ECLI:NL:GHARL:2015:5123

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
21-006420-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor poging tot doodslag en andere strafbare feiten met betrekking tot bedreiging en belediging van politieambtenaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de verdachte voor verschillende strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van bedreigingen en beledigingen, voornamelijk gericht tegen politieambtenaren, en heeft ook geweld gepleegd. De zaak omvat meerdere parketnummers en de verdachte heeft tegen de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland en de politierechter hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, inclusief de verklaringen van de verdachte en de benadeelde partijen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar, met aftrek van voorarrest, en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Het hof heeft ook beslissingen genomen over de vorderingen van benadeelde partijen, waarbij schadevergoedingen zijn toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en het recidivegevaar van de verdachte, evenals de noodzaak van behandeling voor zijn psychische problemen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006420-14
Uitspraak d.d.: 9 juli 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen
het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 3 november 2014 met
parketnummer 18-830087-14,
het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 5 september 2011 met parketnummer 11-8820178-11,
het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 29 oktober 2012 met parketnummer 18-670343-12,
het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 5 maart 2012 met parketnummer 18-670024-12,
het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 30 november 2011 met parketnummer 19-830261-10,
het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 1 juli 2013 met parketnummer 18-830239-13 en
het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 21 januari 2013 met parketnummer 18-670532-12,
welke zaken in hoger beroep aanvankelijk afzonderlijk aangebracht zijn onder de respectievelijke parketnummers 21-006420-14, 24-001894-11, 24-002418-12, 24-000621-12, 24-002484-11, 21-006298-13 en 21-002790-13, maar ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 5 februari 2015 zijn gevoegd tot één parketnummer, te weten 21-006420-14,
in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen alle hiervoor genoemde vonnissen hoger beroep ingesteld.
De officier van justitie heeft enkel tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 3 november 2014 met eerstgenoemd parketnummer 18-830087-14/21-006420-14 hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 5 februari 2015, 19 februari 2015, 26 maart 2015, 17 juni 2015 en 1 juli 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van de hiervoor genoemde vonnissen ten aanzien van de bewezenverklaringen, behoudens het in de zaak met parketnummer 24-0024874-11 onder 1 ten laste gelegde nu verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken, en veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest, en met oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij1], [benadeelde partij2], [benadeelde partij3] en [benadeelde partij4] zullen worden toegewezen respectievelijk tot een bedrag van € 350,--, € 150,--, € 150,-- en € 150,--, alle met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. W.M. Bierens die op grond van artikel 509c van het Wetboek van Strafvordering is toegevoegd, naar voren is gebracht.

