In deze zaak gaat het om de ontbinding van een overeenkomst van aanneming van werk tussen [appellant] en de Gemeente Groningen. De Gemeente Groningen had een pand verhuurd aan een stichting waarvan [appellant] bestuurslid was. [appellant] zou onderhoudswerkzaamheden verrichten, maar de Gemeente heeft de overeenkomst ontbonden omdat [appellant] in gebreke bleef. De Gemeente vorderde terugbetaling van de vooruitbetaalde aanneemsom van € 26.710,74. In eerste aanleg heeft de rechtbank Assen de vordering van de Gemeente toegewezen.
In hoger beroep heeft [appellant] negen grieven ingediend, waarbij hij onder andere aanvoert dat de rechtbank ten onrechte zijn verweren heeft afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de Gemeente de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden en dat [appellant] verplicht is de aanneemsom terug te betalen. Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het hof heeft [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 16 juni 2015 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de rechters M.M.A. Wind, H. de Hek en M.E.L. Fikkers betrokken waren.