleid. Wel kan op basis van de verklaringen van de verdachte worden vastgesteld dat de verdachte ergens tussen de pont bij [plaats3] en het restaurant het [restaurant] het stuur heeft vastgepakt en daarna heeft vastgehouden. Het hof gaat uit van deze verklaringen van de verdachte, wat er verder ook zij van de verklaringen van de getuigen [getuige1] en [getuige2] . Het hof merkt in dit verband nog op dat, in lijn met hetgeen het hof in zijn arrest van 14 december 2010 heeft beslist, de door [getuige3] , [getuige4] en [getuige5] afgelegde verklaringen slechts voor het bewijs zullen worden gebruikt voor zover deze verklaringen bevestiging vinden in de verklaringen van de verdachte. Om deze reden acht het hof de benoeming van een rechtspsycholoog, zoals door de raadsman in voorwaardelijke zin is verzocht teneinde deze getuigenverklaringen op hun betrouwbaarheid te toetsen, ook niet noodzakelijk.
Ter beantwoording van de vraag of de verdachte als bestuurder van de speedboot en als medepleger kan worden aangemerkt, overweegt het hof het volgende.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat de aanvaring heeft plaatsgevonden tussen de kilometerraaiborden 56 en 57. Blijkens de verklaringen van de verdachte is gedurende maximaal dertig seconden de snelheid opgevoerd tot zo'n vijftig kilometer per uur. Het hof concludeert dat de verdachte onder deze omstandigheden ten minste gedurende een aantal honderden meters het stuur heeft vastgehouden.
De verdachte heeft op 13 juni 2008 bij de politie verklaard dat hij naast [slachtoffer1] is gaan staan omdat hij zag dat [slachtoffer1] moeite had met kijken. Hij heeft verklaard het stuurwiel vast te hebben gepakt om invloed te kunnen uitoefenen op de vaarrichting van de boot. Er werd snel gevaren en hij wilde dat zij de goede kant opvoeren. Hij deed dit omdat hij het varen van [slachtoffer1] niet meer vertrouwde.
Het hof overweegt dat de verdachte gedurende maximaal dertig seconden over een afstand van een aantal honderden meters het stuur van de speedboot heeft vastgehad terwijl hij de bedoeling had de vaarrichting van de boot te beïnvloeden. Daarnaast heeft de verdachte vlak voor de aanvaring een ruk aan het stuur naar rechts gegeven. Naar het oordeel van het hof leiden deze gedragingen van de verdachte tot de conclusie dat hij als bestuurder in de zin van het Binnenvaartpolitiereglement (hierna: BPR) kan worden aangemerkt. Immers, degene die zich ingevolge het derde lid van artikel 1.03 van het BPR aan boord van een schip bevindt en zelfstandig - dat wil zeggen: zonder daartoe strekkende aanwijzingen van de schipper - de koers en snelheid van het schip bepaalt, is verantwoordelijk voor de naleving van het BPR. Nu [slachtoffer1] degene is geweest die de gashendels bediende en de snelheid, nadat de verdachte naast hem was komen staan, dusdanig heeft verhoogd dat de toegestane maximumsnelheid fors werd overschreden en de verdachte daarop niet heeft gewaarschuwd of heeft ingegrepen, maar de boot is gaan besturen, acht het hof een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [slachtoffer1] wettig en overtuigend bewezen.
Ten slotte overweegt het hof, met betrekking tot de vraag of sprake is van roekeloos handelen aan de zijde van de verdachte, als volgt.
