Uitspraak
1.[appellant 1],
[appellant 1],
[appellant 2],
[appellanten],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
8 januari 2014 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad.
2.Het geding in hoger beroep
Dat het Uw Gerechtshof aldus moge behagen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te vernietigen het vonnis waarvan beroep, welk vonnis als productie 1 bij de hoger beroep dagvaarding is gevoegd;
alsnog de vorderingen van eiser in eerste aanleg, geïntimeerde in onderhavig hoger beroep, zijnde de heer mr. P.J. [geïntimeerde], af te wijzen;
eiser in eerste aanleg, geïntimeerde in onderhavig hoger beroep, te veroordelen in de kosten van beide instanties".
Te verklaren voor recht dat geïntimeerde in de hoofdzaak, tevens appellant in het voorwaardelijk incidenteel appel, terecht een beroep doet de toepasselijkheid van de Algemene voorwaarden van [X] Advocaten Almere B.V. (…)
3.De vaststaande feiten
Advocaten).
Humanistisch Verbond en een zekere [Y], de hulp ingeroepen van [X] Advocaten, in de persoon van [Q]. Tegen de vonnissen van de rechtbank Amsterdam zijn zij in beroep gekomen bij het gerechtshof Amsterdam. In de beroepsprocedure werden zij bijgestaan door [R] (hierna: [R]), eveneens verbonden aan
[X] Advocaten. Dit gerechtshof heeft in zijn tussenarrest van 26 april 2007 overwogen dat een deel van de vorderingen van [appellanten] was verjaard. Over de verschuldigdheid van het salaris van Willemse Advocaten is daarna tussen [R] en [appellant 1] onder meer de volgende correspondentie gevoerd.
Ik hecht eraan te bevestigen dat de revenuen uit de procedure tegen het Humanistisch Verbond en [Y], ongeacht aan welke eisende partij/cliënt deze toekomt, zullen worden aangewend ter betaling van mijn facturen (…)”
Ik heb u gemeld dat ik bereid ben om de procedure tegen het Humanistisch Verbond en de heer [Y] af te ronden tot en met de procedure bij het Gerechtshof onder de navolgende voorwaarden:
Van de totaal openstaande vordering van € 50.893,60 zal ik een bedrag van € 15:893.60 crediteren. Zodoende resteert een bedrag van € 35.000,00 te voldoen, welk bedrag thans tussen ons vaststaat, ongeacht de uitkomst van de procedure. Deze creditering zal ik deels ten gunste van de heer [S] en deels ten gunste van u laten strekken. De creditering betreft uitsluitend facturen voor verrichte werkzaamheden van mijn kantoor. Facturen voor andere zaken zoals verschotten en rente blijven in stand. Deze vordering zal uit de opbrengst van de procedure tegen het Humanistisch Verbond en [Y] worden voldaan, voor zover deze niet eerder uit andere middelen kan worden betaald. U zult zich voor die betaling inspannen.
Ik vind het prima als een andere advocaat deze zaak overneemt.
Ik heb niet gezegd dat een andere advocaat deze zaak overneemt, ik heb het over de andere claims op het HV. daar had ik je een voorstel voor gedaan waarop je niet gereageerd hebt. Ik wilde je 10 procent van de opbrengst betalen alleen voor het bijwonen van een minnelijke poging om de zaak te schikken.
Onze afspraak was dat ik tot de uitspraak geen uren in rekening zou brengen en dat ik onze facturen zou afboeken tot 35k euro. Over hoe het daarna zou lopen hebben we niets afgesproken (…)”
4.Het geschil en de beslissing van de rechtbank
5.Uitgangspunt bij de beoordeling van de inhoud van de door [R] met[appellant 1] gesloten overeenkomst
6.De door [appellant 1] gestelde voorwaarde
Wij hebben gesproken over de mogelijkheden van een schikking met het Humanistisch Verbond en eventueel met [Y]. Uitgangspunten van een schikking zijn dat de vordering van [appellant 2] in beginsel toewijsbaar is en dat ten aanzien van dat bedrag niet wordt toegegeven. Voor wat betreft de vordering van u en uw moeder zullen we proberen een schikking te verkrijgen tussen een bedrag van € 100.000,00 en € 200.000,00”.[R] formuleert dat schikkingsresultaat echter niet als voorwaarde voor de opeisbaarheid van het overeengekomen bedrag aan honorarium, en het dossier biedt daartoe evenmin enig aanknopingspunt. Ook bij gelegenheid van het gehouden pleidooi heeft [appellant 1] dat niet kunnen onderbouwen; bij die gelegenheid heeft hij zich opnieuw beperkt tot de opmerking dat hij er van is uitgegaan dat het genoemde schikkingsresultaat diende te worden bereikt. Waar hij dat vertrouwen op heeft gebaseerd, heeft hij ook in antwoord op de door het hof gestelde vragen niet kunnen onderbouwen. Dit verweer (waarvan [appellanten] de bewijslast dragen), moet dus als onvoldoende gemotiveerd onderbouwd worden verworpen.
7.De vraag of sprake is van hoofdelijkheid (grief 4 in het principaal appel)
afzonderlijkeopdrachten hebben gegeven, die
afzonderlijkaan ieder van hen in rekening zijn gebracht. [geïntimeerde] heeft dat vervolgens niet bestreden.
De vraag of [appellant 2] gebonden is aan de door [appellant 1] gesloten overeenkomst
[geïntimeerde] in het op te dragen bewijs slaagt, betekent dat, dat ook [appellant 2] hoofdelijk schuldenaar is.
9.Het beroep op verrekening door [appellant 1]
10.De gestelde beroepsfout van [Q]
Het beroep op verrekening door [appellanten]; de gestelde beroepsfouten van [R]
grieven 1, 2 en 3 in het principaal appel. Aan die grieven ligt namelijk de veronderstelling ten grondslag dat sprake is van op die beroepsfouten gebaseerde schadevorderingen die met de vordering van [geïntimeerde] kunnen worden verrekend.
De overige verweren van [appellanten] (verjaring t.[appellant 1] v. [appellant 2], dwaling, matiging, redelijkheid en billijkheid; grief 5 in het principaal appel)
13.De subsidiaire vordering van [geïntimeerde]
De toepasselijkheid van de algemene voorwaarden (de grief in het voorwaardelijk incidenteel appel)
15.De beslissing
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum
dinsdag14 juli 2015, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
twee wekenvoor het getuigenverhoor zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van [appellanten] alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk
één weekvoor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen;