In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een geschil tussen twee appellanten en een geïntimeerde over het gebruik van een gezamenlijke steeg. De appellanten, eigenaren van een pand, hebben in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen de geïntimeerde, die eigenaar was van een aangrenzend pand. De rechtbank heeft in een eerder vonnis van 20 maart 2013 bepaalde vorderingen van de appellanten toegewezen en andere afgewezen. Na de verkoop van het pand van de geïntimeerde aan nieuwe eigenaren, hebben de appellanten een verzoek ingediend om de procedure te hervatten, terwijl de geïntimeerde verzocht om schorsing van de procedure. Het hof heeft geoordeeld dat de procedure is geschorst met ingang van 17 februari 2015, omdat de eigendomsoverdracht een grond voor schorsing opleverde. De beslissing over de incidentele vorderingen van de appellanten is aangehouden tot de procedure wordt hervat. Het hof benadrukt dat proceshandelingen na de schorsing nietig zijn, tenzij deze met wederzijds goedvinden worden erkend als geldig.