Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Primair-de moeder brengt de kinderen op vrijdagavond om18.30 uur, dan wel op een door
partijen in onderling overleg nader te bepalen tijdstip naar [A] , naar de woning
van de vader, conform de regeling als bedoeld in het ouderschapsplan;
- op zondagavond om 19.00 uur brengt de vader de kinderen naar [C] , naar een
door partijen te bepalen locatie, waar de moeder de kinderen ophaalt;
- vanwege het verminderde contact tussen de vader en de kinderen heeft de vader recht
op extra contactmomenten gedurende zeven dagen per jaar, op een door de vader
(tijdig) aan te geven moment, bijvoorbeeld in de schoolvakanties.
Subsidiair- een regeling dient te worden overeengekomen, gelijk aan hetgeen hiervoor
(primair) is weergegeven, met dien verstande dat de vader op vrijdagavond de
kinderen haalt in [C] , om 19.00 uur dan wel op een nader te bepalen tijdstip;
Meer subsidiair- indien zou worden geoordeeld dat de kinderen na verhuizing van de
moeder naar [D] in [E] worden 'overgedragen' dient de moeder in elk geval
op de geschatte kosten die dit meebrengt dient dit in elk geval te leiden tot een
vermindering van de door de vader te betalen alimentatie met (€ 156,- : 3) € 52,- per
kind per maand.
mr. Roodhof van 8 juni 2015, het journaalbericht met bijlagen van mr. Roodhof van 9 juni 2015 en de brief met bijlagen van mr. de Casseres van 17 juni 2015.
3.De vaststaande feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2002 te [B] ( [de minderjarige1] );
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2004 te [B] (hierna: [de minderjarige2] ) en;
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2007 te [B] (hierna: [de minderjarige3] ).
4.De motivering van de beslissing
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen
van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te
compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg,
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met
elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de
verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige
geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
1 mei 2015, het moment waarop de moeder niet meer onder de koop van de woning in [D] uit kon, erop hebben gewezen dat zij in hoger beroep zouden gaan van de bestreden beschikking. De moeder wist, althans had kunnen weten dat de bestreden beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, mede nu zij zich bediend heeft van professionele rechtsbijstand. De moeder heeft dus willens en wetens het risico genomen dat de beslissing van het hof in hoger beroep anders uit zou kunnen pakken althans had kunnen weten dat de door de rechtbank in de bestreden beschikking verleende toestemming teruggedraaid zou kunnen worden in hoger beroep. Het hof acht een dergelijke handelwijze buitengewoon onzorgvuldig en ook zorgelijk en is van oordeel dat die handelwijze in dit geval voor rekening en risico van de moeder komt, te meer nu niet is gebleken, zoals hierna wordt overwogen, dat het ''terugdraaien van deze situatie" in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen komt.
Voorts is niet, althans onvoldoende gebleken dat de moeder de financiële gevolgen van het opzeggen van haar vaste aanstelling, alsmede de aankoop van de volgens de vader, en door de moeder niet betwiste, (dure) woning in voldoende mate heeft doordacht. De vrees van de vader dat deze keuzen in negatieve zin gevolgen hebben voor de moeder en de kinderen is, mede gelet ook op de huidige arbeidsmarkt en ook de (mogelijk) financiële verplichtingen van haar huidige partner jegens zijn voormalige gezin, niet op voorhand onbegrijpelijk. Tot op heden heeft de moeder evenwel geen gehoor gegeven aan de zorgen van de vader op dit punt. Het hof deelt niet de visie van de moeder dat het in deze aan de vader is om zijn stelling nader te onderbouwen. Immers, vast is komen te staan dat de moeder haar betaalde aanstelling verliest en zij onvoldoende duidelijkheid heeft geschapen over het herstel van dit inkomensverlies dan wel het gebrek aan noodzaak daartoe. Het hof komt, bij afwezigheid van een deugdelijke onderbouwing, op dit punt niet toe aan een bewijsopdracht, zoals door de moeder geopperd. Ook is het hof niet van voldoende bereidheid gebleken bij de moeder om de vader te compenseren, althans zijn de voorstellen die de moeder daartoe heeft gedaan naar het oordeel van het hof ontoereikend. Door de verhuizing zal niet alleen de continuïteit van de woon- en sociale leefomgeving van de kinderen worden verbroken maar zal ook het contact tussen de vader en de kinderen verminderen. De reistijd en de kosten daarvan nemen aanzienlijk toe, spontane omgangsmomenten vervallen en het naar school brengen door de vader van de kinderen op de maandagmorgen behoort niet langer tot de mogelijkheden terwijl voorts niet is gebleken dat in voldoende mate compensatie wordt geboden, mede gelet op de toelichting van de vader op zijn beperkte financiële mogelijkheden en flexibiliteit in zijn agenda. Of en in hoeverre de moeder bereid is geweest de vader hierin financieel en anderszins te compenseren is in dit verband onduidelijk gebleven en in ieder geval niet voldoende tot uitdrukking gekomen in redelijke voorstellen. De stelling van de moeder dat, als de vader meent recht te hebben op financiële compensatie, hij maar een verzoek tot wijziging van de alimentatie bij de rechter moet indienen, doet op geen enkele wijze recht aan het feit dat ook de (extra) kosten van de omgang bij de beoordeling van een dergelijke voornemen tot verhuizen moeten worden betrokken.