ECLI:NL:GHARL:2015:5572

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2015
Publicatiedatum
23 juli 2015
Zaaknummer
21-004507-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van betrokkenheid bij woningoverval en veroordeling voor wapenbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte werd beschuldigd van betrokkenheid bij een woningoverval die plaatsvond op 22 juni 2013, waarbij de slachtoffers, een gezin, met geweld en bedreiging werden overvallen. De verdachte ontkende echter elke betrokkenheid en voerde een alibi aan, ondersteund door getuigenverklaringen en telefoongegevens. Het hof heeft vastgesteld dat het forensische bewijs, waaronder DNA-sporen en schoensporen, niet voldoende was om de betrokkenheid van de verdachte bij de overval te bewijzen. De getuige die het alibi van de verdachte bevestigde, werd geloofwaardig bevonden, en er waren geen aanwijzingen dat deze getuige onbetrouwbaar was. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van woningoverval.

Daarnaast werd de verdachte wel veroordeeld voor wapenbezit. Hij had op 30 oktober 2013 een vuurwapen en munitie van categorie III in zijn bezit, evenals een nabootsing van een vuurwapen. Het hof oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van wapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de overval.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004507-14
Uitspraak d.d.: 23 juli 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank
Midden-Nederland van 15 juli 2014 met parketnummer 16-702324-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 juli 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij2] , [benadeelde partij1] en [benadeelde partij3] geheel toegewezen worden, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, alsmede dat op het beslag conform het vonnis waarvan beroep beslist wordt. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. D. Nieuwenhuis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 juni 2013 te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (in/uit een woning gelegen aan de [adres] ) een radio en/of een fotocamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s)
- rond 3:30 uur in de nacht
- terwijl hij/ zij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een taser bij zich had(den)
- de slaapkamer van die [benadeelde partij3] is/zijn binnengegaan en/of die [benadeelde partij3] heeft/hebben wakker geschud en/of tegen die [benadeelde partij3] heeft/hebben gezegd dat hij op de grond moest gaan liggen en/of
- de slaapkamer van die [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij1] is/zijn binnengegaan en/of die [benadeelde partij2] aan de arm/mouw heeft/hebben getrokken en/of op het bed is/zijn gesprongen en/of (meermalen) (dreigend) heeft/hebben geroepen 'het is een overval, het is een overval', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde partij2] (meermalen) met kracht (met een voorwerp en/of met de hand) in het gezicht en/of op het hoofd in elk geval het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen;
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2013 te [plaats] een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk CZ, model 70, kaliber 7,65 mm), en/of munitie van categorie III, te weten 4 scherpe patronen (merk Geco, kaliber 7,65 mm), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 juni 2013 tot en met
30 oktober 2013 te [plaats] en/of te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, (een) of meer wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten (een) nabootsing(en) van (een) pistool, dat/die door zijn/hun vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde

Uit het dossier blijkt dat in de nacht van 22 juni 2013 te [plaats] rond 3.30 uur in de woning van de familie [benadeelde partijen] een overval plaatsvond. Vader [benadeelde partij2] , moeder
[benadeelde partij1] en zoon [benadeelde partij3] , die daar aanwezig waren, zijn door drie manspersonen overvallen. De drie familieleden zijn daarbij gewekt uit hun slaap en zijn geconfronteerd met zowel bedreiging met (vuur)wapens als fors fysiek geweld. [benadeelde partij2] heeft door het op hem uitgeoefende geweld meerdere verwondingen opgelopen. Uit de woning is een radio en een fotocamera weggenomen.
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij één van de drie overvallers is geweest.
Verdachte heeft vanaf het begin elke betrokkenheid bij de overval ontkend. Verdachte heeft vanaf het begin verklaard dat hij die nacht bij zijn vriendin verbleef. En dat hij haar kort voorafgaand aan dit bezoek heeft gebeld.
Op 1 juli 2014 heeft de rechtbank ter zitting verdachtes vriendin onder ede gehoord. Zij heeft verklaard dat verdachte in de nacht van 21 op 22 juni 2013 naar haar adres in [plaats] is gekomen. Ze zijn samen naar bed gegaan. Ze wist niet meer precies hoe laat, maar meestal ging ze om 1.00 uur of 1.30 uur slapen. Toen ze de volgende ochtend wakker werd, was verdachte daar nog. In zoverre bevestigt deze getuige de verklaring van verdachte over zijn verblijfplaats die nacht.
Het hof stelt vast dat uit historische telefoongegevens blijkt dat verdachtes GSM op 22 juni 2013 om 1.13 uur de telefoonmast aan de Loemark in [plaats] heeft aangestraald. Dit bevestigt het door verdachte aangegeven telefooncontact met zijn vriendin.
