Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
- de door de man aan haar te betalen partneralimentatie te bepalen op € 7.407,- per maand, althans op een bedrag dat het hof juist acht;
- de toe te wijzen partneralimentatie gebruteerd te verhogen met de bijdragen die de man thans betaalt aan de kinderen van partijen, zulks vanaf het moment dat de man die bijdragen niet meer aan een of meer van de kinderen betaalt;
- het verzoek van de man dat partijen op grond van de huwelijkse voorwaarden niet zijn gehouden tot verrekening van vermogen alsnog af te wijzen;
- de tussen hen gesloten huwelijkse voorwaarden te vernietigen wegens dwaling zijdens de vrouw en te bepalen dat zij met elkaar dienen af te rekenen als waren zij in gemeenschap van goederen gehuwd;
- te bepalen dat de spaarverzekering die is gekoppeld aan de hypothecaire geldlening ten aanzien van de woning aan de [adres] te [woonplaats] bij helfte tussen partijen wordt verdeeld;
- de bestreden beschikking voor wat betreft onderdeel 4.9 van het dictum te vernietigen en te bepalen dat partijen na 7 juli 2018 worden gelast tot verdeling van de woning aan de [adres] te [woonplaats];
- te bepalen dat de waarde van de vier Cumulent koopsompolissen en de waarde van de polis bij Legal & General bij helfte tussen partijen wordt verdeeld;
- de bestreden beschikking voor het overige te bekrachtigen.
5.De motivering van de beslissing
In zoverre faalt grief II. Voor het overige ziet deze grief van de vrouw op de draagkracht van de man, die hierna wordt besproken.
Grief II faalt derhalve. Het hof verstaat dat de man deze bijdrage zal verhogen met de (gebruteerde) bedragen die hij thans aan zijn jongmeerderjarige kinderen betaalt, indien en zodra hij aan een kind niet meer die bijdrage betaalt, met dien verstande dat de man nimmer meer dan de hiervoor bepaalde behoefte van de vrouw zal bijdragen
.
derde griefstelt de vrouw dat de rechtbank ten onrechte voor recht heeft verklaard dat partijen op basis van de tussen hen gelden huwelijkse voorwaarden niet gehouden zijn om tot verrekening van de waarden van (enig) vermogen over te gaan. In de toelichting op de grief stelt de vrouw dat zij bij het sluiten van de huwelijkse voorwaarden heeft gedwaald en dat de huwelijkse voorwaarden op grond van artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moeten worden vernietigd. Wanneer zij zich de gevolgen van deze huwelijksvoorwaarden gerealiseerd zou hebben, had zij nimmer met deze voorwaarden ingestemd. De vrouw is omtrent de huwelijkse voorwaarden nimmer voorgelicht en de voorwaarden zijn ook nooit besproken; niet met de notaris en niet onderling, niet tijdens het tekenen van de huwelijkse voorwaarde en niet tijdens de aankoop van een perceel bouwgrond in 1998. Partijen zijn van eenvoudige komaf en het sluiten van huwelijkse voorwaarden was binnen de kringen waaruit partijen voortkomen niet gebruikelijk.
.Hierbij neemt het hof in overweging dat partijen in ieder geval eenmaal bij de notaris zijn geweest, die de inhoud van de akte (beperkt) heeft voorgelezen en dat partijen daaraan voorafgaand tezamen een staat van aanbrengsten hebben opgesteld. Gesteld noch gebleken is dat onvoldoende mogelijkheid bestond bij de notaris informatie te vragen, indien de uitleg (te) summier zou zijn geweest. De stelling van de vrouw dat zij beiden van eenvoudige komaf zijn (wat daar verder ook van zij) kan niet leiden tot een ander oordeel. Daarbij komt dat de vrouw terdege wist dat zij op huwelijks voorwaarden was getrouwd, nu (in haar stelling) crediteuren van een (toekomstige) onderneming van de man geen verhaal op haar deel van het vermogen zouden hebben.
Grief III faalt.
vierde griefstelt de vrouw – kort gezegd – dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de waarde van de aan de hypotheek gekoppelde spaarverzekering aan de man toekomt. De waarde van deze verzekering dient volgens de vrouw bij helfte te worden gedeeld.
In zoverre slaagt de grief derhalve.
zesde griefstelt de vrouw dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek om de waarde van de vier Cumulent Koopsompolissen bij helfte tussen partijen te verdelen heeft afgewezen. Ook heeft de rechtbank verzuimd de polis bij Legal & General in de verdeling te betrekken. Niet voor niets is door de rechtbank bepaald dat de saldi op de gezamenlijke rekeningen partijen ieder voor de helft toekomen. De premies voor bedoelde polissen werden van die rekening betaald, welke rekening mede door de vrouw werd gevoed. De polis van Legal & General valt niet onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding en kan derhalve niet worden verevend. De vrouw is medebegunstigde op deze polis. Waar deze polis nadrukkelijk is afgesloten als pensioenvoorziening maakt de vrouw aanspraak op de helft van de afkoopwaarde van die polis.
Grief VI faalt.
6.De slotsom
.
7.Aanhechten draagkrachtberekening
8.De beslissing
enkel voor zover het betreftde verdeling van de waarde van de aan de hypotheek gekoppelde spaaroptimaal (onderdeel 4.8 van het dictum), en bekrachtigt de beschikking ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden (zaaknummer 200.159.549) voor het overige;