Overwegingen omtrent de rechtsbijstand van verdachte

Het hof heeft kennis genomen van de brieven van verdachte van 14 juni 2015, van 18 juni 2015 (hoewel gedateerd op 18 juli 2015) en van 1 juli 2015. In deze brieven leest het hof dat verdachte niet geheel tevreden is met de wijze waarop zijn raadsman voor hem optreedt.
Belangrijk punt vormt hierbij het advies van zijn raadsman om stukken met betrekking tot klachtprocedures die verdachte heeft aangespannen niet aan het strafdossier toe te voegen. Ter zitting van het hof heeft verdachte zijn zorg hieromtrent nog eens benadrukt en dat er volgens hem geen sprake zou zijn van een eerlijk proces indien het hof geen kennis zou nemen van alle op zijn zaak betrekking hebbende stukken. Hierop is verdachte in de gelegenheid gesteld deze stukken aan het hof te overhandigen en de stukken zijn aan het dossier toegevoegd. Het hof heeft hiervan kennis genomen en constateert dat de stukken betrekking hebben op diverse klachtprocedures bij diverse instanties (tegen de politie en een voormalig raadsman gericht).
Het hof constateert met de raadsman dat deze stukken geen informatie bevatten die voor de beoordeling van de vragen van 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering voor het hof van belang zijn.
Voorts heeft verdachte zijn zorg geuit dat de door het hof op grond van artikel 509c van het Wetboek van Strafvordering toegevoegde raadsman mr. Bierens verdachtes belangen niet op de juiste manier behartigt.
Het hof constateert aan de hand van hetgeen verdachte tijdens de verschillende procedures in eerste aanleg heeft aangevoerd en verklaard en hetgeen hij in zijn brieven heeft verwoord strekkende tot zijn verdediging dat de raadsman dit in zijn pleidooi een passende juridische vertaling heeft gegeven. Het hof is daarom van oordeel dat verdachte passende rechtsbijstand van zijn raadsman heeft ontvangen.
Op hetgeen de raadsman namens verdachte heeft aangevoerd zal het hof dan ook hierna in dit arrest een reactie geven.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover verdachtes hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-670024-12/24-000621-12 onder 2 en in de zaak met parketnummer 18-830239-13/21-006298-13 onder 3 ten laste gelegde, kan hij daarin niet worden ontvangen.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover in hoger beroep van belang - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-830087-14/21-006420-14:
hij op of omstreeks 18 februari 2014 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet (meermalen):
- met een (brood)mes in het hoofd en/of (elders) in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- met voornoemd (brood)mes, stekende en/of snijdende beweging(en) heeft gemaakt in de (directe) richting van het hoofd en/of de halsstreek van die [slachtoffer 1],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 februari 2014 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- met een (brood)mes in het hoofd en/of (elders) in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- met voornoemd (brood)mes, stekende en/of snijdende beweging(en) heeft gemaakt in de (directe) richting van het hoofd en/of de halsstreek en/of (overige) lichaamsdelen van die
[slachtoffer 1],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 februari 2014 te [plaats], opzettelijk een persoon, te weten
[slachtoffer 1] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte:
- met een (brood)mes in het hoofd en/of (elders) in het lichaam van die [slachtoffer 1] gestoken en/of gesneden en/of
- met voornoemd (brood)mes, stekende en/of snijdende beweging(en) gemaakt in de (directe) richting van het hoofd en/of de halsstreek en/of (overige) lichaamsdelen van die
[slachtoffer 1],
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Zaak met parketnummer 11-880278-11/24-001894-11:
1.
hij op of omstreeks 11 juni 2011 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente],
[verbalisant1] (agent van politie) en/of [verbalisant2] (aspirant van politie) en/of [verbalisant3] (hoofdagent van politie) meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [verbalisant1] en/of [verbalisant2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik vermoord jullie, als er iets met mijn hond gebeurd, maak ik je helemaal af" en/of "Ik ga je strot doorsnijden" en/of "Als ik mijn hond kwijt ben, maak ik jullie dood, ik maak jullie familie en kinderen dood, ik zoek jullie wel op, let maar op mijn woorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of
heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant1] en/of [verbalisant2] en/of [verbalisant3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak jullie dood, ik ben homo en ik heb aids, ik krijg jullie wel" en/of (vervolgens) "Ik heb mijn bek vol bloed" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of heeft verdachte daarbij opzettelijk dreigend een spugende beweging gemaakt in de richting van voornoemde [verbalisant1] en/of [verbalisant2] en/of [verbalisant3]
en/of
heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant3] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik mijn hond kwijtraak maak ik jou dood jongen, ik maak je kapot, en ook je vrouw en kinderen gaan eraan. Ik steek je kinderen een mes tussen hun ribbetjes" en/of "Ik maak jullie dood, jullie gaan kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 11 juni 2011 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], toen de aldaar dienstdoende [verbalisant1], agent van politie, en/of [verbalisant2], aspirant van politie, en/of [verbalisant3], hoofdagent van politie, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 266 lid 1 in verband met artikel 267 aanhef en onder 2 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het bureau van politie, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/harer/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een andere richting dan die waarin vorenbedoelde opsporingsambtena(a)r(en) verdachte wilde(n) en/of trach(t)te(n) te geleiden/brengen
en/of
door opzettelijk in de richting van voornoemde opsporingsambtena(a)r(en) te spugen
en/of
door opzettelijk gewelddadig te schoppen en/of te trappen tegen/op de/het (scheen)be(e)n(en) van voornoemde [verbalisant2]
en/of
door opzettelijk schoppende en/of trappende bewegingen te maken in de richting van voornoemde [verbalisant2]
ten gevolge waarvan de opsporingsambtenaar [verbalisant1] enig lichamelijk letsel (een wond(je) op haar (rechter) (ring)vinger) bekwam
en/of
ten gevolge waarvan de opsporingsambtenaar [verbalisant2] enig lichamelijk letsel (schrammen) bekwam;
3.
hij op of omstreeks 11 juni 2011 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant1] (agent van politie) en/of [verbalisant2] (aspirant van politie) en/of [verbalisant3] (hoofdagent van politie), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, aan die [verbalisant1] en/of [verbalisant2] in diens/dier tegenwoordigheid in het openbaar mondeling heeft toegevoegd de woorden "Stelletje mislukkelingen, stelletje kankerlijers" en/of "Stelletje mislukkelingen" en/of "Ik heb niets gedaan, ik ga niet mee, stelletje homo's", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking
en/of aan die [verbalisant3] in diens/dier tegenwoordigheid in het openbaar mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vieze kankerhomo", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Zaak met parketnummer 18-670343-12/24-002418-12:
1.
hij op of omstreeks 17 juli 2012 te [plaats], [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes zichtbaar voor en/of in de richting van die [slachtoffer 2] gehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Kom maar op met je kankerkop, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
(gevoegd parketnr. 18-670410-12)
hij op of omstreeks 7 september 2012 in de gemeente(n) [plaats], [plaats] en/of [plaats]
(telkens) [verbalisant4], brigadier Regiopolitie [plaats], en/of een of meer (andere) medewerkers van Regiopolitie [plaats] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte (telkens) gebeld naar het Noordelijk Politie Servicecentrum, althans de Regiopolitie [plaats], en/of (vervolgens) een of meer medewerkers van Regiopolitie [plaats] (onder meer [verbalisant5], medewerkster servicecentrum basiseenheid [plaats])
opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik moet vandaag nog naar [plaats] toe voor een gesprek en ik denk dat het anders zo namelijk fout gaat en ik één van die medewerkers zo over de toonbank heen trek. Als ik vandaag niet wordt gehoord en ik loop zo een keer [plaats] binnen dan pak ik de eerste de beste muts die ik tegen kom die trek ik er overheen hè en dan moet ik de bak in. Interesseert me geen kloten, maar die stomp ik de hele hasses in elkaar", en/of
