ECLI:NL:GHARL:2015:4799

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
30 juni 2015
Zaaknummer
24-007712-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overtreding Wegenverkeerswet en veroordeling voor gevaar op de weg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, een vrachtwagenchauffeur, was in eerste aanleg veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een fietser om het leven kwam. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij schuld had aan het ongeval. Het hof oordeelde dat de verdachte, na het verkrijgen van groen licht, rechtsaf sloeg zonder vrije doorgang te verlenen aan de fietser, die ook groen licht had. Dit gedrag werd echter niet als aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend aangemerkt, gezien de omstandigheden van het geval.

Wel heeft het hof de verdachte schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg, en hem hiervoor een taakstraf van 40 uren opgelegd, subsidiair 20 dagen hechtenis. Het hof overwoog dat de verdachte onvoldoende had gelet op de verkeerssituatie en niet adequaat gebruik had gemaakt van zijn spiegels, wat leidde tot het ongeval. De verdachte had geen eerdere strafbare feiten en toonde inzicht in de ernst van zijn handelen. De opgelegde straf werd als passend en geboden beschouwd, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007712-13
Uitspraak d.d.: 30 juni 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank
Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 30 september 2013 met parketnummer
16-659096-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [woonadres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 juni 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, vrijspraak ter zake van het primair ten laste gelegde en veroordeling ter zake van het subsidiair ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. E. Benhaim, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 2 februari 2011 te [plaats], als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een vrachtwagen), daarmede rijdende over
de [adres] en/of naderende de kruising van de [adres] met de [adres], zich op genoemde [adres] zodanig, te weten zeer,
althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer], werd gedood, bestaande dat gedrag hieruit:
* dat verdachte toen aldaar heeft gereden over de [adres], komende uit de richting van de [adres]/[adres] en gaande in de richting van de [adres],
- terwijl hij, verdachte, (zeer) goed bekend was met de (verkeers)situatie ter plaatse en/of
- terwijl hij, verdachte, wist dat er een aan de (voor hem) rechterzijde (naastgelegen) vrij liggend fietspad was en/of
- terwijl op voornoemde kruising tussen de door verdachte gevolgde rijbaan en fietsoversteekplaats een witte driehoeksmarkering was aangebracht en/of
- terwijl kort voor het kruisingsvlak voor de voornoemde kruising, komende uit de richting van de [adres]/[adres], zich rechts naast het verkeerslicht voor rechts afslaand verkeer een waarschuwingslicht bevond dat waarschuwt voor recht doorgaande fietsers, welke gaat knipperen en/of verlichten zodra het verkeerslicht groen licht uitstraalt en/of
* gekomen ter hoogte van voornoemde kruising, is gestopt voor een in zijn, verdachtes, richting gekeerd en/of voor het verkeer in zijn, verdachtes, richting geldend rood licht uitstralend verkeerslicht, teneinde rechtsaf de [adres] op te rijden en/of
* (vervolgens), nadat het voor hem, verdachte, geldende verkeerslicht groen licht uitstraalde, rechtsaf is geslagen, terwijl voor de fietsers op de naast gelegen fietsoversteekplaats voor rechtdoor, het verkeerslicht eveneens groen licht uitstraalde en/of
* (vervolgens) voornoemde [adres] is opgereden en zich daarbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft vergewist van de nadering en/of aanwezigheid van een fietser, zijnde voornoemde [slachtoffer] welke bij groen licht voornoemde kruising was opgereden, komende uit de richting van de [adres]/[adres] en kennelijk voornemens was om de [adres] rechtdoor te vervolgen en/of
* (vervolgens) voornoemde fietser geen vrije doorgang heeft verleend, althans niet voor heeft laten gaan en/of niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of is uitgeweken voor voornoemde fietser en/of
