Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
geïntimeerde,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen een appellant, wonende in België, en de besloten vennootschap Monarch Recreatie B.V. over de vraag of er een koopovereenkomst tot stand is gekomen voor een kavel met chalet. De rechtbank Gelderland had eerder geoordeeld dat de koopovereenkomst was gesloten en had de vorderingen van de appellant afgewezen, terwijl de vorderingen van Monarch in reconventie werden toegewezen. De appellant ging in hoger beroep en vroeg het hof om de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis van de rechtbank te schorsen, op grond van artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Het hof overwoog dat bij de beoordeling van de schorsingsvordering de belangen van partijen moeten worden afgewogen. De appellant stelde dat de tenuitvoerlegging van het vonnis hem in een financiële noodtoestand zou brengen, aangezien hij een restantkoopsom van € 92.000 en € 50.000 voor de kavel moest betalen. Bovendien had Monarch geen documenten verstrekt die overeenkwamen met de gemaakte afspraken. Het hof concludeerde dat de appellant, als consument, een zwaarder belang had bij het behoud van de bestaande toestand dan Monarch, die als professionele partij werd beschouwd. Het hof besloot de vordering van de appellant tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring toe te wijzen en veroordeelde Monarch in de kosten van het incident.
De zaak werd vervolgens verwezen naar de roldatum voor memorie van antwoord, waarbij het hof verdere beslissingen aanhield. Dit arrest werd uitgesproken op 23 juni 2015 door de drie rechters van de derde kamer van het hof.