"Kan je tegen de heer [verbalisant4] zeggen dat ik mijn huis verlies? Als ik mijn huis verlies pak ik hem. Sla ik hem met een honkbalknuppel zijn hersens in, kan je dat doorgeven? En ik meen het hoor. Nee, nee ik sla met een honkbalknuppel op zijn hersens in. Ik sla hem hartstikke dood",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
van welke dreigende woorden die (brigadier) [verbalisant4] kennis heeft gekregen;
3.
(gevoegd parketnr. 18-650203-12)
hij op of omstreeks 22 november 2011 te [plaats] [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een hondenketting, althans een glimmend voorwerp, gezwaaid, althans getoond/vastgehouden en/of (daarbij) die [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Mijn hond is gevaarlijk en als hij jou aanvalt is er geen houden meer aan. Ik spring er dan niet tussen" en/of "Ik heb ook een 9 millimeter dan schiet ik jou door de kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (aldus) een voor die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] bedreigende situatie heeft geschapen;
Zaak met parketnummer 18-670024-12/24-000621-12:
1.
hij op of omstreeks 12 januari 2012 in de gemeente [plaats] [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk een dreigende houding ten aanzien van die [slachtoffer 5] aangenomen en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik sla je verrot, ik sla je kop eraf", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 8 december 2011 in de gemeente(n) [plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland (telkens) [benadeelde partij5] heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk
- dreigend de voice-mail van die [benadeelde partij5] ingesproken met de woorden: “Ik ga je pakken en sla je de hersens in”, “Je weet niet met wie je te maken hebt,” en/of “Als ik mijn hond morgen niet weer krijg ga ik je pakken. Ik pak je kinderen. Ik pak iedereen die in je buurt woont”, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- advertentie(s) en/of mededeling(en) op Marktplaats.nl geplaatst met de dreigende woorden/tekst(en): “Morgen mijn bull terug of wij komen hem halen, schijt aan je… nu teruh begrepen. Ik vraag het vriendelijk….muts anders ben je d”, “Nu mijn hond terok ik heb scheit aan de politie ik pak je”, en/of “pk sloop je morgen”, althans (telkens) woorden/tekst(en) van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak met parketnummer 19-830261-10/24-002484-11:
1.
hij op of omstreeks 5 december 2010 te [plaats], althans in de gemeente [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij6], (politie-ambtenaar van Regiopolitie Drenthe), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een hoeveelheid met HIV/Aids besmet bloed (dat uit een wond(je) op/aan het hoofd van verdachte liep/stroomde) middels (een) zwaaiende beweging(en) met zijn, verdachtes, hoofd, althans door een beweging van verdachte, op het hoofd/gezicht en/of in/nabij de mond van die [benadeelde partij6] heeft gebracht/doen komen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 5 december 2010 te [plaats], althans in de gemeente [plaats] [benadeelde partij6] (politieambtenaar van Regiopolitie Drenthe) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een hoeveelheid met HIV/Aids besmet bloed (dat uit een wond(je) op/aan het hoofd van verdachte liep/stroomde) middels (een) zwaaiende beweging(en) met zijn, verdachtes, hoofd, althans door een beweging van verdachte, op het hoofd/gezicht en/of in/nabij de mond van die [benadeelde partij6] gebracht/doen komen;
2.
hij op of omstreeks 5 december 2010, te [plaats], althans in de gemeente [plaats], opzettelijk beledigend [benadeelde partij6], politie-ambtenaar, werkzaam bij Regiopolitie Drenthe, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de/het woord(en) “Kankerhoer”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 5 december 2010, te [plaats], althans in de gemeente [plaats], opzettelijk beledigend een politie-ambtenaar, te weten [verbalisant6], hoofdagent, werkzaam bij de Regiopolitie Drenthe, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen, althans eenmaal, tegen/in diens gezicht/hoofd heeft gespuugd;
4.
hij op of omstreeks 23 januari 2011, te [plaats], althans in de gemeente [plaats], opzettelijk beledigend een ambtenaar van Regiopolitie Drenthe, te weten (aspirant) [verbalisant7], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Je moet je bek houden, homo" en/of "Hoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Zaak met parketnummer 18-830239-13/21-006298-13:
1.
hij op of omstreeks 7 april 2013 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) een (bak)steen door een ruit (van woning aan de [straatnaam]) heeft gegooid, terwijl die [benadeelde partij1] achter dat raam, althans in de kamer, stond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 7 april 2013 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij1]), (met kracht) een steen door/tegen een ruit heeft gegooid (waar achter die [benadeelde partij1] stond), en/of (vervolgens) die [benadeelde partij1] door die steen werd geraakt, waardoor deze pijn heeft ondervonden
en/of
hij op of omstreeks 7 april 2013 te [plaats] [benadeelde partij1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (bak)steen aan die [benadeelde partij1] getoond en/of (vervolgens) door een ruit (van een woning aan de [straatnaam]) gegooid, terwijl die [benadeelde partij1] achter dit raam, althans in de kamer aanwezig was;
2.
hij op of omstreeks 7 april 2013 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een woning aan de [straatnaam]) en/of (een) schutting(en) en/of (een) bloembak(ken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 7 april 2013 te [plaats] en/of (elders) in Nederland (telkens)
[benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij4] (beiden hoofdagent van de Regiopolitie Groningen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij4] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik vermoord je en/of jou pak ik," en/of "Ik maak je dood" en/of "Ik bijt je in het gezicht" en/of "Dat wijf vermoord ik en ik vermoord iedereen", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 7 april 2013 te [plaats] en/of (elders) in Nederland (telkens) opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij4] (beiden hoofdagent van de Regiopolitie Groningen), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vies vuil kut hoertje" en/of "Vuile kankerhoer", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Zaak met parketnummer 18-670532-12/21-002790-13:
1.
hij op of omstreeks 8 december 2012, in de gemeente [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij1]), bij/in de keel/hals heeft gepakt/gegrepen/geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 8 december 2012, in de gemeente [plaats] en/of (elders) in het (toenmalige) arrondissement [plaats], in elk geval in Nederland, [benadeelde partij2] (hoofdagent van Regiopolitie Groningen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je doodschoppen" en/of "Ik schop jou in jouw smoel" en/of "Ik pak je wel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 3 oktober 2012, in de gemeente [plaats], meermalen, althans eenmaal, (telkens) [benadeelde partij1] heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen kan ontstaan, met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling, of met brandstichting, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- die [benadeelde partij1] de woorden toegevoegd :"Vieze homo, ik ruk je kop van je romp" en/of "Ik haal mijn Amsterdamse vriendjes erbij en zij pakken je vanavond nog wel", en/of "Als je de politie belt maak ik je kapot en kom je erachter wie ik werkelijk ben" en/of "Ik moet de boel in de brand steken", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of - naar, althans in de richting van, die [benadeelde partij1] gespuugd (terwijl hij die [benadeelde partij1] had verteld dat hij AIDS had);
4.
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2011 tot en met 3 oktober 2012, in de gemeente [plaats], meermalen, althans een maal, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een appartement, en/of het interieur daarvan, gelegen aan de [straatnaam] (te weten (onder meer) aanrecht en/of aanrechtkastje(s), mu(u)r(en)) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, (telkens) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ter zake van het in parketnummer 19-830261-10/24-002484-11 onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde
Met de advocaat-generaal en de verdediging acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 19-830261-10/24-002484-11 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs ter zake van parketnummer18-830087-14/21-006420-14

