In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juni 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende partneralimentatie. De verzoekster, de vrouw, verblijft in een psychiatrische instelling en heeft verzocht om een wijziging van de alimentatiebijdrage van de man. Het hof heeft in eerdere beschikkingen vastgesteld dat de vrouw een behoefte heeft aan een bijdrage van de man, maar dat deze behoefte niet volledig kan worden ingevuld door de man, gezien de omstandigheden van de vrouw.
Het hof heeft de behoefte van de vrouw vastgesteld op basis van haar werkelijke kosten, verhoogd met de zak- en kleedgeldnorm. De vrouw heeft stukken overgelegd ter onderbouwing van haar kosten van levensonderhoud, die zijn ontstaan na haar opname in de psychiatrische instelling op 24 mei 2013. De man heeft schriftelijk gereageerd op deze stukken. Het hof heeft de behoefte van de vrouw berekend over verschillende periodes, waarbij rekening is gehouden met de bijstandsnormen en de specifieke kosten die de vrouw maakt.
De man heeft een ontslagvergoeding ontvangen en ontvangt sinds januari 2014 een WW-uitkering. Het hof heeft geoordeeld dat de ontslagvergoeding niet leidt tot een wijziging van de draagkracht van de man. De uiteindelijke beslissing van het hof is dat de man met terugwerkende kracht alimentatie moet betalen aan de vrouw, met specifieke bedragen voor verschillende periodes. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.