Voor de beantwoording van de vraag of de getuige, in combinatie met de telefoonmastgegevens een alibi verschaffen aan verdachte is het allereerst van belang om de geloofwaardigheid van de getuige te beoordelen. In het verhoor van de getuige zoals dat is weergegeven in het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank ziet het hof op zich geen aanknopingspunten om te twijfelen aan haar geloofwaardigheid. Ook komen er uit het dossier anderszins geen gegevens naar voren die met zich meebrengen dat de geloofwaardigheid van de getuige in twijfel moet worden getrokken. Het enkele feit dat de getuige pas laat in de procedure naar voren is gekomen vormt naar het oordeel van het hof niet een zodanige omstandigheid omdat verdachte daar een verklaring voor geeft in die zin dat hij meende dat zijn schuld op geen enkele manier bleek en hij het daarom niet eerder nodig vond de getuige naar voren te brengen. Verdachte heeft ook tijdens zijn verhoren bij de politie bovendien al aangegeven dat deze getuige zijn aanwezigheid in [plaats] ten tijde van de overval kon bevestigen.
Twijfel aan de geloofwaardigheid van deze getuige zou kunnen ontstaan doordat er zich bewijs in het dossier bevindt dat zo overtuigend is dat aan verdachtes betrokkenheid bij de overval in redelijkheid niet kan worden getwijfeld. Om te beoordelen of hiervan sprake is zal het hof het aanwezige bewijsmateriaal aan een nadere beschouwing onderwerpen.
Er zijn in de kern drie sporen in het dossier die voor verdachte belastend zijn.
Het eerste is een DNA-spoor van verdachte dat op de slede van een wapen die in de slaapkamer van aangevers [benadeelde partijen] is aangetroffen. De aanwezigheid van dat spoor is weliswaar belastend voor verdachte, maar is nog geen direct bewijs voor verdachtes aanwezigheid tijdens de overval.
Gezien de inhoud van het dossier is aannemelijk geworden dat verdachte het wapen waarvan op de plaats van de overval onderdelen zijn aangetroffen al eens eerder in handen heeft gehad. Zijn verklaring daarover, namelijk dat hij dat wapen bij medeverdachte [medeverdachte] thuis heeft gebruikt om daarmee op blikjes te schieten, vindt in informatie die zich in het dossier bevindt immers bevestiging. Dit vormt op zichzelf dus een alternatieve verklaring voor de aanwezigheid van het aangetroffen spoor. Daarmee is het aangetroffen spoor op zichzelf genomen geen sluitend bewijs dat dat spoor daar tijdens de overval is achtergelaten.
Het tweede belastende spoor is een handschoen die in een slaapkamer van de woning van verdachtes moeder is aangetroffen. Aan de binnenzijde bevond zich celmateriaal van aangever [benadeelde partij2] , zo blijkt uit het deskundigenverslag van dr. Nagel van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Het NFI heeft van verdachte en van minimaal twee andere personen DNA-nevenkenmerken gevonden. Van verdachte en die andere personen heeft het NFI geen matchkans kunnen berekenen. In hoger beroep heeft dr. Nagel een nader verslag uitgebracht en naar aanleiding van de verslagen ter terechtzitting van het hof een verklaring afgelegd. De uitkomst van het onderzoek van het NFI is weliswaar belastend voor verdachte, maar dwingen niet tot de conclusie dat het verdachte is geweest die de handschoen ten tijde van de overval heeft gedragen en de handschoen in de slaapkamer heeft achtergelaten. De onderzoeksresultaten van het NFI laten daarvoor teveel vragen onbeantwoord terwijl naar het oordeel van het hof niet valt te verwachten dat nader onderzoek die vragen zal beantwoorden.
Op de handschoen is geen DNA-profiel van verdachte aangetroffen maar zijn in het materiaal DNA-kenmerken aangetroffen die overeenkomen met het DNA-profiel van verdachte. In zijn verslag heeft dr. Nagel aangegeven dat in verband hiermee het niet mogelijk is om een standaard statische berekening uit te voeren voor het vaststellen van de gevonden match met het DNA-profiel van verdachte.
De wetenschappelijke bewijswaarde wordt in zijn verslag daarom geformuleerd in verbale termen van waarschijnlijkheid. Aan de hand van twee geformuleerde hypothesen wordt geconcludeerd dat de hypothese dat de bemonstering celmateriaal van onder meer [verdachte] bevat extreem veel waarschijnlijker is dan dat de bemonstering celmateriaal van drie willekeurig onbekende personen bevat.
Uit de toelichting van dr. Nagel ter zitting van het hof blijkt dat het NFI bij de conclusies die in het nadere verslag staan opgenomen ervan is uitgegaan dat geen van de donoren van het aangetroffen celmateriaal verwant zijn aan aangever [benadeelde partij2] of verdachte. Als dat wel het geval zou zijn, zou de uitkomst anders zijn. De kans is groot dat familieleden overeenkomende DNA-kenmerken hebben.
