In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtmatigheid van een legesnota van € 10.250 ter zake van een bouwvergunning wordt betwist. De heffingsambtenaar van de gemeente Hoogezand-Sappemeer had deze leges opgelegd op 11 november 2011. Belanghebbende stelt dat de leges zijn opgelegd in strijd met de opbrengstlimiet zoals vastgelegd in artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zittingen is er gediscussieerd over de vraag of de leges in overeenstemming zijn met de geraamde baten en lasten van de gemeente. Belanghebbende betoogt dat de heffingsambtenaar onvoldoende inzicht heeft gegeven in de raming van de volledige Verordening en dat deze daarom onverbindend moet worden verklaard. De heffingsambtenaar heeft echter betwist dat er geen zelfstandige raming is en heeft stukken overgelegd die inzicht geven in de kostendekkendheid van de leges.
Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft verschaft in de ramingen en dat de leges niet in strijd zijn met de opbrengstlimiet. Het Hof heeft de stelling van belanghebbende dat er geen zelfstandige raming is, verworpen en geconcludeerd dat de gemeente de geraamde bedragen aan opbrengsten en lasten in redelijkheid heeft kunnen ramen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank is bevestigd.