In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de ontvanger van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Ontvanger). De zaak betreft de aansprakelijkstelling van belanghebbende voor een bedrag van € 332.807, dat verband houdt met naheffingsaanslagen in de loonheffingen van [A] BV (hierna: [A]) over verschillende tijdvakken in 2010 en 2011. De rechtbank Gelderland had eerder de aansprakelijkstelling verminderd tot € 104.015, wat de Ontvanger in incidenteel hoger beroep aanvecht.
De feiten van de zaak tonen aan dat belanghebbende van 9 februari 2010 tot 1 februari 2012 bestuurder was van [A], dat een crisisopvang en jeugdzorg exploiteerde. [A] had weliswaar loonheffingen aangegeven, maar deze niet afgedragen. Belanghebbende had ook een lening van € 120.000 verstrekt aan [E] B.V., wat door het Hof als kennelijk onbehoorlijk bestuur werd aangemerkt. Het Hof oordeelde dat belanghebbende aansprakelijk was voor de belastingverplichtingen van [A], omdat de niet-betaling van de belasting aan hem te wijten was.
Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep bij de rechtbank ongegrond. De beslissing van het Hof benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders bij het verstrekken van risicovolle leningen en de gevolgen van onbehoorlijk bestuur voor de aansprakelijkheid voor belastingverplichtingen.