* vervolgens (tijdens het rechts afslaan) tegen voornoemde [slachtoffer] is aangereden en/of aangebotst waardoor voornoemde [slachtoffer] op het wegdek is (komen te) (ge)vallen, waarna verdachte (vervolgens) met één of meer band(en) van de door hem bestuurde vrachtwagen over het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] is gereden (terwijl voornoemde [slachtoffer] op het wegdek lag), waardoor voornoemde [slachtoffer] (zeer) ernstig hoofdletsel heeft opgelopen, in elk geval dusdanig hoofdletsel en/of verwonding(en) dat hij als gevolg van dat letsel en/of die verwonding(en) is overleden;
subsidiair:
hij op of omstreeks 2 februari 2011 te [plaats] als bestuurder van een voertuig (vrachtwagen), daarmee rijdende op de [adres] en/of naderende de kruising van de [adres] met de [adres], zich op genoemde [adres] zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, bestaande dat gedrag hieruit:
* dat verdachte toen aldaar heeft gereden over de [adres], komende uit de richting van de [adres]/[adres] en gaande in de richting van de [adres],
- terwijl hij, verdachte, (zeer) goed bekend was met de (verkeers)situatie ter plaatse en/of
- terwijl hij, verdachte, wist dat er een aan de (voor hem) rechterzijde (naastgelegen) vrij liggend fietspad was en/of
- terwijl op voornoemde kruising tussen de door verdachte gevolgde rijbaan en fietsoversteekplaats een witte driehoeksmarkering was aangebracht en/of
- terwijl kort voor het kruisingsvlak voor de voornoemde kruising, komende uit de richting van de [adres]/[adres], zich rechts naast het verkeerslicht voor rechts afslaand verkeer een waarschuwingslicht bevond dat waarschuwt voor recht doorgaande fietsers, welke gaat knipperen en/of verlichten zodra het verkeerslicht groen licht uitstraalt en/of
* gekomen ter hoogte van voornoemde kruising, is gestopt voor een in zijn, verdachtes, richting gekeerd en/of voor het verkeer in zijn, verdachtes, richting geldend rood licht uitstralend verkeerslicht, teneinde rechtsaf de [adres] op te rijden en/of
* (vervolgens), nadat het voor hem, verdachte, geldende verkeerslicht groen licht uitstraalde, rechtsaf is geslagen, terwijl voor de fietsers op de naast gelegen fietsoversteekplaats voor rechtdoor, het verkeerslicht eveneens groen licht uitstraalde en/of
* (vervolgens) voornoemde [adres] is opgereden en zich daarbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft vergewist van de nadering en/of aanwezigheid van een fietser, zijnde [slachtoffer] welke bij groen licht voornoemde kruising was opgereden, komende uit de richting van de [adres]/[adres] en kennelijk voornemens was om de [adres] rechtdoor te vervolgen en/of
* (vervolgens) voornoemde fietser geen vrije doorgang heeft verleend, althans niet voor heeft laten gaan en/of niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of is uitgeweken voor voornoemde fietser en/of
* vervolgens (tijdens het rechts afslaan) tegen voornoemde [slachtoffer] is aangereden en/of aangebotst waardoor voornoemde [slachtoffer] op het wegdek is (komen te) (ge)vallen (waarna verdachte (vervolgens) met één of meer band(en) van de door hem bestuurde vrachtwagen over het hoofd en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer] is gereden).
Het hof heeft de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd. Voorts heeft het hof in de in de tenlastelegging genoemde straatnamen verbetering aangebracht. De verdachte is door deze verbeterde lezingen niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van het hem primair ten laste gelegde artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zodat verdachte van het hem primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Vastgesteld kan worden dat verdachte als bestuurder van een vrachtwagen, nadat het voor hem, verdachte, geldende verkeerslicht (voor rechtdoor en rechts afslaand verkeer) groen licht uitstraalde, terwijl voor de fietsers op de naast gelegen fietsoversteekplaats voor rechtdoorgaand verkeer, het verkeerslicht eveneens groen licht uitstraalde, op rustige wijze vanuit stilstand rechtsaf is geslagen en vervolgens, terwijl fietser [slachtoffer] genoemde fietsoversteekplaats reeds was opgereden, geen vrije doorgang heeft verleend aan die fietser.
Hierdoor is verdachte met de door hem bestuurde vrachtwagen in aanraking gekomen met die fietser en is die fietser als gevolg daarvan op het wegdek gevallen. Verdachte is daarna met een of meer band(en) van de door hem bestuurde vrachtwagen over het hoofd van die fietser gereden. Als gevolg van ernstig hoofdletsel is die fietser overleden.