Ter terechtzitting van het hof heeft de raadsman bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het in de zaak met parketnummer 18-830087-14/21-006420-14 onder primair ten laste gelegde - kortgezegd de poging tot doodslag op [slachtoffer 1].
De raadsman heeft hierbij in zijn pleitnota verwezen naar de in eerste aanleg door
mr. E.M. Steller opgestelde en overgelegde pleitnota. Hierop heeft het hof tevens acht geslagen.
Allereerst stelt de verdediging dat de schriftelijke weergave van verdachtes verhoor
d.d. 19 februari 2014 dat de rechtbank voor het bewijs heeft gebezigd, niet overeenkomt met hetgeen daadwerkelijk door hem is verklaard. Dit stuk dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Voorts is aangevoerd, kort samengevat, dat niet bewezen is dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1]; hij heeft niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] ten gevolge van zijn handelen zou komen te overlijden. Er bestaat onvoldoende duidelijkheid over de snee die in [slachtoffer 1] zijn hoofd is ontstaan; deze wond is niet ontstaan als gevolg van messteken door verdachte. Uit de wond kan derhalve geen poging tot doodslag gedestilleerd worden. Het feitelijke handelen van verdachte levert tevens niet de aanmerkelijke kans op dat [slachtoffer 1] daardoor zou kunnen komen te overlijden. Uit getuigenverklaringen komt bovendien naar voren dat er gezwaaid is met een hand waarin een mes zat, dat dit met geringe kracht gebeurde, dat het mes op dat moment niet naar [slachtoffer 1] was toegekeerd en dat het onduidelijk is waar de bewegingen precies naartoe zouden zijn gericht. Dit alles duidt niet op een poging tot doodslag, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachtes verhoren
In dit kader doet de raadsman een beroep op artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Volgens dit artikel kunnen er rechtsgevolgen (waaronder bewijsuitsluiting) verbonden worden aan gebleken onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek.
Het hof constateert allereerst dat in het proces-verbaal van verhoor door de politie in de eerste twee van de drie verhoren in een noot van verbalisant wordt vermeld: “Dit verhoor vindt plaats in de vorm van vraag en antwoord. Het betreft geen letterlijke weergave. Wel is getracht de verklaring zoveel mogelijk conform de werkelijkheid weer te geven.” De audiobanden zijn op verzoek van de verdediging aan het dossier toegevoegd. Ter terechtzitting van het hof zijn in aanwezigheid van verdachte en zijn raadsman delen van de audio-opnames van de verhoren van verdachte beluisterd en vergeleken met de schriftelijke weergave ervan. Onder andere stukken van de op 19 februari 2014 te 17.45 uur afgelegde verklaring, in elk geval het gedeelte dat door de rechtbank voor het bewijs is gebruikt, is ook beluisterd. Bij vergelijking van de audio-opnames en de schriftelijke weergaven, zo ook bij voornoemd stuk, constateert het hof dat inderdaad delen van verdachtes verklaring zijn weggelaten in de schriftelijke versie. Het hof heeft echter geen voor verdachte nadelige afwijkingen geconstateerd. Bovendien heeft de voorzitter ter terechtzitting ten aanzien van enkele delen, in elk geval dat deel dat door de rechtbank voor het bewijs is gebruikt, haar waarnemingen samengevat, daarbij eveneens ontbrekende delen betrekkend. Deze samenvattingen zullen in het proces-verbaal van die zitting weergegeven worden. Verdachte en zijn raadsman zijn daarbij in de gelegenheid gesteld om opmerkingen en/of aanvullingen op deze samenvattingen/waarnemingen te maken.
Nu de verhoorbanden aan het dossier zijn toegevoegd en het hof en de verdediging daar kennis van hebben genomen is het hof van oordeel dat geen sprake is van een
onherstelbaarvormverzuim. Het hof ziet derhalve geen aanleiding om, zoals is bepleit, het door de rechtbank voor het bewijs gebezigde stuk van het verhoor uit te sluiten van het bewijs. Het verweer wordt verworpen.
Voorwaardelijk opzet
Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] als gevolg van zijn handelen zou kunnen komen te overlijden.
Of sprake is van de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal dan moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg dat het (behoudens contra-indicaties) niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Uit het dossier blijkt onder meer van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 18 februari 2014 bevinden verdachte en [slachtoffer 1] zich in verdachtes woning te [plaats]. Op enig moment verlaat verdachte de woning en komt een korte tijd daarna terug. Er ontstaat een conflict tussen verdachte en [slachtoffer 1]. Verdachte loopt naar de keuken en pakt een mes. [slachtoffer 1] verlaat onmiddellijk de woning, waarop verdachte hem achterna gaat, gewapend met het mes. Beiden komen uiteindelijk terecht in de verderop gelegen [straatnaam]. Verdachte maakt met de hand waarin hij het mes heeft met kracht meerdere stekende en zwaaiende bewegingen richting [slachtoffer 1], die de stekende bewegingen tracht af te weren. Verdachte staat daarbij dichtbij [slachtoffer 1] en het lemmet van het mes steekt naar boven. [slachtoffer 1] wordt hierbij in het hoofd (aan de linkerzijde onder het hoofdhaar) geraakt. De snijwond is zodanig dat het schedelbot met het blote oog zichtbaar was.
Het hof concludeert dat verdachtes handelingen (met name het met kracht van dichtbij steken/zwaaien met een mes in de richting van [slachtoffer 1] waarbij hij uiteindelijk in het hoofd geraakt wordt) naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans oplevert dat [slachtoffer 1] daardoor het leven zou laten. Tevens kunnen deze gedragingen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het intreden van de dood dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken.
Anders dan de verdediging, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1]. Het verweer wordt verworpen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ter zake van de overige parketnummers
Het hof is van oordeel dat de door de verdediging gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak ten aanzien van de overige parketnummers (zoals die in de pleitnota van de raadsman staan weergegeven) worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-830087-14/21-006420-14 primair en in de zaak met parketnummer 11-880278-11/24-001894-11 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 18-670343-12/24-002418-12 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 18-670024-12/24-000621-12 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 19-830261-10/24-002484-11 onder 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 18-830239-13/21-006298-13 onder 1 primair, 2, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 18-670532-12/21-002790-13 onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-830087-14 / 21-006420-14:
hij op 18 februari 2014 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet:
- met een mes in het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en
- met voornoemd mes, stekende en/of snijdende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het hoofd en/of de halsstreek van die [slachtoffer 1],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak met parketnummer 11-880278-11 / 24-001894-11:
1.
hij op 11 juni 2011 te [plaats], in de gemeente [gemeente],
[verbalisant1], agent van politie, en [verbalisant2], aspirant van politie, en [verbalisant3], hoofdagent van politie, meermalen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [verbalisant1] en [verbalisant2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik vermoord jullie, als er iets met mijn hond gebeurd, maak ik je helemaal af" en "Ik ga je strot doorsnijden" en "Als ik mijn hond kwijt ben, maak ik jullie dood, ik maak jullie familie en kinderen dood, ik zoek jullie wel op, let maar op mijn woorden",
en
heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant1] en [verbalisant2] en [verbalisant3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak jullie dood, ik krijg jullie wel"
