In deze zaak gaat het om de vraag of de Stichting [X], die vakanties organiseert voor verstandelijk gehandicapten, kan worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling (ANBI) volgens artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De Inspecteur heeft de ANBI-status van de stichting per 1 januari 2013 ingetrokken, omdat hij van mening is dat de stichting niet voor ten minste 90% het algemeen belang dient. De stichting heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De rechtbank Noord-Nederland had eerder de uitspraak van de Inspecteur bevestigd, waarop de stichting in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 9 december 2014 werd de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de stichting als de Inspecteur aanwezig waren. De stichting stelt dat haar activiteiten gericht zijn op het bieden van zorg aan mensen die niet zelfstandig met vakantie kunnen gaan, terwijl de Inspecteur betoogt dat de stichting commerciële tarieven hanteert en daarmee niet voldoet aan de eisen voor ANBI-status.
Het Hof oordeelt dat de activiteiten van de stichting voornamelijk gericht zijn op het verzorgen van vakanties, waarbij de zorgcomponent bijkomstig is. De stichting kan niet worden gekwalificeerd als een instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt. Daarom bevestigt het Hof de uitspraak van de rechtbank en de intrekking van de ANBI-status door de Inspecteur. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 januari 2015.