ECLI:NL:GHARL:2015:4665

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
TBS P15/0097
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep terbeschikkingstelling en longstayplaatsing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, die sinds 2006 op een longstayafdeling verblijft. Het hof oordeelt dat het hoger beroep niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen de longstayplaatsing, waarvoor de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) de bevoegde instantie is. De terbeschikkinggestelde had beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 5 februari 2015, die de terbeschikkingstelling met twee jaar had verlengd. Tijdens de zitting op 11 juni 2015 zijn de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw, mr. H.S.K. Jap A Joe, gehoord, evenals de advocaat-generaal, mr. G.J. de Haas.

Het hof heeft de relevante stukken in overweging genomen, waaronder eerdere uitspraken en adviezen van de kliniek. De raadsvrouw heeft verzocht om het hoger beroep ontvankelijk te verklaren, maar het hof concludeert dat er geen grieven zijn ingediend die een inhoudelijke behandeling rechtvaardigen. De terbeschikkinggestelde heeft tot nu toe onvoldoende bewijs geleverd dat het recidivegevaar niet meer aan de orde is. De behandelingen hebben voornamelijk bestaan uit medicatie, en er is vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde behandelresistent is.

Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het niet gericht is tegen de longstayplaatsing. De beslissing van de rechtbank Oost-Brabant wordt bevestigd, en de terbeschikkinggestelde wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Deze uitspraak is gedaan door een kamer van het hof, met mr. Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 25 juni 2015.

Uitspraak

TBS P15/0097
Beslissing d.d. 25 juni 2015
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1964],
verblijvende op LFPZ afdeling van de [kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 5 februari 2015, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 oktober 2002, waarbij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd;
- het verlengingsadvies van de [kliniek] van 12 november 2014;
- de vordering van de officier van justitie, ingekomen op 9 december 2014;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de aanvullende informatie van de [kliniek] van 8 mei 2015, met als bijlage de wettelijke aantekeningen over de periode van 15 september 2014 tot 1 mei 2015.
Het hof heeft ter zitting van 11 juni 2015 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.S.K. Jap A Joe, advocaat te Utrecht, en de advocaat-generaal
mr. G.J. de Haas.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht het hoger beroep ontvankelijk te verklaren.
De terbeschikkinggestelde verblijft sinds 2006 op een longstayafdeling. Tegen de beslissing tot plaatsing op een longstayafdeling heeft de verdediging een beroepsprocedure bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) ingesteld. Met betrekking tot het recidivegevaar heeft de terbeschikkinggestelde nog niet voldoende kunnen bewijzen dat dit niet meer aan de orde is. Het is hem toegestaan vier keer per jaar met begeleid verlof te gaan en de rest van de tijd verblijft hij in de kliniek. Met betrekking tot de longstayplaatsing moet enerzijds gekeken worden naar het recidivegevaar en anderzijds naar de behandeling van de terbeschikkinggestelde. De behandelingen hebben tot op heden alleen bestaan uit het toedienen van medicijnen. Uit onderzoek van de kliniek en de externe deskundigen blijkt dat de terbeschikkinggestelde behandelresistent is. De RSJ en het hof moeten de behandeling nu kritisch tegen het licht houden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De RSJ is de bevoegde instantie om een oordeel te geven over de longstayplaatsing. Heden ter zitting ligt de verlenging van de terbeschikkingstelling aan het hof voor. Met betrekking tot de vordering om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging twee jaar te verlengen heeft de raadsvrouw zich op de zitting van de rechtbank van 29 januari 2015 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De toetsing welke behandelingen en medicijnen nodig zijn, is nu niet aan de orde. De proportionaliteit moet worden gezien in het licht van het recidivegevaar dat als hoog wordt ingeschat. De door de raadsvrouw opgegeven motivering om toch hoger beroep in te stellen, geeft geen aanleiding om het beroep ontvankelijk te verklaren. De advocaat-generaal heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep en subsidiair tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Ontvankelijkheid beroep
Ter zitting van de rechtbank Oost-Brabant van 29 januari 2015 heeft de raadsvrouw met betrekking tot de vordering om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar te verlengen zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. In hoger beroep heeft de raadsvrouw geen grieven naar voren gebracht anders dan die welke bij de beroepsprocedure van de RSJ aan de orde zijn.
Het hof is van oordeel dat het hoger beroep tegen de verlenging van de terbeschikkingstelling niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen de longstayplaatsing waarvoor de RSJ de bevoegde instantie is. Gelet hierop en op de omstandigheid dat het hof ambtshalve geen redenen ziet die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maken, zal het hof de terbeschikkinggestelde niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde beroep.

Beslissing

Het hof:
Verklaart de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde]niet-ontvankelijk in het door hem tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 5 februari 2015 ingestelde beroep.
Aldus gedaan door
mr. Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. J.P. Bordes als raadsheren,
en dr. A. Verheugt en drs. R. Vecht-van den Bergh als raden,
in tegenwoordigheid van B. Moorlag als griffier,
en op 25 juni 2015 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.