en
heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant3] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik mijn hond kwijtraak maak ik jou dood jongen, ik maak je kapot, en ook je vrouw en kinderen gaan eraan. Ik steek je kinderen een mes tussen hun ribbetjes" en "Ik maak jullie dood, jullie gaan kapot";
2.
hij op 11 juni 2011 te [plaats], in de gemeente [gemeente], toen de aldaar dienstdoende [verbalisant1], agent van politie, en [verbalisant2], aspirant van politie, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 266 lid 1 in verband met artikel 267 onder 2 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het bureau van politie, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en te trekken in een andere richting dan die waarin vorenbedoelde opsporingsambtenaren verdachte wilden en/of trachten te geleiden/brengen
en
door opzettelijk in de richting van voornoemde opsporingsambtenaren te spugen
en
door opzettelijk gewelddadig te schoppen en te trappen tegen het scheenbeen van voornoemde [verbalisant2]
en
ten gevolge waarvan de opsporingsambtenaar [verbalisant1] enig lichamelijk letsel, te weten een wond op haar rechter ringvinger bekwam
en
ten gevolge waarvan de opsporingsambtenaar [verbalisant2] enig lichamelijk letsel, te weten schrammen bekwam;
3.
hij op 11 juni 2011 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisant1], agent van politie, en [verbalisant2], aspirant van politie, en [verbalisant3], hoofdagent van politie, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, aan die [verbalisant1] en [verbalisant2] in dier tegenwoordigheid in het openbaar mondeling heeft toegevoegd de woorden "Stelletje mislukkelingen, stelletje kankerlijers" en "Stelletje mislukkelingen" en "Ik heb niets gedaan, ik ga niet mee, stelletje homo's",
en aan die [verbalisant3] in diens tegenwoordigheid in het openbaar mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vieze kankerhomo", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Zaak met parketnummer 18-670343-12 / 24-002418-12:
1.
hij op 17 juli 2012 te [plaats], [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes zichtbaar voor en/of in de richting van die [slachtoffer 2] gehouden en (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Kom maar op met je kankerkop, ik maak je dood";
2.
hij op 7 september 2012 in de gemeente(n) [plaats], [plaats] en/of [plaats]
(telkens) [verbalisant4], brigadier Regiopolitie [plaats], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte gebeld naar het Noordelijk Politie Servicecentrum, en/of (vervolgens) een of meer medewerkers van Regiopolitie [plaats]
opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd:
"Kan je tegen de heer [verbalisant4] zeggen dat ik mijn huis verlies? Als ik mijn huis verlies pak ik hem. Sla ik hem met een honkbalknuppel zijn hersens in, kan je dat doorgeven? En ik meen het hoor. Nee, nee ik sla met een honkbalknuppel op zijn hersens in. Ik sla hem hartstikke dood",
van welke dreigende woorden die brigadier [verbalisant4] kennis heeft gekregen;
3.
hij op 22 november 2011 te [plaats] [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Ik heb ook een 9 millimeter dan schiet ik jou door de kop", en aldus een voor die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] bedreigende situatie heeft geschapen;
Zaak met parketnummer 18-670024-12 / 24-000621-12:
1.
hij op 12 januari 2012 in de gemeente [plaats] [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk een dreigende houding ten aanzien van die [slachtoffer 5] aangenomen en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik sla je verrot, ik sla je kop eraf";
3.
hij in de periode van 2 tot en met 8 december 2011 in de gemeente(n) [plaats] en/of [plaats], (telkens) [benadeelde partij5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk
- dreigend de voice-mail van die [benadeelde partij5] ingesproken met de woorden: “Ik ga je pakken en sla je de hersens in”, “Je weet niet met wie je te maken hebt,” en “Als ik mijn hond morgen niet weer krijg ga ik je pakken”;
Zaak met parketnummer 19-830261-10 / 24-002484-11:
2.
hij op 5 december 2010, te [plaats], opzettelijk beledigend [benadeelde partij6], politie-ambtenaar, werkzaam bij Regiopolitie Drenthe, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd het woord “Kankerhoer”;
3.
hij op 5 december 2010, te [plaats], opzettelijk beledigend een politie-ambtenaar, te weten [verbalisant6], hoofdagent, werkzaam bij de Regiopolitie Drenthe, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens gezicht heeft gespuugd;
4.
hij op 23 januari 2011, te [plaats], opzettelijk beledigend een ambtenaar van Regiopolitie Drenthe, te weten aspirant [verbalisant7], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Je moet je bek houden, homo" en "Hoer";
Zaak met parketnummer 18-830239-13 / 21-006298-13:
1.
hij op 7 april 2013 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht een (bak)steen door een ruit (van woning aan de [straatnaam]) heeft gegooid, terwijl die [benadeelde partij1] achter dat raam, althans in de kamer, stond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 7 april 2013 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een woning aan de [straatnaam]) en een schutting en een bloembak, toebehorende aan [benadeelde partij1], heeft vernield en/of beschadigd;
4.
hij op 7 april 2013 te [plaats] en/of (elders) in Nederland [benadeelde partij3] en/of
[benadeelde partij4] (beiden hoofdagent van de Regiopolitie [plaats]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij4] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik vermoord je en/of jou pak ik," en/of "Ik maak je dood" en/of "Ik bijt je in het gezicht" en/of "Dat wijf vermoord ik en ik vermoord iedereen";
5.
hij op 7 april 2013 te [plaats] en/of (elders) in Nederland opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [benadeelde partij3] en/of [benadeelde partij4] (beiden hoofdagent van de Regiopolitie [plaats]), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar/hun bediening, in haar/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vies vuil kut hoertje" en/of "Vuile kankerhoer";
Zaak met parketnummer 18-670532-12 / 21-002790-13:
1.
hij op 8 december 2012, in de gemeente [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij1]), bij de keel/hals heeft gepakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 8 december 2012, in het arrondissement [plaats], [benadeelde partij2] (hoofdagent van Regiopolitie Groningen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je doodschoppen" en "Ik pak je wel";
3.
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 3 oktober 2012, in de gemeente [plaats], meermalen, [benadeelde partij1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend
- die [benadeelde partij1] de woorden toegevoegd: "Vieze homo, ik ruk je kop van je romp" en "Ik haal mijn Amsterdamse vriendjes erbij en zij pakken je vanavond nog wel", en "Als je de politie belt maak ik je kapot en kom je erachter wie ik werkelijk ben";
4.
hij in de periode van 15 oktober 2011 tot en met 3 oktober 2012, in de gemeente [plaats], opzettelijk en wederrechtelijk een appartement, en het interieur daarvan, gelegen aan de [straatnaam], toebehorende aan [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7], heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-830087-14/21-006420-14 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het in de zaak met parketnummer 11-880278-11/24-001894-11 onder 1 en
in de zaak met parketnummer 18-670343-12/24-002418-12 onder 1, 2 en 3 en
in de zaak met parketnummer 18-670024-12/24-000621-12 onder 1 en 3 en
in de zaak met parketnummer 18-830239-13/21-006298-13 onder 4 en
in de zaak met parketnummer 18-670532-12/21-002790-13 onder 2
bewezen verklaarde levert
telkensop:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in de zaak met parketnummer 11-880278-11/24-001894-11 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Het in de zaak met parketnummer 11-880278-11/24-001894-11 onder 3 levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 19-830261-10/24-002484-11 onder 2, 3 en 4 en
