Uitspraak
hij, in de periode van 25 september 1997 tot en met 11 maart 2000, te Enschede en/of Barneveld, in elk geval in Nederland,
hij, in de periode van 25 september 1997 tot en met 11 maart 2000, te Enschede en/of Barneveld, in elk geval in Nederland,
hij, in de periode van 1 januari 2002 tot en met 19 maart 2009, te Enschede, in elk geval in Nederland,
hij, in de periode van 1 januari 2002 tot en met 19 maart 2009, te Enschede, in elk geval in Nederland,
hij, in de periode van 01 maart 2000 tot en met 11 maart 2009, te Enschede en/of Rijssen, in elk geval in Nederland,
hij, in de periode van 01 maart 2000 tot en met 11 maart 2009, te Enschede en/of Rijssen, in elk geval in Nederland,
hij, in de periode Van 01 april 1998 tot en met 10 maart 2009, te Enschede, in elk geval in Nederland,
hij, in de periode van 01 april 1998 tot en met 10 maart 2009, te Enschede, in elk geval in Nederland,
hij, in de periode van 2 juli 1997 tot en met 2 april 2009, te Enschede en/of Beltrum, in elk geval in Nederland,
hij, in de periode van 2 juli 1997 tot en met 2 april 2009, te Enschede en/of Beltrum, in elk geval in Nederland,
hij, in de periode van 1 januari 2000 tot en met 7 april 2009, te Enschede, in elk geval in Nederland,
hij, in de periode van 1 januari 2000 tot en met 7 april 2009, te Enschede, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
hij, in de periode van 1 augustus 2001 tot en met 31 maart 2004, te Enschede en/of Lichtenvoorde, in elk geval in Nederland,
hij, in de periode van 1 augustus 2001 tot en met 31 maart 2004, te Enschede en/of Lichtenvoorde, in elk geval in Nederland,
hij, in de periode van 23 januari 2003 tot en met 6 oktober 2009, te Enschede, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
hij, in de periode van 23 januari 2003 tot en met 6 oktober 2009, te Enschede, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
hij, in de periode van 1 juni 2000 tot en met 2 mei 2012, te Enschede, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
Reikwijdte van het hoger beroep
Reikwijdte van het begrip “in hulpeloze toestand brengen of laten”
Ten aanzien van het bewijs
tijdenszijn handelen maar ook dat hij die kans heeft gewild in de zin van bewust aanvaarden door deze op de koop toe te nemen. Bepaalde gedragingen (met name valt hierbij te denken aan bepaalde fysieke geweldshandelingen) kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
“Ik heb toegegeven dat met de kennis van nu achteraf het beleid in individuele gevallen anders had moeten zijn. Dit laat onverlet dat ik tijdens mijn werkzame periode in Enschede te goeder trouw mijn diagnosen heb gesteld en daarop beleid heb uitgezet. Ik heb beoordelingsfouten gemaakt in mijn handelen. Dit zijn tekortkomingen waarvan ik me bij de behandeling van deze patiënten niet bewust ben geweest. Ik heb nooit opzettelijk foute diagnosen gesteld en heb niet met opzet patiënten in een hulpeloze toestand gebracht en gelaten en heb niet met opzet de gezondheid van mijn patiënten benadeeld. Ik had nooit iets anders voor ogen dan de gezondheid van mijn patiënten.”
“Ik denk, dat ik zeker in die tijd, niet wist dat het niet verdragen van het middel een contra-indicatie vormde voor gebruik.”)
“Wat ik heb gezien als complex MSA/Parkinson, dat zit in mekaars verlengde. Dat is zo'n neurologisch spectrum. In het algemeen ben je bij de ontwikkeling van een bewegingsstoornis, waarvan je eerst zegt 'het is MSA', afhankelijk van hoe het zich in de loop van jaren ontwikkelt en pas als er duidelijke veranderingen in klachten en verschijnselen zijn, geef je een meer definitieve diagnose.”
“Het betreft een complexbeeld. (…) Op zich is er tegen de aanvankelijk gestelde waarschijnlijkheidsdiagnose MSA weinig in te brengen. Het klinisch beloop past echter slecht bij de gestelde diagnose en ook verdachte oppert bij herhaling dat er gerede twijfel is bij de diagnose.”