Het hof acht bewezen dat de verdachte samen met [slachtoffer1] in de nacht van 6 op 7 juni 2008 met snelheden van tussen de twintig en tachtig kilometer per uur heeft gevaren, terwijl de ter plaatse toegestane maximumsnelheid op 12,5 kilometer per uur lag. Zowel de verdachte als [slachtoffer1] was onder invloed van alcoholhoudende drank. Dat de verdachte onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde, leidt het hof af uit de verklaringen van de verdachte bij de politie die inhouden dat hij die dag, vanaf 17.30 tot 24.00 uur, tien tot twaalf glazen bier op had. Hoewel op basis van deze verklaringen de hoogte van het alcoholpromillage niet kan worden vastgesteld, leveren deze verklaringen naar het oordeel van het hof wel bewijs voor de stelling dat de verdachte verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank. Door de verdachte en [slachtoffer1] is vervolgens in een flauwe bocht van het [kanaal] met hoge snelheid het binnenvaartschip de " [boot2] " ingehaald, terwijl dit schip op dat moment al bezig was het haar tegemoetkomende schip de " [boot3] " voorbij te varen. De verdachte heeft, blijkens zijn verklaring, zicht gehad op de " [boot2] ", maar heeft de " [boot3] " in het geheel niet gezien.
De huidige jurisprudentie van de Hoge Raad in aanmerking nemend, is het hof van oordeel dat deze gedragingen van de verdachte niet als roekeloos kunnen worden gekwalificeerd. Wel acht het hof bewezen dat de verdachte, onder voornoemde omstandigheden, zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gevaren.
Het hof oordeelt dat de aan de verdachte onder 1 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair
hij in de nacht van 6 op 7 juni 2008, op het [kanaal] , in de gemeente [gemeente] , als bestuurder van een schip, een snelle motorboot, te weten een speedboot met het registratienummer [nummer] , en derhalve als zodanig zijnde degene die zich tijdens het varen zodanig moet gedragen dat er, onder meer, geen gevaar of hinder wordt veroorzaakt en dat er niet te snel wordt gevaren,
tezamen en in vereniging met een ander zeer onvoorzichtig en onoplettend met dat schip (speedboot) heeft gevaren op de route vanaf [plaats1] gaande in de richting van [plaats2] ,
immers,
- hebben verdachte en zijn mededader met dat schip (speedboot) gevaren met snelheden variërend van 20 tot 80 kilometer per uur, en zulks terwijl het nacht en derhalve donker was, en
- hebben verdachte en zijn mededader met dat schip (speedboot) gevaren terwijl verdachte en verdachtes mededader verkeerden onder de invloed van alcoholhoudende drank en
- zijn verdachte en zijn mededader vervolgens met dat schip (speedboot) achter een aldaar varend binnenvaartschip genaamd de “ [boot2] ” gaan varen, dat dezelfde koers voer als verdachte en verdachtes mededader en hebben verdachte en zijn mededader vervolgens met dat schip (speedboot) de “ [boot2] ” met hoge snelheid aan diens bakboordzijde ingehaald, terwijl de “ [boot2] ” op dat moment al bezig was het haar tegemoetkomende
schip genaamd de “ [boot3] ”, dat kwam uit de richting [plaats4] en ging in de richting van [plaats5] , voorbij te varen
en zulks terwijl verdachte en zijn mededader met dat schip (speedboot) in een flauwe bocht voeren en hierbij niet voldoende hebben opgelet op het verdachte en zijn mededader tegemoetkomend scheepvaartverkeer en
- waardoor verdachte en zijn mededader vervolgens met dat schip (speedboot) zijn aangevaren tegen de bakboordzijde van de kop van het verdachte en zijn mededader tegemoetkomende binnenvaartschip, “ [boot3] ”,
waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer1] , die zich als opvarende bevond op voornoemde speedboot, overboord is geslagen en zodanig letsel, te weten verdrinkingsletsel, heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
3.
