ECLI:NL:GHARL:2015:5394

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juli 2015
Publicatiedatum
17 juli 2015
Zaaknummer
21-003336-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf voor poging tot gewapende woningoverval met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die eerder door de rechtbank Noord-Nederland was veroordeeld voor een poging tot woningoverval. De verdachte, geboren in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De zaak betreft een poging tot gewapende woningoverval op 12 november 2011, waarbij de verdachte en zijn mededaders de aangever onder bedreiging met een vuurwapen in zijn woning hebben overvallen. De verdachte heeft tijdens het proces volhard in zijn alibi dat hij op het moment van de overval in Marokko was, maar dit alibi werd door het hof als ongeloofwaardig aangemerkt. Het hof heeft vastgesteld dat het DNA van de verdachte op een tie-wrap is aangetroffen op de plaats delict, wat zijn betrokkenheid bij de overval bevestigde. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003336-14
Uitspraak d.d.: 17 juli 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 2 juni 2014 met parketnummer 18-630753-11 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [woonadres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 juli 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 12 november 2011, in de gemeente [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit de woning [adres] weg te nemen geld en/of enig(e) ander(e) goed(eren) van verdachtes gading en/of de gading van verdachtes mededader(s), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met voormeld oogmerk, waarbij verdachte en/of verdachtes mededader(s) een bivakmuts over het gezicht/hoofd droeg(en), althans vermomd of met onherkenbaar of moeilijk herkenbaar gemaakt gelaat waren/was, en/of waarbij verdachte en/of verdachtes mededader(s) voorzien waren/was van een pistool, althans van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- een pistool, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben/heeft gericht, althans gehouden in de richting van en/of getoond aan, die [slachtoffer] terwijl deze genoemde woning verliet of had verlaten en/of
- genoemde [slachtoffer] hebben/heeft vastgegrepen en/of het glas van de voordeur hebben/heeft vernield en/of (vervolgens) genoemde [slachtoffer] genoemde woning in hebben/heeft geduwd en/of op een bank hebben/heeft gedrukt en/of (vervolgens) op de grond hebben/heeft geduwd en/of hebben/heeft getracht hem vast te binden en/of hebben/heeft getracht de/een arm(en) van die [slachtoffer] op zijn rug te draaien, en/of
- die [slachtoffer] de woorden hebben/heeft toegevoegd: "Geld, geld waar is het geld" en/of "Ik schiet je door je kankerkop" en/of "Als je rustig blijft dan gebeurt er niks", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 12 november 2011,in de gemeente [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit de woning [adres], door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of enig(e) ander(e) goed(eren) van verdachtes gading en/of de gading van verdachtes mededader(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met voormeld oogmerk, waarbij verdachte en/of verdachtes mededader(s) een bivakmuts over het gezicht/hoofd droeg(en), althans vermomd of met onherkenbaar of moeilijk herkenbaar gemaakt gelaat waren/was, en/of waarbij verdachte en/of verdachtes mededader(s) voorzien waren/was van een pistool, althans van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- een pistool, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben/heeft gericht, althans gehouden in de richting van en/of getoond aan, die [slachtoffer] terwijl deze genoemde woning verliet of had verlaten en/of
- genoemde [slachtoffer] hebben/heeft vastgegrepen en/of het glas van de voordeur hebben/heeft vernield en/of (vervolgens) genoemde [slachtoffer] genoemde woning in hebben/heeft geduwd en/of op een bank hebben/heeft gedrukt en/of (vervolgens) op de grond hebben/heeft geduwd en/of hebben/heeft getracht vast te binden en/of hebben/heeft getracht de/een arm(en) van die [slachtoffer] op zijn rug te draaien, en/of