Uit het dossier volgt dat verdachte weliswaar gebruik maakte van de betreffende slaapkamer in de woning van zijn moeder, maar dat hij daar niet altijd verbleef. Ook anderen dan verdachte kwamen daar in die slaapkamer, waaronder zijn broer en ook mag worden aangenomen dat de moeder van verdachte in die slaapkamer in haar woning kwam.
Het hof kan niet in redelijkheid uitsluiten dat een ander dan verdachte de sporen op de handschoen heeft achtergelaten en ook niet dat een ander de handschoen in die slaapkamer heeft achtergelaten. De aanwezigheid van de DNA-nevenkenmerken die overeenkomen met het profiel van verdachte zeggen niks over de wijze waarop die nevenkenmerken daar zijn gekomen en voorts blijkt uit voorgaande dat die nevenkenmerken daar ook door anderen kunnen zijn achtergelaten. Bovendien zijn er ook nog nevenkenmerken van twee andere personen aangetroffen. Het hof acht dan ook de aangetroffen DNA-nevenkenmerken die overeenkomen met die van verdachte in het licht van het voorgaande zodanig zwak dat het niet kan worden aangemerkt als bewijs van verdachtes daderschap.
Het derde belastende bewijs wordt gevormd door schoensporen.
Op circa 350 meter van de woning van de familie [benadeelde partijen] waren op een pad inkomende schoensporen zichtbaar. Deze zijn gefotografeerd voor eventueel vergelijkend onderzoek. Het profiel van één van deze gefotografeerde schoensporen komt overeen met het profiel van schoenen die tijdens de doorzoeking in de woning van verdachtes moeder in een entree/schoenenkast zijn gevonden. Hoewel aanvankelijk gerelateerd werd dat deze schoenen een lengte van 28 centimeter hebben, hetgeen overeen zou komen met schoenmaat 43/44, is bij een aanvullend proces-verbaal, toegevoegd in hoger beroep, vast komen te staan dat de schoenmaat 42 was.
De schoenen die bij de doorzoeking zijn aangetroffen zijn bemonsterd en onderzocht door het NFI. In een bemonstering van de instapopening van de rechterschoen is een DNA-mengprofiel van minimaal vijf personen aangetroffen waaronder een afgeleide combinatie van prominent aanwezige DNA-kenmerken van verdachte en DNA-nevenkenmerken van minimaal vier onbekende personen, niet geschikt voor een vergelijkend DNA-onderzoek. Ten aanzien van de bemonstering van de neus van de linker- en rechterschoen en de wreef van de rechterschoen concludeert het NFI dat een onvolledig DNA-mengprofiel van minimaal drie personen is aangetroffen waarbij verdachte de donor kan zijn en er sprake is van minimaal twee onbekende personen.
Ook de aanwezigheid van dat spoor is weliswaar belastend voor verdachte, maar is nog geen direct bewijs voor verdachtes aanwezigheid tijdens de overval.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij schoenmaat 43/44 heeft. Tevens heeft hij van meet af aan verklaard dat de bij de doorzoeking in beslag genomen schoenen van zijn broer waren. Zoals reeds aangegeven, blijkt uit het dossier dat ook verdachtes broer in de woning aan [adres] te [plaats] verbleef.
Naar het oordeel van het hof is gelet op het voorgaande niet zonder redelijke twijfel vast komen te staan dat verdachte de in beslag genomen schoenen die qua profiel overeenkomen met het profiel van schoensporen nabij de plaats delict, ten tijde van de woningoverval heeft gedragen. Daarbij komt dat het schoenen van het type Nike Air betreft, een algemeen type model schoen waarvan er vele in Nederland in omloop zijn.
Ook deze bevindingen kunnen naar het oordeel van het hof niet als bewijs dienen voor het feit dat verdachte één van de overvallers zou zijn geweest.
Slotsom
Al het voorgaande leidt ertoe dat het hof niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte één van de daders van de woningoverval te [plaats] is geweest, ook niet als de aangetroffen sporen in onderling verband worden bezien.
Het door verdachte aangevoerde alibi wordt bevestigd door een getuige en van de ongeloofwaardigheid van die getuige is gelet op het dossier en de beoordeling van het aantroffen bewijsmateriaal niet gebleken.
Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van het hem onder 1 ten laste gelegde.
Partiële vrijspraak ter zake van het eerste onderdeel in het onder 3 ten laste gelegde
In het eerste onderdeel van feit 3 wordt verdachte kortgezegd verweten dat hij, al dan niet tezamen met een ander, het luchtdrukwapen dat gebruikt is bij de overval voorhanden heeft gehad.
