In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juni 2015 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 19 februari 2015. De verdachte, die momenteel verblijft in PI Overijssel, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de regiezitting op 11 juni 2015 zijn de onderzoekswensen van de verdediging besproken. De raadsman van de verdachte, mr. R.J.E. van Haarst, heeft aangegeven geen specifieke onderzoekswensen te hebben, maar heeft wel de mogelijkheid opengehouden om aan te sluiten bij verzoeken van de medeverdachte. Dit leidde tot een verzoek om een gedragsdeskundige te benoemen om de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verdachte te beoordelen. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat het hof van mening is dat de beoordeling van de betrouwbaarheid van getuigen en verdachten een taak is voor de rechter zelf. Het hof heeft geen omstandigheden gezien die een deskundigenadvies noodzakelijk maken.
Daarnaast heeft de raadsman van de verdachte verzocht om gescheiden behandeling van de zaken van de verdachte en de medeverdachte, om te voorkomen dat de verdachte geconfronteerd wordt met de aanwezigheid van de medeverdachte. Het hof heeft dit verzoek toegewezen en bepaald dat de inhoudelijke behandeling van de zaak van de verdachte niet gelijktijdig zal plaatsvinden met die van de medeverdachte. Het hof heeft het onderzoek heropend en de zaak zal worden hervat op een nog nader te bepalen zitting. De verdachte zal tijdig worden opgeroepen voor deze zitting, met kennisgeving aan haar raadsman.