- die [slachtoffer] de woorden hebben/heeft toegevoegd: "Geld, geld waar is het geld" en/of "Ik schiet je door je kankerkop" en/of "Als je rustig blijft dan gebeurt er niks", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat niet uitgesloten kan worden dat het op de ‘plaats delict’ aangetroffen DNA-spoor van de verdachte op een tie-wrap door toedoen van een ander of anderen dan verdachte daar terecht is gekomen. De in dit kader door de verdachte afgelegde leugenachtige verklaring – dat hij in Marokko was ten tijde van het tenlastegelegde feit – was ingegeven door de omstandigheid dat een eerlijke verklaring van verdachte belastend zou kunnen zijn voor verdachtes broer en legt onvoldoende gewicht in de schaal om tot een bewezenverklaring van het medeplegen te kunnen komen, aldus verdachte en zijn raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier volgt dat op 12 november 2011 getracht is om aangever [slachtoffer] in zijn woning te overvallen. Aangever [slachtoffer] is hiertoe – onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp –zijn woning ingeduwd, op de bank gedrukt en aldaar hebben een aantal daders geprobeerd om aangever vast te binden met tie-wraps. Door tussenkomst van de politie, is het hierbij gebleven en zijn de daders op de vlucht geslagen. Op één van de bij de overval gebruikte tie-wraps, die op voornoemde bank is aangetroffen, worden meerdere DNA-sporen aangetroffen, waaronder bloedsporen van aangever en een DNA-(meng)profiel van een dan nog onbekende persoon. Het (afgeleide) profiel matcht met het DNA-profiel dat van verdachte aanwezig is in de DNA-databank, waarbij de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon zou matchen met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
De aanwezigheid van het DNA van verdachte op een tie-wrap op de plaats delict impliceert dat verdachte als één van de plegers van de poging tot beroving in de woning van aangever [slachtoffer] aanwezig is geweest. Het betreft hier een omstandigheid die - mede gelet op de verklaring van aangever met betrekking tot de door de overvallers gebruikte tie-wraps - redengevend kan worden geacht voor het bewijs dat verdachte als medepleger bij het tenlastegelegde feit betrokken is geweest, tenzij verdachte hiervoor een redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring geeft.
Een dergelijke verklaring heeft verdachte echter - tot aan de zitting in hoger beroep op 3 juli 2015 - niet gegeven. In plaats daarvan heeft verdachte ervoor gekozen om zich te beroepen op een alibi, op de wijze zoals hierna zal worden uiteengezet.
Verdachte is bij gelegenheid van zijn 1e verhoor door de politie op 12 oktober 2012 gevraagd naar zijn aanwezigheid in Groningen en naar de bij hem in gebruik zijnde telefoonnummers. Verdachte is vervolgens medegedeeld dat er op 12 november 2011 een woningoverval heeft plaatsgevonden aan de [adres] te [pleegplaats]. In reactie hierop heeft verdachte verklaard dat hij in november 2011 twee weken in Marokko is geweest waar toen het Schapenfeest was. Verdachte dacht dat hij daar van begin november tot half november was geweest. In het tweede verhoor, op 13 oktober 2012, is verdachte geconfronteerd met de onderzoeksbevindingen dat er DNA-sporen van hem zijn aangetroffen op een tie-wrap en een wapenholster die op of nabij de plaats delict lagen. Verdachte heeft in dit verhoor, alsook in een groot deel van de daarop volgende verhoren, een beroep gedaan op zijn zwijgrecht.
Bij het verhoor op 19 december 2012 heeft verdachte opnieuw zijn alibi naar voren gebracht. Via zijn raadsman waren inmiddels de zogenaamde ‘boardingkaarten’ van Ryanair overgelegd voor een vlucht naar Marokko op 6 november 2011 en een terugvlucht op 13 november 2011, beide op naam van verdachte. Verdachte is bij het verhoor op 19 december 2012 geconfronteerd met diverse onderzoeksresultaten, waaronder het gebruik van het gsm-nummer 06-47580513. Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat verdachte aan dit telefoonnummer kan worden gekoppeld in de maanden rond de tenlastegelegde datum van 12 november 2011. Het betreffende nummer heeft blijkens de historische gegevens tot 7 november 2011 en na 14 april 2012 meermalen gsm-masten in Groningen aangestraald. Daarnaast is het telefoontoestel met voornoemd telefoonnummer in de nacht van 12 november 2011 vermoedelijk uitgeschakeld geweest.