subsidiair
hij in de nacht van 6 op 7 juni 2008, op het [kanaal] , in de gemeente [gemeente] , als bestuurder van een schip, een snelle motorboot, te weten een speedboot met het registratienummer [nummer] , en derhalve als zodanig zijnde degene die zich tijdens het varen zodanig moet gedragen dat er, onder meer, geen gevaar of hinder wordt veroorzaakt en dat er niet te snel wordt gevaren,
tezamen en in vereniging met een ander zeer onvoorzichtig en onoplettend met dat schip (speedboot) heeft gevaren op de route vanaf [plaats1] gaande in de richting van [plaats2] ,
immers,
- hebben verdachte en zijn mededader met dat schip (speedboot) gevaren met snelheden variërend van 20 tot 80 kilometer per uur en zulks terwijl het nacht en derhalve donker was, en
- hebben verdachte en zijn mededader met dat schip (speedboot) gevaren terwijl verdachte en verdachtes mededader verkeerden onder de invloed van alcoholhoudende drank en
- zijn verdachte en zijn mededader vervolgens met dat schip (speedboot) achter een aldaar varend binnenvaartschip genaamd de “ [boot2] ” gaan varen, dat dezelfde koers voer als verdachte en verdachtes mededader, en hebben verdachte en zijn mededader vervolgens met dat schip (speedboot) de “ [boot2] ” met hoge snelheid aan diens bakboordzijde ingehaald, terwijl de “ [boot2] ” op dat moment al bezig was het haar tegemoetkomende
schip genaamd de “ [boot3] ”, dat kwam uit de richting [plaats4] en ging in de richting van [plaats5] , voorbij te varen,
en zulks terwijl verdachte en zijn mededader met dat schip (speedboot) in een flauwe bocht voeren en hierbij niet voldoende hebben opgelet op het verdachte en zijn mededader tegemoetkomend scheepvaartverkeer en
- waardoor verdachte en zijn mededader vervolgens met dat schip (speedboot) zijn aangevaren tegen de bakboordzijde van de kop van het verdachte en zijn mededader tegemoetkomende binnenvaartschip, “ [boot3] ”,
ten gevolge waarvan [slachtoffer2] , die zich als opvarende bevond op voornoemde speedboot, overboord is geslagen en in het water terecht is gekomen, waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele breuk aan het rechteronderbeen waarbij in het onderbeen een stalen pin is geplaatst en 10 dagen in het ziekenhuis heeft gelegen en ongeveer drie maanden arbeidsongeschikt is geweest, heeft bekomen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn.
Het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In de nacht van 6 op 7 juni 2008 heeft zich op het [kanaal] een tragisch ongeval voorgedaan waarbij een speedboot op een aldaar varend binnenvaartschip is gebotst. Eén van de opvarenden heeft daarbij het leven gelaten en een ander heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De verdachte wordt verweten dat hij, samen met een ander, als bestuurder van de speedboot zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld.
Het hof realiseert zich dat het ongeval ook voor de verdachte een uiterst ingrijpende gebeurtenis is geweest, waarvoor hij niet de enige verantwoordelijke is. Feit is echter dat hij met zijn medebestuurder met een veel te hoge snelheid en onder invloed van drank heeft gevaren en daardoor medeverantwoordelijk is voor het ontstaan van het ongeval en de gevolgen die dit ongeval heeft gehad, in het bijzonder voor [slachtoffer1] en [slachtoffer2] .
Het feit dat er andere opvarenden aanwezig waren die ook hadden kunnen ingrijpen, maar dat niet hebben gedaan, maakt dat niet anders.
De ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder die hebben plaatsgevonden en de gevolgen die deze hebben gehad, maken dat het hof de oplegging van een gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf op zijn plaats acht.
Het hof zal in de strafoplegging betrekken dat er, met name na de terugwijzing door de Hoge Raad, veel tijd is verstreken. Daarbij is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens overschreden. Het hof acht in deze zaak een taakstraf van 240 uur, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten hebben plaatsgevonden, passend. Gelet echter op de schending van de redelijke termijn zal het hof deze taakstraf beperken tot 180 uur.
Gelet op het tijdsverloop en gelet op het gegeven dat de verdachte blijkens het hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 12 juni 2015 geen noemenswaardige documentatie heeft en na de bewezenverklaarde feiten, die inmiddels ruim zeven jaar geleden hebben plaatsgevonden, geen nieuwe strafbare feiten heeft begaan, ziet het hof, anders dan de advocaat-generaal en de raadsman, geen aanleiding om de verdachte thans nog een voorwaardelijke straf op te leggen. Het hof zal de aan de verdachte op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf beperken tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 47, 57, 307 en 308 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 3 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. J.H. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier,
en op 24 juli 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.H. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.