ECLI:NL:GHARL:2015:4465

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juni 2015
Publicatiedatum
18 juni 2015
Zaaknummer
21-001298-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Noord-Nederland inzake onderzoekswensen in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juni 2015 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, dat op 19 februari 2015 was uitgesproken. De verdachte, die momenteel verblijft in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de regiezitting op 11 juni 2015 zijn de onderzoekswensen van de verdediging besproken. De verdediging had aanvankelijk zes onderzoekswensen geformuleerd, waarvan er twee zijn ingetrokken of reeds ingewilligd. Het hof heeft de overige vier onderzoekswensen beoordeeld.

Ten eerste heeft de verdediging verzocht om medeverdachte [medeverdachte] als getuige te horen. Dit verzoek is door het hof toegewezen, omdat de medeverdachte eerder zich op haar verschoningsrecht heeft beroepen. Ten tweede heeft de verdediging gevraagd om een gedragsdeskundige te benoemen voor het rapporteren over de betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte]. Dit verzoek is afgewezen, omdat het hof van mening is dat het beoordelen van de betrouwbaarheid van getuigen een taak is van de rechter zelf.

Daarnaast heeft de verdediging verzocht om een contra-expertise door dr. D. Spendlove met betrekking tot de doodsoorzaak van [slachtoffer]. Dit verzoek is eveneens afgewezen, omdat het hof geen noodzaak ziet voor een nieuwe contra-expertise, gezien de eerdere onderzoeken. Tot slot heeft de verdediging verzocht om de verdachte opnieuw te laten observeren in het Pieter Baan Centrum, wat door het hof is toegewezen. Het hof heeft besloten het onderzoek te heropenen en de zaak naar de raadsheer-commissaris te verwijzen voor observatie van de verdachte. De zaak zal worden hervat op een nog nader te bepalen datum, waarbij de verdachte tijdig zal worden opgeroepen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001298-15
Uitspraak d.d.: 25 juni 2015
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 19 februari 2015 met parketnummer 18-830452-13 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven staand te [woonplaats], [woonadres],
thans verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 juni 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal, door verdachte en door zijn raadsman, mr. R.J. Mesland, naar voren is gebracht.
Beslissingen op onderzoekswensen
De verdediging heeft aanvankelijk – per appelschriftuur en aanvullend per e-mailbericht d.d. 3 juni 2015 – zes onderzoekswensen geformuleerd. Ter terechtzitting van het hof is gebleken dat één onderzoekswens – het horen van Prof. Dr. J.W.M. Niessen – niet door de verdediging wordt gehandhaafd. Voorts is gebleken dat één andere onderzoekswens – het toevoegen van het proces-verbaal in de geseponeerde zaak tegen verdachte met nummer 18/048623-15 aan het onderhavige strafdossier – reeds is ingewilligd door het openbaar ministerie. Derhalve zal het hof op deze voormalige onderzoekswensen geen beslissing meer nemen. Aangaande de overige vier onderzoekswensen overweegt het hof het navolgende.

1.Horen medeverdachte [medeverdachte]

