In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, een vrouw, was betrokken bij een verkeersongeval op 11 juli 2012 te Saasveld, waarbij twee motorrijders, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], betrokken waren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewijsbeslissing kwam. De verdachte was beschuldigd van roekeloos rijgedrag in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wat leidde tot een dodelijk ongeval en zwaar lichamelijk letsel bij de andere verkeersdeelnemers.
Tijdens de zittingen op 23 februari en 22 juni 2015 heeft het hof de zaak onderzocht. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte zich onvoorzichtig had gedragen door fietsers in te halen voor een onoverzichtelijke bocht, wat resulteerde in een aanrijding met de motorrijders. De verdediging betoogde echter dat de verdachte de situatie goed had ingeschat en dat de motorrijders mogelijk met een te hoge snelheid reden, wat hun eigen schuld zou kunnen impliceren.
Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte roekeloos had gehandeld. Het hof oordeelde dat niet kon worden vastgesteld of de verdachte langer op de linker weghelft was gebleven dan noodzakelijk, en dat de snelheid van de motorrijders een belangrijke factor was in het ongeval. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
De vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 2] en [benadeelde], werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.