“Op de vraag van de voorzitter of er vanuit mijn deskundigheid sprake is van zorgvuldigheid die je mag verwachten van een redelijk handelend arts, zeg ik dat dat een lastige vraag is. Want sommige mensen krijgen geen last, terwij1 er wel met de pet naar is gegooid. Hier is er niet met de pet naar gegooid. Er zijn geen goede diagnostische beslissingen genomen, omdat op een gegeven moment de diagnose niet meer compatibel was met het beloop. Maar er is wel steeds betrokkenheid en ook fixatie geweest. Het enige wat ik vind, is dat als er zich zo'n moeilijk probleem voor doet, waar je niet goed uitkomt, dat het dan echt voor de hand ligt om daar een keer met een ander serieus over te overleggen of om het voor een tweede mening door te sturen. Ik vind dat die diagnose zorgvuldig is gesteld. Ik vind wel dat hij lang is doorgegaan, maar ik kan me een situatie voorstellen waarin dat zo gegroeid is tussen patiënt en behandelaar.”
“[verdachte] stelde als diagnose een Multiple Systeem Atrofie vast bij betrokkene. Ondanks persisterende afwezigheid van parkinsonistische verschijnselen bleef hij aan deze diagnose vasthouden. Dat is hem te verwijten. (…) Tevens herkende hij niet de bij betrokkene later opgetreden verschijnselen van myopathie met hyperreflexie en spiertrekkingen alsook de gebleken suïcidaliteit als mogelijk door moclebemide (Aurorix)-geïndiceerde bijwerkingen.”
“Het probleem is dat je een patiënt krijgt van een collega die de diagnose Parkinson heeft gesteld maar dat is het waarschijnlijk niet. Dat had [verdachte] ook snel in de gaten. (…) Hij heeft er grote twijfels bij om het MSA te noemen en noemt het dan een mogelijke MSA met twee of drie vraagtekens er bij. (…) Dus dit is misschien wel een voor de hand liggende diagnose voor hem geweest in die tijd, althans werkdiagnose. (…) Ik vind dat de verantwoording van het gebruik van medicatie die niet dagelijks in onze praktijk voorkomt en dan toch het niet in overweging nemen van het voorkomen van bijwerkingen, te wensen over laat. Wat betreft de verslaglegging ben ik het ook eens met collega Snoek. Die laat geheel te wensen over.
“Als verdenking op MS opkomt en als je de eerste klachten van deze patiënt leest dan is het niet verkeerd om aan de diagnose MS te denken en dat te overwegen. In dat licht bezien is het ook prima om een MRI van de hersenen aan te vragen. Je zou daarbij ook al gelijk een MRI van het ruggenmerg kunnen aanvragen, maar op het moment dat de MRI van de hersenen normaal is, zoals hier het geval is ontkom je niet aan een MRI van het ruggenmerg. De grote omissie is dat de MRI van het ruggenmerg niet is gemaakt. Dat dit niet is gebeurd, heb ik onzorgvuldig genoemd en zou ik ook nu nog onzorgvuldig noemen.”
De diagnose MS is ten onrechte gesteld. (…) De cerebrale MRI heeft bij MS een hoge sensitiviteit; in combinatie met normale liquor, zonder aanwijzingen voor intrathecale IgG-productie, had nog los van de symptomatologie, geen genoegen genomen mogen worden met de diagnose MS. (…) Bij het beschreven beloop had ook niet, zonder de diagnose MS middels aanvullende anamnese, onderzoek of aanvullend onderzoek zekerder te maken, gekozen mogen worden voor behandeling met methylprednisolon of interferon bèta, er was geen sprake van een beloop in remissies en exacerbaties.”
Ik vind het volstrekt redelijk dat bij die trekkingen van het ooglid op dat moment de eerste diagnose MS is overwogen. Dat geldt minder voor de vermelde bleke pupillen. In 2003 was de keuze voor een cerebrale MRI niet verkeerd, maar deze moet dan worden bijgestuurd op grond van resultaat.”
“De rechtbank komt tot de slotsom dat verdachte voldoende inzicht had in het ongeoorloofde van de bewezen verklaarde feiten en dat niet is gebleken dat hij onvoldoende in staat was om zijn wil overeenkomstig dat inzicht te bepalen, zodat alle bewezen verklaarde feiten volledig aan verdachte toegerekend worden.”
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.