Verdachte heeft in reactie hierop niet ontkend dat hij regelmatig in Groningen kwam, maar ontkende daar te zijn geweest op of omstreeks 12 november 2011. Verdachte bleef bij zijn verklaring dat hij toen in Marokko was, ook nadat hij was geconfronteerd met de informatie afkomstig van de liaison officer en Marokkaanse autoriteiten dat verdachte in die periode niet bij binnenkomst als bezoeker geregistreerd was.
Ter terechtzitting van de rechtbank op 19 mei 2014 heeft verdachte eveneens verklaard dat hij een alibi heeft omdat hij zich ten tijde van de overval in Groningen in Marokko bevond. Verdachte is geconfronteerd met het proces-verbaal van bevindingen van 10 december 2013 waarin is gerelateerd dat uit informatie van Ryanair is gebleken dat verdachte zowel op de heenvlucht op 6 november 2011 als op de terugvlucht op 13 november 2011 niet aan boord van het betreffende vliegtuig is geweest. Desondanks bleef verdachte bij zijn alibi en is het voorwaardelijke verzoek gedaan om zijn broer [broer 1] die met hem mee was geweest naar Marokko daarover als getuige te horen. Ook de ouders van verdachte konden getuigen dat hij in november 2011 bij hen in Marokko was geweest.
Gelet op het vorenstaande, waaronder met name de bevindingen in eerder genoemd proces-verbaal van 10 december 2013, heeft de rechtbank de verklaringen van verdachte met betrekking tot zijn verblijf in Marokko in de periode van 6 tot en met 13 november 2011, als kennelijk leugenachtig aangemerkt, afgelegd om de waarheid te bemantelen, namelijk dat verdachte als mededader bij de overval betrokken is geweest.
Namens verdachte is bij appelschriftuur van 27 juni 2014 in hoger beroep verzocht om - onder meer - het horen van de getuigen [broer 1], [broer 2] en [vriendin], die de verklaringen van verdachte met betrekking tot zijn verblijf in Marokko zouden moeten ondersteunen. De raadsheer-commissaris heeft de verzoeken op 18 december 2014 afgewezen, met uitzondering van het horen van de getuige [broer 2] voor zover het zou gaan over (een) vuurwapen(s). Deze getuige was inmiddels onherroepelijk vrijgesproken door de rechtbank van betrokkenheid bij de poging tot beroving op 12 november 2011 en kon wegens zijn verblijf in het buitenland pas ter terechtzitting van het hof op 3 juli 2015 worden gehoord.
Ter terechtzitting van het hof op 3 juli 2015 heeft verdachte een andere proceshouding ingenomen en erkend dat zijn verklaringen met betrekking tot het alibi inderdaad leugenachtig waren. Weliswaar hadden verdachte en zijn broer [broer 1] op 23 september 2011 de betreffende reis naar Marokko gereserveerd en betaald maar verdachte is niet naar Marokko geweest. Volgens verdachte heeft hij over zijn alibi gelogen om zijn jongere broer [broer 2] niet te belasten. Met betrekking tot het aangetroffen DNA van verdachte op een tie-wrap op de plaats delict heeft hij ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij destijds wel eens tie-wraps voorhanden heeft gehad in de garage van zijn ouderlijk huis en daar vaker mee heeft gewerkt. Volgens de verdachte heeft hij dit niet eerder aangegeven met het oog op de mogelijke vervolging van zijn thuiswonende broertje [broer 2]. Ter zitting door het hof nader ondervraagd omtrent zijn telefoongebruik rond 12 november 2011, heeft de verdachte in eerste instantie verklaard dat hij wel eens in Groningen is geweest en - later - dat het nummer 06-47580513 niet zijn telefoonnummer is geweest, dan wel - geconfronteerd met onder meer onderzoeksbevindingen naar de pintransacties van de bankrekening van verdachte - dat hij zijn telefoon wel eens uitleende, alsook zijn pinpas.