Nu verdachte niet schuldig wordt bevonden aan het plegen van de woningoverval, kan ook dit onderdeel niet wettig en overtuigend bewezen worden. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte derhalve vrijgesproken worden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij op 30 oktober 2013 te [plaats] een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk CZ, model 70, kaliber 7,65 mm), en munitie van categorie III, te weten 4 scherpe patronen (merk Geco, kaliber 7,65 mm), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 30 oktober 2013 te [plaats] , een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool, dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie. Hij heeft zowel een echt vuurwapen met bijbehorende munitie als een nagebootst vuurwapen voorhanden gehad.
Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen meebrengen en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met het de verdachte betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 10 juni 2015, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke delicten is veroordeeld.
Alles afwegend acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van
5 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Het hof legt hiermee een fors lagere straf op dan door de advocaat-generaal is geëist en dan de rechtbank heeft opgelegd. Dat komt omdat het hof verdachte vrijspreekt van zijn betrokkenheid bij de overval in [plaats] .
Het hof heeft verdachtes voorlopige hechtenis op 14 juli 2015 opgeheven.

Beslag

Onttrekking aan het verkeer
De op de beslaglijst onder de nummers 9, 16, 17, 18, 22, 34 en 38 vermelde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten respectievelijk:
- vuurwapen + bivakmuts;
- vuurwapen;
- bivakmuts, kleur zwart, wol;
- patroonhouder voor vuurwapen;
- bivakmuts kleur zwart;
- patroon kaliber 7.65;
- demper voor vuurwapen,
zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 2 en 3 begane feit aangetroffen. Zij behoren aan verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Teruggave aan verdachte
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal het hof de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder de nummers 6, 7, 15, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49 en 50 vermelde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten respectievelijk:
- 1 paar schoenen merk Nike Air, kleur blauw met rode zool;
- 1 paar schoenen merk Nike Air, kleur blauw;
- 1 paar schoenen merk Christian Dior;
- 1 paar schoenen merk Adidas, kleur roze en wit;
- 1 paar schoenen merk Nike, kleur groen/camouflage;
- 1 paar schoenen merk Nike Air, kleur zwart met blauw Nike-teken;
- 1 paar schoenen merk Nike Air, kleur donkerblauw met neon geel;
- 1 paar schoenen merk Nike Air, kleur zwart met wit Nike-teken;
- 1 paar schoenen merk Nike Air, kleur groen met wit;
- 1 paar schoenen merk Nike Air, kleur wit/zwart/blauw;
- 1 paar schoenen merk Timberland, kleur zwart camouflage veters.
Voortduring beslag
In verband met de vrijspraak van verdachte ter zake van de woningoverval is deze nog steeds niet opgelost en blijft het onder beslag houden van de handschoen met sporen van het slachtoffer [benadeelde partij2] (het op de beslaglijst onder nummer 39 vermelde voorwerp) van belang voor de waarheidsvinding. Het hof zal daarom gelasten dat het beslag op dit voorwerp voortduurt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.250,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.742,21. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.250,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
hetgeen op de beslaglijst vermeld staat onder de nummers 9, 16, 17, 18, 22, 34 en 38, te weten respectievelijk:
- vuurwapen + bivakmuts;
- vuurwapen;
- bivakmuts, kleur zwart, wol;
- patroonhouder voor vuurwapen;
- bivakmuts kleur zwart;
- patroon kaliber 7.65;
- demper voor vuurwapen;
Gelast de
voortduringvan het beslag met betrekking tot het op de beslaglijst onder nummer 39 vermelde goed, te weten:
- 1 handschoen, kleur zwart met witte opdruk 'the north face'.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
hetgeen op de beslaglijst vermeld staat onder de nummers 6, 7, 15, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49 en 50, te weten respectievelijk:
- 1 paar schoenen merk Nike Air, kleur blauw met rode zool;
- 1 paar schoenen merk Nike Air, kleur blauw;
- 1 paar schoenen merk Christian Dior;
- 1 paar schoenen merk Adidas, kleur roze en wit;
- 1 paar schoenen merk Nike, kleur groen/camouflage;
- 1 paar schoenen merk Nike Air, kleur zwart met blauw Nike-teken;
- 1 paar schoenen merk Nike Air, kleur donkerblauw met neon geel;
- 1 paar schoenen merk Nike Air, kleur zwart met wit Nike-teken;
- 1 paar schoenen merk Nike Air, kleur groen met wit;
- 1 paar schoenen merk Nike Air, kleur wit/zwart/blauw;
- 1 paar schoenen merk Timberland, kleur zwart camouflage veters.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij3] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door
mr. K. Lahuis, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. M.C. Fuhler, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Reinke, griffier,
en op 23 juli 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.