ECLI:NL:GHARL:2015:542

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
28 januari 2015
Zaaknummer
200.155.097
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Warnaar
  • A. Husson
  • M. Mertens-de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag, naamswijziging en omgangsregeling van minderjarigen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin de vader niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot het vaststellen van een begeleide omgangsregeling. De moeder en de stiefvader waren belast met het gezamenlijk gezag over de minderjarigen en de geslachtsnaam van de minderjarigen werd gewijzigd in die van de stiefvader. De vader heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en om opnieuw te oordelen over de omgangsregeling. De moeder en de stiefvader hebben zich verzet tegen dit verzoek en de bestreden beschikking willen laten bekrachtigen.

Tijdens de behandeling van de zaak heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. De vader heeft gesteld dat er sprake is van een ouder-verstotingssyndroom en dat de minderjarigen behoefte hebben aan een raadsonderzoek. De moeder heeft deze stellingen betwist en aangegeven dat een nieuw onderzoek belastend zou zijn voor de minderjarigen. Het hof heeft geconcludeerd dat de vader niet voldoende onderbouwd heeft dat de minderjarigen in gevaar zijn en dat een raadsonderzoek niet in hun belang is.

Het hof heeft vastgesteld dat de vader in het verleden problemen heeft gehad met drugs- en alcoholverslaving, wat heeft geleid tot een onveilige situatie voor de minderjarigen. Ondanks positieve veranderingen in het leven van de vader, zoals een stabiele relatie en behandeling, heeft het hof geoordeeld dat omgang met de vader in strijd zou zijn met de belangen van de minderjarigen. De rechtbank heeft terecht de verzoeken van de moeder en de stiefvader tot gezamenlijk gezag en naamswijziging toegewezen. Het hof heeft de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigd en het verzoek van de vader tot omgang afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 27 januari 2015
Zaaknummer : 200.155.097/01
Zaaknummer rechtbank : 255354 FZ RK 13-2512
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J. Breeveld te Amsterdam,
tegen
[verweerster],
hierna te noemen: de moeder,
en
[verweerder],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende op een geheim adres,
verweerders in hoger beroep,
advocaat mr. T.H. Dijkstra te Zwolle.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 21 augustus 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 21 mei 2014 van de rechtbank Gelderland.
De moeder heeft op 30 oktober 2014 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 17 september 2014 een V-formulier met bijlagen;
- op 15 december 2014 een V-formulier met bijlagen.
De zaak is op 17 december 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder en de stiefvader, bijgestaan door hun advocaat;
- mevrouw […] namens de raad.
De hierna te noemen minderjarigen zijn in raadkamer gehoord.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is:
  • de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot het vaststellen van een begeleide omgangsregeling;
  • de moeder en de stiefvader belast met het gezamenlijk gezag over de minderjarigen [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats], en [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats], (hierna te noemen: de minderjarigen);
  • de geslachtsnaam van de minderjarigen gewijzigd in: [geslachtsnaam stiefvader];
  • de ambtenaren van de Burgerlijke Stand in de gemeenten [geboorteplaats] en [geboorteplaats] gelast een latere vermelding van de geslachtsnaamwijziging aan de daarvoor in aanmerking komende akten toe te voegen;
  • bepaald dat de griffier van de rechtbank afschrift van de beschikking zal toezenden aan de ambtenaren van de Burgerlijke Stand te [geboorteplaats] en [geboorteplaats] zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan;
  • de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. Namens de moeder is bezwaar gemaakt tegen de verklaringen die als productie 5 van de zijde van de vader zijn overgelegd en bij het hof op 15 december 2014 zijn ingekomen. Nu de stukken eenvoudig te doorgronden zijn, zal het hof deze bij de beoordeling betrekken.
2. In geschil zijn het gezag, de naamswijziging en de omgang tussen de vader en de minderjarigen.
3. De vader verzoekt het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vader ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot het vaststellen van een begeleide omgangsregeling en de verzoeken van de moeder en de stiefvader om met het gezamenlijk gezag over de minderjarigen te worden belast en de geslachtsnaam van de minderjarigen te wijzigen in [geslachtsnaam stiefvader] af te wijzen en, tevens opnieuw rechtdoende, een onderzoek door de raad te gelasten.
4. De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof het beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, een en ander uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van de vader in de kosten van deze procedure.