De hierboven samengevat weergegeven verklaring van verdachte ter zitting in hoger beroep, die zijn eerder afgelegde andersluidende en leugenachtige verklaringen zou moeten ophelderen, acht het hof volstrekt ongeloofwaardig. Deze tardief afgelegde verklaring met betrekking tot de tie-wraps in de ouderlijke woning van verdachte en het uitlenen van zijn gsm en bankpas bevat thans geen concrete of controleerbare aanknopingspunten meer. Ook kan het hof verdachte niet volgen in zijn stelling dat hij een vals alibi naar voren heeft moeten brengen teneinde zijn broer [broer 2] tegen strafvervolging te beschermen. Het gegeven dat broer [broer 2] is vrijgesproken van betrokkenheid bij de overval ondersteunt die stelling van verdachte in ieder geval niet en voorts valt niet in te zien waarom het alibi nog zo lang - ook nádat de vrijspraak van [broer 2] reeds onherroepelijk was geworden - moest worden volgehouden. Belangrijker is echter dat het valse alibi uitsluitend op verdachte zelf betrekking had en in het geheel niet op zijn broer [broer 2].
Verdachte kan dit alibi daarom met slechts één doel naar voren hebben gebracht: om
zichzelfop een andere plek te plaatsen dan waar zijn DNA is aangetroffen en hiermee te verhullen dat hij zelf als één van de plegers van de poging tot beroving in de woning van aangever [slachtoffer] aanwezig is geweest.
Het hof verwerpt de door de verdediging gevoerde verweren.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 12 november 2011, in de gemeente [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit de woning [adres] weg te nemen geld, toebehorende aan [slachtoffer] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, met zijn mededaders, met voormeld oogmerk, waarbij verdachte en verdachtes mededaders een bivakmuts over het hoofd droegen en waarbij verdachte en/of verdachtes mededaders voorzien waren/was van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben gericht in de richting van die [slachtoffer] terwijl deze genoemde woning verliet en
- genoemde [slachtoffer] hebben vastgegrepen en het glas van de voordeur hebben vernield en vervolgens genoemde [slachtoffer] genoemde woning in hebben geduwd en op een bank hebben gedrukt en vervolgens op de grond hebben geduwd en hebben getracht hem vast te binden en hebben getracht de armen van die [slachtoffer] op zijn rug te draaien, en
- die [slachtoffer] de woorden hebben toegevoegd: "Geld, geld waar is het geld" en "Ik schiet je door je kankerkop" en "Als je rustig blijft dan gebeurt er niks",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich op 12 november 2011 samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een poging tot het plegen van een gewapende woningoverval. Zij hebben aangever [slachtoffer] in de nachtelijke uren overrompeld toen hij zijn woning verliet, het glas van zijn voordeur ingeslagen, [slachtoffer] de woning ingeduwd en getracht hem te knevelen. Een en ander ging gepaard met geweld en bedreiging met geweld. Het is slechts te danken aan de tussenkomst van de politie – waardoor de daders op de vlucht zijn geslagen – dat het delict niet is voltooid.
Naar algemeen bekend is, kunnen met name de slachtoffers van een woningoverval hiervan lang nadelige gevolgen ondervinden, nu zij zich in een voor hen vertrouwde omgeving niet langer veilig kunnen wanen. Ook in de omgeving van de woning die is overvallen, pleegt een dergelijk voorval gevoelens van angst en onveiligheid teweeg te brengen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben kennelijk enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van eigen gewin en zich van deze mogelijke gevolgen geen rekenschap gegeven. Verdachte heeft door zijn handelen er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander, alsook een ernstige inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van aangever [slachtoffer].
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffende Uittreksel van de Justitiële Documentatie d.d. 8 juni 2015, waaruit blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, waaronder – hoewel gedateerd – een overval op een financiële instelling.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof – met de rechtbank – van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is. Een lichtere strafmodaliteit komt – verdachtes specifieke recidive, de professionele werkwijze alsmede de aard en ernst van het feit in zijn algemeenheid in aanmerking nemend – thans niet meer in aanmerking. Het hof ziet in de door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep aangehaalde omstandigheden geen aanleiding om ten nadele (noch ten voordele) van de verdachte van de door de rechtbank opgelegde duur van de gevangenisstraf af te wijken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. A. Dijkstra en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van der Ploeg, griffier,
en op 17 juli 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E. Pennink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.