Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over verzoeken tot vervangende toestemming voor verhuizing en wijziging van de zorgregeling tussen ouders van een minderjarige. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.H. van der Schaaf, verzocht om toestemming om met haar kind te verhuizen van [woonplaats] naar de regio [plaatsnaam Z]. De vader, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Ansink, verzet zich tegen deze verhuizing en heeft ook een incidenteel hoger beroep ingesteld. De rechtbank Midden-Nederland had eerder de verzoeken van de moeder afgewezen.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de belangen van de minderjarige voorop stonden. De moeder voerde aan dat de verhuizing noodzakelijk was vanwege de werkverplichtingen van haar nieuwe partner, [A.]. De vader betwistte dit en stelde dat de verhuizing niet in het belang van het kind was, omdat dit zou leiden tot minder contact tussen hem en het kind. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was. De bestaande zorgregeling zou door de verhuizing ernstig worden verstoord.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, de verzoeken van de moeder afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing benadrukt het belang van stabiliteit voor de minderjarige en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met wijzigingen in de zorgregeling.