Onderzoek door de raad
5. Volgens de vader heeft de rechtbank zich ten onrechte voldoende voorgelicht geacht en geen raadsonderzoek gelast naar de kwestie van het gezag, de naamswijziging en het opstarten van een begeleide omgangsregeling. Er is bij de minderjarigen sprake van het ouder-verstotingssyndroom en dit is schadelijk voor hun geestelijke ontwikkeling. Alarmerende signalen duiden erop dat de minderjarigen met een groot loyaliteitsconflict kampen. Het is in het belang van de minderjarigen dat een raadsonderzoek wordt ingesteld en adequate hulp wordt ingeschakeld.
6. De moeder bestrijdt de stellingen van de vader. Wat de zorgen over de geestelijke ontwikkeling van de minderjarigen zouden zijn, wordt niet onderbouwd, en opnieuw een onderzoek van de raad is juist belastend voor de minderjarigen.
7. Het hof acht zich op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht om een beslissing te nemen op de aan het hof voorliggende verzoeken. Nog afgezien van het feit dat de vader zijn stellingen ter zake van zijn zorgen over de minderjarigen niet heeft onderbouwd, en het hof hiervan ook niet is gebleken, acht het hof een raadsonderzoek niet in het belang van de minderjarigen. Naar het oordeel van het hof is genoegzaam gebleken dat de minderjarigen vooral dringend behoefte hebben aan rust en aan een einde van alle procedures.
Omgang
8. De vader stelt dat de omstandigheden de afgelopen twee jaren dusdanig zijn gewijzigd dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling. Omgang is een fundamenteel recht van ouder en kind en kan alleen ontzegd worden indien de zwaarwegende belangen of de ernstige bezwaren van het kind dit noodzakelijk maken. Alle levensomstandigheden van de vader zijn volledig ten positieve gekeerd. Hij beschikt nu wel over een woning en inkomen, hij laat zich behandelen door een psycholoog, heeft geen alcohol- of drugsverslaving meer en heeft een stabiele relatie. De omgang wordt nu feitelijk ontzegd op grond van de angstgevoelens van de moeder die gebaseerd zijn op gebeurtenissen uit het verleden. De vader wijst voorts op artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek en onder meer op artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM).
9. De moeder betreurt het dat de vader keer op keer zijn belang boven dat van de minderjarigen stelt en blijkbaar niet begrijpt wat de impact van zijn handelswijze op hen is. Tot driemaal toe is de omgang afgewezen, laatstelijk voor een periode van vijf jaren. Uit de argumenten van de vader blijkt dat hij nog altijd in dezelfde slachtofferrol zit als drie jaar geleden en zijn wil door zet zonder rekening te houden met de wens van de minderjarigen. Voor haar angstgevoelens voor de vader is de moeder al in 2009 en 2010 in therapie geweest.
10. Het hof acht de vader ontvankelijk in zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling. Elke afwijzing van een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen ouder en kind en elke beslissing waarbij de omgang is ontzegd, is tijdelijk van aard, in die zin dat de ouder wiens verzoek is afgewezen of aan wie de omgang is ontzegd zich in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na verloop van een jaar opnieuw tot de rechter kan wenden teneinde een omgangsregeling te doen vaststellen. Het hof zal het verzoek van de vader desalniettemin afwijzen en overweegt daartoe als volgt.
11. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van het hof gebleken dat de overwegingen van het gerechtshof Leeuwarden die hebben geleid tot de beslissing van 19 juni 2012, en waarbij de vader het recht op omgang voor de duur van vijf jaren is ontzegd, nog altijd van toepassing zijn. Het hof zoekt aansluiting bij de rechtsoverwegingen 10 tot en met 13 van voormelde beschikking.
12. Onweersproken is dat partijen 20 jaar een relatie hebben gehad en dat in de loop van de tijd de problemen binnen het gezin steeds groter zijn geworden als gevolg van de drugs- en alcoholverslaving van de vader. De vader dealde in drugs, was meestentijds afwezig en als hij thuis was zorgde hij voor conflicten. Zijn kinderen hebben jarenlang ernstig geleden onder deze omstandigheden. De spanningen en het huiselijk geweld waren uiteindelijk zodanig dat de moeder in augustus 2009 met de minderjarigen en hun oudere - inmiddels meerderjarige - zus het huis is ontvlucht en onderdak heeft gezocht bij de Vrouwenopvang.