in de zaak met parketnummer 18-830239-13/21-006298-13 onder 5
bewezen verklaarde levert
telkensop:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het in de zaak met parketnummer 18-830239-13/21-006298-13 onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 18-830239-13/21-006298-13 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen.
Het in de zaak met parketnummer 18-670532-12/21-002790-13 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 18-670532-12/21-002790-13 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 18-670532-12/21-002790-13 onder 4
bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verweren omtrent de strafbaarheid
Parketnummer 18-830087-14/21-006420-14
Ter terechtzitting van het hof is primair aangevoerd dat verdachte kort gezegd, zo begrijpt het hof, heeft gehandeld uit (putatief) noodweer. Hiertoe is bepleit dat verdachte van mening was en mocht menen dat hij beroofd werd door [slachtoffer 1] en daarnaast stelt verdachte dat hij door [slachtoffer 1] werd aangevallen. Verdachte mocht zich in dit geval verdedigen. Hij heeft hierin proportioneel en in overeenstemming met de eisen van subsidiariteit gehandeld.
Subsidiair is bepleit dat verdachtes handelen is voortgekomen uit een hevige gemoedstoestand waaraan hij geen weerstand kon bieden. Verdachte komt derhalve een beroep op noodweerexces toe.
Parketnummer 18-670343-12/24-002418-12: feit 2, parketnummer 17-880278-11/24-001894-11: feit 1, 2 en 3, parketnummer 19-830261-10/24-002484-11: feit 2, 3 en 4 en parketnummer 18-670024-12/24-000621-12: feit 3
Ter terechtzitting van het hof is ter zake van bovengenoemde parketnummers en feiten aangevoerd dat verdachte een beroep toekomt op noodweerexces. Telkens is verdachtes handelen voortgekomen uit een hevige gemoedstoestand waaraan hij geen weerstand kon bieden.
Conclusie van de verdediging
Gelet op het voorstaande dient verdachte volgens de raadsman ter zake van bovengenoemde parketnummers en feiten ontslagen te worden van alle rechtsvervolging.
Overwegingen van het hof ten aanzien van de strafbaarheidsverweren
De verdediging heeft zowel een beroep gedaan op noodweer, als op noodweerexces.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat het begane feit geboden was door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Van noodweerexces is sprake indien de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging het onmiddellijke gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt.
Parketnummer 18-830087-14/21-006420-14
De verdediging voert aan dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding ten aanzien van verdachtes goederen (het (mogelijke) stelen van zijn telefoon en/of laptops) en ten aanzien van verdachtes lijf (de fysieke aanval door [slachtoffer 1]).
Met betrekking tot eerstgenoemde blijkt uit het dossier dat bij verdachte bij terugkomst in zijn woning het vermoeden rijst dat [slachtoffer 1] zijn telefoon en/of laptops had gestolen of wilde gaan stelen; verdachte mist genoemde goederen en [slachtoffer 1] stond met een rugzak klaar om weg te gaan, aldus verdachte.
[slachtoffer 1] heeft een lijfelijke aanval op verdachte en iedere diefstal of poging daartoe ontkend.
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 21 oktober 2014 verklaard dat hij het tasje van [slachtoffer 1] heeft afgepakt en dat hij zag dat zijn telefoon daar niet in zat.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij verdachte heeft aangeboden dat er in zijn rugzakje kon worden gekeken hetgeen verdachte heeft gedaan. In het tasje van [slachtoffer 1] heeft verdachte niets aangetroffen.
Verdachte heeft dus geverifieerd of [slachtoffer 1] spullen gestolen had en daarbij geen goederen aangetroffen die van hem waren.
Vervolgens is verdachte naar de keuken gelopen om een mes te pakken. Nadat [slachtoffer 1] daarop de woning uit vluchtte, is hij [slachtoffer 1] achterna gerend en heeft hem een straat verderop met het mes belaagd.
Het hof is van oordeel dat een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 1] van verdachtes goed op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden niet aannemelijk is geworden. Verdachte mocht in de gegeven situatie in ieder geval vanaf het moment van verifiëren van de tas redelijkerwijs niet (meer) menen dat [slachtoffer 1] zijn spullen had gestolen of wilde gaan stelen. Er is vanaf dat moment geen sprake van een putatieve ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding ten aanzien van zijn goederen; er is geen sprake van een putatieve noodweersituatie.
Voorts merkt het hof op dat de door verdachte gestelde fysieke aanval door [slachtoffer 1] niet aannemelijk is geworden. Ook hier is geen sprake van een (mogelijke) noodweersituatie.
Nu niet gebleken is dat sprake is geweest van een (putatieve) noodweersituatie komt verdachte noch een beroep op noodweer noch op noodweerexces toe. Een beroep op laatstgenoemde kan immers alleen slagen indien daarvan wel sprake is (quod non). De verweren van de raadsman worden verworpen.
Parketnummer 18-670343-12/24-002418-12: feit 2, parketnummer 17-880278-11/24-001894-11: feit 1, 2 en 3, parketnummer 19-830261-10/24-002484-11: feit 2, 3 en 4 en parketnummer 18-670024-12/24-000621-12: feit 3
Ook hier geldt dat een beroep op noodweerexces slechts kan slagen indien sprake is van een noodweersituatie. In geen van de hierboven genoemde parketnummers en feiten is daarvan gebleken. Weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte telkens onder invloed van emotie heeft gehandeld, maar van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding is telkens niet gebleken. Het hof heeft in de dossiers geen omstandigheden aangetroffen die een noodweersituatie aannemelijk maken. In geen van de gevallen komt verdachte derhalve een beroep op noodweerexces toe. De verweren van de raadsman worden verworpen.
Overige overwegingen ten aanzien van de strafbaarheid
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft het hof tevens gelet op de omtrent de persoon van verdachte opgemaakte rapportages.
Uit het ter zake van parketnummer 18-830087-14/21-006420-14 opgemaakte Pro Justitia Psychiatrisch onderzoek d.d. 15 mei 2014 opgesteld door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, blijkt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis der geestvermogens, te weten een benzodiazepine afhankelijkheid, en daarnaast een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens, te weten een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline trekken. De persoonlijkheidsstoornis bestond ook ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vanwege de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens (met aspecten als snel oplopende razernij, impulsiviteit, beperkte gewetensfunctie, eigenwijsheid, paranoïdie, gebrek aan zelfinzicht) is het aannemelijk dat er een grote mate van doorwerking hiervan in verdachtes doen en laten voorafgaande aan en ten tijde van het bewezenverklaarde aanwezig was. Door de genoemde aspecten voortkomend uit zijn gebrekkige ontwikkeling kan hij niet in staat worden geacht zijn gevoelens van onrecht, frustratie en angst goed onder controle te houden.
Verdachte is wel in staat de wederrechtelijkheid van zijn gedrag in te zien. De psychiater acht het gezien zijn stoornissen zeer aannemelijk dat verdachte op grond van zijn stoornis verminderd vrij was ten aanzien van zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het bewezenverklaarde – maar niet aannemelijk dat deze beperkingen hem zijn keuzevrijheid volledig ontnomen hebben. De psychiater acht het aannemelijk dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd kan worden.
Conclusie van het hof ter zake van alle parketnummers
Nu met het bovenstaande niet is gebleken dat verdachte het bewezen verklaarde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.