De verdediging heeft aangegeven medeverdachte [medeverdachte] te willen horen als getuige in de strafzaak tegen verdachte, teneinde – kort gezegd – haar verklaringen op hun betrouwbaarheid te kunnen toetsen. [medeverdachte] is in eerste aanleg reeds door de rechter-commissaris gehoord, maar heeft zich ten overstaande van de rechter-commissaris (grotendeels) op haar verschoningsrecht beroepen.
Het hof wijst dit verzoek van de verdediging toe en bepaalt dat medeverdachte [medeverdachte] door de raadsheer-commissaris opnieuw zal worden gehoord.
2. Benoemen gedragsdeskundige om te rapporteren omtrent betrouwbaarheid verklaringen medeverdachte [medeverdachte]
Voorts heeft de verdediging het verzoek gedaan om een gedragsdeskundige te benoemen die dient te rapporteren omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen die zijn afgelegd door medeverdachte [medeverdachte]. De raadsman heeft daartoe ter terechtzitting van het hof voorgesteld dat dit onderzoek zou kunnen worden verricht door rechtspsycholoog
dr. R. Horselenberg. De gedragsdeskundige zou dan ook de beschikking dienen te krijgen over de videobeelden van de politieverhoren, aldus de raadsman.
Het hof wijst dit verzoek van de verdediging, toetsend aan het noodzakelijkheidscriterium, af. De beoordeling van de betrouwbaarheid van een getuige is bij uitstek een taak die toekomt aan de rechter. Het hof ziet in de onderhavige zaak geen omstandigheden die aanleiding geven om omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte] een deskundigenadvies in te winnen en acht zich in staat om de verklaringen van [medeverdachte] op hun betrouwbaarheid te toetsen. Gelet hierop is de verzochte aanvullende rapportage niet noodzakelijk.

3.Laten uitvoeren contra-expertise door dr. D. Spendlove

De verdediging heeft verzocht om dr. D. Spendlove een contra-expertise te laten uitvoeren naar de mogelijke oorzaken van het overlijden van [slachtoffer].
Het hof wijst dit verzoek van de verdediging, toetsend aan het noodzakelijkheidscriterium, af. In dit verband acht het hof het relevant dat verdachte ter terechtzitting van het hof weliswaar heeft aangegeven dat hij bereid is om – anders dan in eerste aanleg – in hoger beroep een verklaring af te leggen over zijn gedragingen, maar dat verdachte hierbij tevens heeft aangegeven dat hij vasthoudt aan zijn verklaring (het scenario) dat [slachtoffer] van de trap is gevallen. Dit scenario is in eerste aanleg reeds onderworpen geweest aan een contra-expertise door de deskundige F.R.W. van de Goot. Het hof is de noodzaak voor nog een contra-expertise, welke uitgevoerd zou moeten worden door dr. D. Spendlove, niet gebleken

4.Observatie verdachte in het Pieter Baan Centrum

De verdachte heeft aangegeven thans wel bereid te zijn mee te werken aan een observatie in het Pieter Baan Centrum en de verdediging heeft het verzoek gedaan om verdachte opnieuw in het Pieter Baan Centrum te laten observeren.
Het hof wijst dit verzoek van de verdediging toe. Weliswaar is de verdachte in een eerder stadium reeds door het PBC geobserveerd, maar doordat verdachte niet zijn medewerking heeft verleend aan dit onderzoek, hebben de onderzoekers niet alle onderzoeksvragen (volledig) kunnen beantwoorden. Verdachte heeft toegezegd thans aan alle onderzoeken mee te willen werken en heeft geen bezwaren meer tegen het benaderen van referenten door de onderzoekers. Gelet op de gewijzigde opstelling van verdachte zal het (aanvullend) rapporteren omtrent verdachte zijn meerwaarde hebben.
Het hof verwijst de zaak naar de raadsheer-commissaris teneinde verdachte (opnieuw) te laten observeren in het PBC teneinde aanvullend te rapporteren omtrent verdachte.
BESLISSING
Het hof:
Heropent het onderzoek.
Stelt de stukken in handen van de
raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof teneinde
medeverdachte [medeverdachte] als getuige te horenen teneinde verdachte
ter observatie te doen opnemen in het Pieter Baan Centrum, ter fine als voormeld.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting. Om de klemmende redenen dat het zittingsrooster van het hof een eerdere behandeling van de zaak niet toelaat en de onderzoekshandelingen naar verwachting niet binnen een maand zullen zijn voltooid, zal het onderzoek langer dan een maand, maar niet langer dan
drie maandenworden geschorst.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van de verdachte.
Aldus gewezen door
mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter,
mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. A. Dijkstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.G.H. van Krugten, griffier,
en op 25 juni 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.A.A.M. van Veen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.