13. Ondanks deze feiten en omstandigheden blijft de vader volharden dat de angst van de minderjarigen voor hem te wijten is aan de moeder. Deze opstelling getuigt slechts van het feit dat de vader zelfinzicht ontbeert en nog altijd niet in staat is om zich in te leven in de minderjarigen. Naar het oordeel van het hof is genoegzaam gebleken dat als de minderjarigen dit zouden wensen, de moeder hen de gelegenheid zou geven om het contact met de vader aan te gaan De dwingende houding van de vader en het feit dat hij de schuld bij de moeder legt, die er wel altijd voor de minderjarigen is geweest, bewerkstelligt dat hij de minderjarigen nog verder van zich verwijdert dan al het geval was door de wijze waarop hij binnen het gezin heeft gefunctioneerd. Zolang de vader niet de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de ontstane verwijdering tussen hem en zijn kinderen zal, ondanks de positieve ontwikkelingen in het leven van de vader, omgang met hem in strijd met de zwaarwegende belangen van de minderjarigen zijn. De bepalingen uit de verdragen waar de vader zich op beroept, maken dit niet anders.
Gezag en naamswijziging
14. De vader is van mening dat, bij toewijzing van het verzoek om de stiefvader mede met het gezag te belasten, de belangen van de minderjarigen zullen worden verwaarloosd. Zij bevinden zich immers in een ernstig loyaliteitsconflict en worden volledig beïnvloed door de moeder. Door de wijziging in het gezag en de naam zal dit alleen maar toenemen en de band tussen de vader en de minderjarigen definitief worden verbroken. De vader wijst op de uitspraak van de Hoge Raad van 24 januari 2003 (LJN AF0204). Hij had het logischer gevonden dat de minderjarigen de naam van de moeder zouden hebben gekregen, omdat zij met haar een levenslange band hebben.
15. De moeder wijst erop dat de vader op de laatste dag hoger beroep heeft ingesteld tegen de bestreden beschikking en dat dit niet tijdig is gemeld bij de rechtbank. Als gevolg daarvan heeft de rechtbank de gevolgen van de beschikking doorgevoerd en staan de minderjarigen nu geregistreerd in het gezagsregister met de achternaam [geslachtsnaam stiefvader]. De minderjarigen hebben geen goede band gehad met de vader en in de periode van 2006 tot en met 2009 was hij nauwelijks aanwezig. Van 2010 tot en met 2014 is een goede band opgebouwd met de stiefvader en het is hun uitdrukkelijke wens om zijn naam te dragen. Ook de moeder zal de naam [geslachtsnaam stiefvader] aannemen. Het ingestelde hoger beroep heeft een grote invloed op de minderjarigen en hun schoolprestaties lijden eronder. Door het instellen van hoger beroep, het omgang blijven verzoeken terwijl sprake is van een ontzegging daarvan, en het sturen van belastende kaartjes naar de minderjarigen, zorgt de vader ervoor dat de minderjarigen geen rust krijgen.
16. Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste en uitvoerige gronden de verzoeken van de moeder en de stiefvader tot gezamenlijk gezag en naamswijziging heeft toegewezen. Het hof neemt de gronden over en maakt deze tot de zijne. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel leiden. De bezwaren die de vader heeft aangevoerd tegen toewijzing van de verzoeken geven geen aanleiding tot vrees voor verwaarlozing van de belangen van de minderjarigen. Ook in hoger beroep is niet van loyaliteitsproblematiek bij de minderjarigen gebleken. De stiefvader vormt al ruim vier jaar met de moeder en de minderjarigen een gezin en hij is feitelijk medeverantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Uit het verhoor van de minderjarigen blijkt dat zij zich prettig en veilig voelen in deze gezinssituatie en graag zien dat de stiefvader mede met het gezag over hen wordt belast. Eveneens hebben zij verklaard blij te zijn met de naamswijziging en al jaren uit veiligheidsoverwegingen als “[geslachtsnaam stiefvader]” door het leven te gaan. Het hof is dan ook met de rechtbank van oordeel dat de feitelijke situatie in overeenstemming dient te zijn met de juridische en zal de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.
Proceskosten
17. De moeder verzoekt het hof de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure, maar heeft nagelaten dit verzoek te onderbouwen. Het hof zal de proceskosten gelet op de familierechtelijke aard van de procedure tussen partijen compenseren.
18. Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij de vader niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek tot het vaststellen van een begeleide omgangsregeling en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de vader tot het vaststellen van een begeleide omgangsregeling af;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Warnaar, Husson en Mertens-de Jong, bijgestaan door mr. Van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2015.