Oplegging van straf en/of maatregel

Oplegging straf ter zake van alle bewezen verklaarde feiten
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich – verspreid over enkele jaren – schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten. Deze feiten bestonden uit bedreigingen en beledigingen – ook gepleegd ten aanzien van politieambtenaren -, wederspannigheid, vernielingen en geweldsdelicten. Op 18 februari 2014 heeft verdachte zich uiteindelijk schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer 1] door hem (onder andere) met een mes in het hoofd te steken.
Verdachte heeft door aldus te handelen grote gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de betreffende benadeelden, hen in hun eer en goede naam aangetast, hen schade berokkend en inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit en hen pijn en/of letsel toegebracht.
Met name in het geval van de aanval met een mes op [slachtoffer 1] heeft verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op diens lichamelijke integriteit. Poging tot doodslag is een ernstig geweldsdelict dat een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Te meer, nu dit delict op de openbare weg heeft plaatsgevonden en hiervan meerdere mensen getuige zijn geweest.
Het hof rekent het verdachte aan dat hij een aantal van de bewezen verklaarde feiten (bedreiging en belediging) gepleegd heeft jegens politieambtenaren. Dergelijk gedrag is onacceptabel en strafwaardig. Het handelen van verdachte getuigt van een gebrek aan respect tegenover mensen die niets anders dan hun werk doen en die gezien de rol die zij in de samenleving vervullen juist respect verdienen.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 19 mei 2015, waaruit blijkt dat hij meermalen eerder onherroepelijk veroordeeld is ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten.
Gelet op de veelheid aan bewezenverklaarde feiten, de ernst daarvan en verdachtes recidive, komt naar het oordeel van het hof geen andere straf in aanmerking dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf. Conform de vordering van de advocaat-generaal zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest opgelegd worden.
Oplegging maatregel ter zake van het in parketnummer 18-830087-14/21-006420-14 bewezen verklaarde feit
De advocaat-generaal heeft naast voornoemde gevangenisstraf ter zake van het in parketnummer 18-830087-14/21-006420-14 bewezen verklaarde tevens de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege gevorderd.
Het hof zal hierna beoordelen of deze maatregel zal worden opgelegd.
Het dossier bevat een veelvoud aan rapportages omtrent de persoon van verdachte. Aan de navolgende rapportages heeft verdachte zijn medewerking verleend:
ter zake van parketnummer 18-830087-14/21-006420-14:
  • Pro Justitia Psychiatrisch onderzoek d.d. 15 mei 2014 opgesteld door
  • Trajectconsult d.d. 26 februari 2014 opgesteld door psychiater NIFP Noord
  • Reclasseringsadvies d.d. 9 juli 2013;
  • Reclasseringsadvies d.d. 21 mei 2014;
  • Reclasseringsadvies d.d. 9 september 2014;
  • Reclasseringsadvies d.d. 9 juni 2015;

ter zake van parketnummer 11-882078-11/24-001894-11:

  • Reclasseringsadvies d.d. 21 juni 2011;
  • Reclasseringsadvies d.d. 22 augustus 2011;

ter zake van parketnummer 18-670343-12/24-002418-12:

  • Reclasseringsadvies d.d. 20 juli 2012;
  • Reclasseringsadvies d.d. 1 oktober 2012;
  • Reclasseringsadvies d.d. 12 oktober 2012;

ter zake van parketnummer 18-670024-12/24-000621-12:

  • Trajectconsult d.d. 23 januari 2012 opgesteld door psychiater J.M. Westenbroek;
  • Reclasseringsadvies d.d. 23 januari 2012;
  • Reclasseringsadvies d.d. 23 februari 2012;

ter zake van parketnummer 19-830261-10/24-002484-11:

  • Reclasseringsadvies d.d. 21 juni 2011;
  • ISD Rapportage Palier d.d. 2 april 2010;

ter zake van parketnummer 18-830239-13/21-006298-13:

  • Pro Justitia Psychologisch onderzoek d.d. 12 juni 2013 opgesteld door
  • Pro Justitia Psychiatrisch onderzoek d.d. 15 juni 2013 opgesteld door
  • Trajectconsult d.d. 19 april 2013 opgesteld door psychiater A.G.M. Busstra;
  • Reclasseringsadvies, aanvullend adviesrapport rechtszitting, d.d. 14 juni 2013;
  • Reclasseringsadvies d.d. 26 juni 2013;

ter zake van parketnummer 18-670532-12/21-002790-13:

  • Trajectconsult d.d. 17 december 2012 opgesteld door psychiater
  • Reclasseringsadvies d.d. 10 december 2012;
  • Reclasseringsadvies d.d. 18 januari 2013;

overige stukken:

  • Pro Justitia Psychologisch onderzoek d.d. 9 maart 2009 opgesteld door H. Scharft, psycholoog NIP;
  • Pro Justitia Psychiatrisch onderzoek d.d. 2 maart 2009 opgesteld door A.C. Bruijns, psychiater;
  • Reclasseringsadvies d.d. 3 maart 2011.
Daarnaast bevat het dossier nog enkele rapportages waaraan verdachte niet heeft meegewerkt.
De meeste van de persoonsrapportages zijn ouder dan een jaar.
Het hof dient derhalve allereerst vast te stellen of de persoonsrapportages ter onderbouwing van een oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling gebruikt kunnen worden op grond van artikel 37a, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht in combinatie met het derde lid van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter terechtzitting van het hof van 26 maart 2015 is met verdachte de mogelijkheid van het opmaken van een recent/nieuw multidisciplinair rapport omtrent zijn persoon besproken. Verdachte heeft toen ondubbelzinnig en bij herhaling verklaard geen medewerking te zullen verlenen aan dergelijk onderzoek.
Aldus heeft het hof geconstateerd dat verdachte met betrekking tot een recent/nieuw onderzoek als weigerende observandus in de zin van art. 37 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht moet worden aangemerkt.
In het geval dat een verdachte weigert medewerking te verlenen aan psychologisch en psychiatrisch onderzoek is het voor de rechter desalniettemin mogelijk om te komen tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling. De wet stelt dat de rechter zich in een dergelijk geval zoveel mogelijk een ander advies of rapport, dat hem over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van een last tot terbeschikkingstelling kan voorlichten en aan de totstandkoming waarvan verdachte wel bereid is (geweest) om medewerking te verlenen, doet overleggen. Zoals hiervoor weergegeven bevat het dossier dergelijke rapporten en adviezen.
Oplegging van de maatregel kan in voorkomende gevallen mede plaatsvinden op basis van de inhoud van oudere rapportages/adviezen.
Het hof heeft alle bekende persoonsrapportages aan het dossier laten toevoegen en concludeert dat de hierboven opgesomde rapportages, te weten die waaraan verdachte zijn medewerking heeft verleend, meegenomen kunnen worden in de beoordeling omtrent het al dan niet opleggen van een maatregel van terbeschikkingstelling.
Voorts dient het hof te toetsen of aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht genoemde vereisten voor het opleggen van een maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is voldaan.
Op grond van het eerder aangehaalde ter zake van parketnummer 18-830087-14/21-006420-14 opgemaakte Pro Justitia Psychiatrisch onderzoek d.d. 15 mei 2014 opgesteld door
dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, is aannemelijk geworden dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis der geestvermogens, te weten een benzodiazepine afhankelijkheid, en daarnaast een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens, te weten een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderlinetrekken, en dat de persoonlijkheidsstoornis ook bestond ten tijde van het in die zaak bewezen verklaarde.
Deze diagnose wordt telkens (deels) bevestigd in het Pro Justitia Psychiatrisch onderzoek d.d. 15 juni 2013 opgesteld door dr. T.W.D.P. van Os, het Pro Justitia Psychologisch onderzoek d.d. 12 juni 2013 opgesteld door dr. F. Luteijn, het Pro Justitia Psychiatrisch onderzoek d.d. 2 maart 2009 opgesteld door A.C. Bruijns en het Pro Justitia Psychologisch onderzoek d.d. 9 maart 2009 opgesteld door H. Scharft.
Aan de hand hiervan stelt het hof vast dat bij verdachte al sinds 2009 sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en in ieder geval sinds 2013 sprake is van een ziekelijke stoornis.
Er is ten aanzien van het in het parketnummer 18-830087-14/21-006420-14 bewezen verklaarde feit sprake van een geweldsdelict zoals bedoeld in artikel 37a, lid 1, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. Ook is sprake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
De volgende vraag die beantwoord dient te worden is of er sprake is van zodanig recidivegevaar dat die de oplegging van de maatregel eist, in die zin dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
Uit de Justitiële Documentatie van verdachte blijkt dat hij veelvuldig met justitie in aanraking is geweest. Ook de in onderhavige zaak bewezen verklaarde feiten hebben gedurende een lange periode, te weten van december 2010 tot februari 2014, plaatsgevonden.
De hiervoor aangehaalde deskundigen die over de gebrekkige ontwikkeling en/of de ziekelijke stoornis van verdachte hebben gerapporteerd, geven aan dat dit een belangrijke verklarende factor vormt voor verdachtes recidive. Verdachte denkt het alleen te kunnen, maar kan dit niet en kan alleen maar op zijn voorwaarden hulp gedogen. Zowel uit de genoemde deskundigenrapportages als de reclasseringsrapporten blijkt dat verdachte zonder begeleiding en behandeling recidivegevaarlijk is en blijft.
Ingeschat wordt, onder meer op basis van de ernst van de stoornis, de complexiteit van de problematiek en verdachtes houding ten aanzien van de hulpverlening, dat een intensief behandeltraject nodig is om dit aanwezige recidiverisico op soortgelijke feiten te reduceren tot een aanvaardbaar niveau. Verdachte toont aan dat hij zich niet aan voorwaarden kan houden en overtreedt deze.
Ook in het meest recente reclasseringsadviezen waarbij verdachte aan het onderzoek heeft meegewerkt, geeft de reclassering aan dat alleen een klinisch traject passend is. Weliswaar heeft verdachte blijkens het laatste reclasseringsrapport van 9 juni 2015 na bespreking van het rapport aangegeven dat hij zijn medewerking aan de rapportage introk maar dat laat onverlet dat hij medewerking heeft verleend aan het onderzoek dat tot het advies heeft geleid. Geconstateerd wordt dat langdurige behandeling noodzakelijk is.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de problematiek die omschreven wordt, dat behandeling niet anders kan plaatsvinden dan in het kader van een terbeschikkingstelling.
Het hof stelt derhalve vast dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege eist. Deze maatregel zal dan ook – conform de eis van de advocaat-generaal –, naast eerdergenoemde gevangenisstraf, aan verdachte opgelegd worden.
Het hof stelt voorts vast dat de terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake van een misdrijf die gericht is tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit heeft gelet op artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht als gevolg dat deze maatregel niet gemaximeerd is en derhalve een periode van vier jaar te boven kan gaan.
Benadeelde partij [benadeelde partij5] in de zaak met parketnummer 18-670024-12/24-000621-12
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 250,--, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot het gevorderde bedrag, maar zonder toewijzing van de wettelijke rente.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot voornoemd bedrag. De vordering is door de verdediging niet bestreden. Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot genoemd bedrag zal worden toegewezen.
Verdachte wordt verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Benadeelde partij [benadeelde partij6] in de zaak met parketnummer 18-830261-10/24-002484-11
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding in verband met het in deze zaak onder 1 ten laste gelegde. Deze bedraagt € 900,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Benadeelde partij [benadeelde partij3] in de zaak met parketnummer 18-830239-13/21-006298-13
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 276,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 en 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof stelt de schade – met de rechtbank en de advocaat-generaal – op € 150,--. De vordering is door de verdediging niet bestreden. Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot genoemd bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen.
Verdachte wordt verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Benadeelde partij [benadeelde partij4] in de zaak met parketnummer 18-830239-13/21-006298-13
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 276,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 en 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof stelt de schade – met de rechtbank en de advocaat-generaal – op € 150,--. De vordering is door de verdediging niet bestreden. Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot genoemd bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen.
Verdachte wordt verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Benadeelde partij [benadeelde partij1] in de zaak met parketnummer 18-670532-12/21-002790-13
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 550,--, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 350,--, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Derhalve is thans alleen het in eerste aanleg toegewezen bedrag aan de orde.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 350,--. De vordering is door de verdediging inhoudelijk onvoldoende gemotiveerd bestreden. Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot genoemd bedrag zal worden toegewezen.
Verdachte wordt verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Benadeelde partij [benadeelde partij2] in de zaak met parketnummer 18-670532-12/21-002790-13
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 400,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Derhalve is thans alleen het in eerste aanleg toegewezen bedrag aan de orde.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 150,--. De vordering is door de verdediging inhoudelijk niet gemotiveerd bestreden. Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot genoemd bedrag zal worden toegewezen.
Verdachte wordt verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 37, 37a, 37b, 38e, 45, 57, 181, 266, 267, 285, 287, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-670024-12/24-000621-12 onder 2 en in de zaak met parketnummer 18-830239-13/21-006298-13 onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt de vonnissen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 19-830261-10/24-002484-11 onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-830087-14/21-006420-14 primair en in de zaak met parketnummer 11-880278-11/24-001894-11 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 18-670343-12/24-002418-12 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 18-670024-12/24-000621-12 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 19-830261-10/24-002484-11 onder 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 18-830239-13/21-006298-13 onder 1 primair, 2, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 18-670532-12/21-002790-13 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-830087-14/21-006420-14 primair en in de zaak met parketnummer 11-880278-11/24-001894-11 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 18-670343-12/24-002418-12 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 18-670024-12/24-000621-12 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 19-830261-10/24-002484-11 onder 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 18-830239-13/21-006298-13 onder 1 primair, 2, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 18-670532-12/21-002790-13 onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij5] (parketnummer 18-670024-12/24-000621-12)
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde partij5] terzake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 250,-- (tweehonderdenvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij5], een bedrag te betalen van
€ 250,-- (tweehonderdenvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij6] (parketnummer 18-830261-10/24-002484-11)
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij6] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3] (parketnummer 18-830239-13/21-006298-13)
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde partij3] terzake van het onder 4 en 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150,-- (honderdenvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij3], een bedrag te betalen van
€ 150,-- (honderdenvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij4] (parketnummer 18-830239-13/21-006298-13)
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde partij4] terzake van het onder 4 en 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150,-- (honderdenvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij4], een bedrag te betalen van
€ 150,-- (honderdenvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] (parketnummer 18-670532-12/21-002790-13)
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde partij1] terzake van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 350,-- (driehonderdenvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij1], een bedrag te betalen van
€ 350,-- (driehonderdenvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2] (parketnummer 18-670532-12/21-002790-13)
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde partij2] terzake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150,-- (honderdenvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij2], een bedrag te betalen van
€ 150,-- (honderdenvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. K. Lahuis en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Reinke, griffier,
en op 9 juli 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Dolfing is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.