ECLI:NL:GHARL:2015:4466

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juni 2015
Publicatiedatum
18 juni 2015
Zaaknummer
21-000990-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake onderzoekswensen in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Noord-Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juni 2015 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 19 februari 2015. De verdachte, die momenteel verblijft in PI Overijssel, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de regiezitting op 11 juni 2015 zijn de onderzoekswensen van de verdediging besproken. De raadsman van de verdachte, mr. R.J.E. van Haarst, heeft aangegeven geen specifieke onderzoekswensen te hebben, maar heeft wel de mogelijkheid opengehouden om aan te sluiten bij verzoeken van de medeverdachte. Dit leidde tot een verzoek om een gedragsdeskundige te benoemen om de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verdachte te beoordelen. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat het hof van mening is dat de beoordeling van de betrouwbaarheid van getuigen en verdachten een taak is voor de rechter zelf. Het hof heeft geen omstandigheden gezien die een deskundigenadvies noodzakelijk maken.

Daarnaast heeft de raadsman van de verdachte verzocht om gescheiden behandeling van de zaken van de verdachte en de medeverdachte, om te voorkomen dat de verdachte geconfronteerd wordt met de aanwezigheid van de medeverdachte. Het hof heeft dit verzoek toegewezen en bepaald dat de inhoudelijke behandeling van de zaak van de verdachte niet gelijktijdig zal plaatsvinden met die van de medeverdachte. Het hof heeft het onderzoek heropend en de zaak zal worden hervat op een nog nader te bepalen zitting. De verdachte zal tijdig worden opgeroepen voor deze zitting, met kennisgeving aan haar raadsman.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000990-15
Uitspraak d.d.: 25 juni 2015
TEGENSPRAAK

Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 19 februari 2015 met parketnummer 18-830470-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven staand en thans verblijvende in PI Overijssel, PIV HvB Zwolle te Zwolle.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 juni 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal en de raadsman van verdachte, mr. R.J.E. van Haarst, naar voren is gebracht.

Beslissingen op onderzoekswensen

De raadsman van verdachte heeft voorafgaand aan de terechtzitting aangegeven geen onderzoekswensen te hebben, maar heeft nadrukkelijk de mogelijkheid opengehouden om ter terechtzitting van 11 juni 2015 aan te sluiten bij onderzoekswensen die in de zaak van medeverdachte [medeverdachte] naar voren werden gebracht. In die context heeft de raadsman van verdachte zich aangesloten bij het verzoek van de raadsman van [medeverdachte] om een gedragsdeskundige te benoemen die dient te rapporteren omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen die zijn afgelegd door verdachte ([verdachte]).
Hieromtrent overweegt het hof als volgt.
Het hof wijst dit verzoek van de verdediging, toetsend aan het noodzakelijkheidscriterium, af. De beoordeling van de betrouwbaarheid van een getuige of een verdachte is bij uitstek een taak die toekomt aan de rechter. Het hof ziet in de onderhavige zaak geen omstandigheden die aanleiding geven om omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte een deskundigenadvies in te winnen en acht zich in staat om de verklaringen van verdachte op hun betrouwbaarheid te toetsen. Gelet hierop is de verzochte aanvullende rapportage niet noodzakelijk.
Ambtshalve merkt het hof nog het navolgende op. In de zaak van medeverdachte [medeverdachte] heeft het hof de onderzoekswens om [verdachte] (verdachte) als getuige te horen, toegewezen. Dit betekent dat verdachte door de raadsheer-commissaris wordt gehoord in de zaak van medeverdachte [medeverdachte]. Het hof acht het niet wenselijk dat de verklaring die [verdachte] mogelijk gaat afleggen, enkel wordt gevoegd in het dossier van medeverdachte [medeverdachte]. Daarom bepaalt het hof dat verdachte niet alleen in de zaak van [medeverdachte] als getuige wordt gehoord door de raadsheer-commissaris, maar ook in haar eigen zaak. Derhalve is de mogelijke verklaring die [verdachte] bij de raadsheer-commissaris gaat afleggen beschikbaar in beide dossiers en heeft ook de raadsman van verdachte de mogelijkheid om verdachte tijdens voornoemd verhoor vragen te stellen.

Verzoek om gescheiden behandeling

De raadsman van verdachte heeft het verzoek gedaan om de zaken van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] niet gelijktijdig te behandelen, zodat verdachte niet wordt geconfronteerd met de aanwezigheid van [medeverdachte], hetgeen – kort gezegd – erg belastend voor haar zou zijn. Verdachte heeft bij monde van haar raadsman laten weten bij de inhoudelijke behandeling aanwezig te willen zijn, maar niet te zullen verschijnen indien gelijktijdige behandeling zal plaatsvinden. Het hof wijst het verzoek tot gescheiden behandeling toe en bepaalt dat de zaak bij inhoudelijke behandeling niet gelijktijdig wordt behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte].

BESLISSING

Het hof:
Heropent het onderzoek.
Bepaalt dat de inhoudelijke behandeling van de onderhavige zaak
niet gelijktijdigzal plaatsvinden met de behandeling van de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (21-001298-15).
Stelt de stukken in handen van de
raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof teneinde verdachte als getuige te horen, ter fine als voormeld.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting. Om de klemmende redenen dat het zittingsrooster van het hof een eerdere behandeling van de zaak niet toelaat en de onderzoekshandelingen naar verwachting niet binnen een maand zullen zijn voltooid, zal het onderzoek langer dan een maand, maar niet langer dan
drie maandenworden geschorst.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van de verdachte.
Aldus gewezen door
mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter,
mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. A. Dijkstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.G.H. van Krugten, griffier,
en op 25 juni 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.A.A.M. van Veen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.