Het te bewijzen verkeersgedrag van verdachte - kort gezegd het geen vrije doorgang verlenen aan een op de naastgelegen fietsoversteekplaats rechtdoorgaande fietser - is naar het oordeel van het hof op zichzelf niet aan te merken als gedrag dat, gegeven de omstandigheden, als (tenminste) aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam kan worden aangemerkt. Dat zou anders kunnen zijn als bijvoorbeeld vastgesteld kon worden dat verdachte geenszins zou hebben uitgekeken of (gelet op de omstandigheden) met een veel te hoge snelheid de bocht naar rechts zou hebben gemaakt, dan wel bij het naderen van de fietsoversteekplaats zijn snelheid onvoldoende zou hebben geminderd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij op 2 februari 2011 te [plaats] als bestuurder van een voertuig (vrachtwagen), daarmee rijdende op de [adres] en naderende de kruising van de [adres] met de [adres], zich op genoemde [adres] zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd, bestaande dat gedrag hieruit:
* dat verdachte toen aldaar heeft gereden over de [adres], komende uit de richting van de [adres]/[adres] en gaande in de richting van de [adres],
- terwijl hij, verdachte, goed bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse en
- terwijl hij, verdachte, wist dat er een aan de voor hem rechterzijde naastgelegen vrij liggend fietspad was en
- terwijl kort voor het kruisingsvlak voor de voornoemde kruising, komende uit de richting van de [adres]/[adres], zich rechts naast het verkeerslicht voor rechts afslaand verkeer een waarschuwingslicht bevond dat waarschuwt voor recht doorgaande fietsers, welke gaat knipperen en verlichten zodra het verkeerslicht groen licht uitstraalt en
* gekomen ter hoogte van voornoemde kruising, is gestopt voor een in zijn, verdachtes, richting gekeerd en voor het verkeer in zijn, verdachtes, richting geldend rood licht uitstralend verkeerslicht, teneinde rechtsaf de [adres] op te rijden en
* nadat het voor hem, verdachte, geldende verkeerslicht groen licht uitstraalde, rechtsaf is geslagen, terwijl voor de fietsers op de naast gelegen fietsoversteekplaats voor rechtdoor, het verkeerslicht eveneens groen licht uitstraalde en
* voornoemde fietser geen vrije doorgang heeft verleend en niet heeft afgeremd en is uitgeweken voor voornoemde fietser en
* vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer] is aangereden waardoor voornoemde [slachtoffer] op het wegdek is gevallen, waarna verdachte met één of meer band(en) van de door hem bestuurde vrachtwagen over het hoofd van voornoemde [slachtoffer] is gereden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft ter zitting van het hof met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld. Daartoe heeft zij gesteld dat verdachte alles heeft gedaan wat van een bestuurder van een vrachtwagen mag worden verwacht.
Met betrekking tot dit verweer overweegt het hof als volgt.
Een beroep op afwezigheid van alle schuld kan in een geval als het onderhavige slagen indien verdachte van het veroorzaken van gevaar en het hinderen van verkeer op de weg geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Dit verweer slaagt in dit geval niet. Verdachte had, toen hij bij groen licht vanuit stilstand rechtsaf sloeg en de bewuste fietsoversteekplaats naderde, wetende dat vrachtwagens bij dergelijke manoeuvres dode hoek-problemen hebben, zich constant met behulp van zijn buitenspiegels, de voor- en zijruit en zijn bijrijder moeten vergewissen dat de fietsoversteekplaats vrij was om op te kunnen rijden. Verdachte heeft dat in onvoldoende mate gedaan, waardoor gevaar op de weg is veroorzaakt en verkeer op de weg is gehinderd. Met name is het hof van oordeel dat verdachte als beroepschauffeur bij en voor het wegrijden bij het verkeerslicht geen gebruik heeft gemaakt van de breedtespiegel waardoor hij zich er bij dat wegrijden onvoldoende van heeft vergewist of er verkeer reed op het fietspad en voorts is het hof van oordeel dat hij - terwijl het zicht werd belemmerd door een bijrijder - onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van deze bijrijder om zicht te krijgen op het fietspad. Derhalve is niet aannemelijk geworden dat verdachte alles heeft gedaan om het ongeval te voorkomen.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 2 februari 2011 schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5
van de Wegenverkeerswet 1994. Hij heeft - kort gezegd - geen vrije doorgang verleend aan de op de naast gelegen fietsoversteekplaats rechtdoorgaande fietser [slachtoffer]. Er is een ongeval gevolgd met een fatale afloop voor de fietser. Aldus heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht en heeft hij zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 mei 2015 blijkt dat verdachte niet ter zake van het plegen van enig strafbaar feit met justitie in aanraking is gekomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof de indruk gewekt dat hij zwaar onder het gebeurde gebukt gaat. Hij heeft er blijk van gegeven de ernst van het feit in te zien en zijn verantwoordelijkheid te willen nemen voor de gevolgen die hij heeft veroorzaakt.
Ter zitting van het hof is aannemelijk geworden dat verdachte, samen met zijn echtgenote en zijn raadsvrouw, in 2012 contact heeft gehad met de ouders van het slachtoffer
[slachtoffer].
Op grond van het vorenstaande, in samenhang beschouwd, acht het hof oplegging van een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, passend en geboden. Het hof heeft daarbij acht geslagen op de gebruikelijke hoogte van straffen ter zake van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof is - anders dan de advocaat-generaal - van oordeel, dat het opleggen van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen naast de op te leggen werkstraf niet meer opportuun is, gelet op de ouderdom van het feit en op de inhoud van voormeld Uittreksel Justitiële Documentatie.
Het hof acht het bewezen verklaarde feit te ernstig om dit af te doen met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, zoals de raadsvrouw heeft verzocht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 30 juni 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. W.M. van Schuijlenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.