ECLI:NL:GHARL:2015:4337

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
16 juni 2015
Zaaknummer
14-01114
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over leges omgevingsvergunning voor verbouwing winkelpand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de Directeur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente leges heeft opgelegd voor een omgevingsvergunning. De belanghebbende had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de verbouwing van een winkelpand aan de [a-straat] 13 te [B]. De Directeur heeft leges ter hoogte van € 4.514,17 in rekening gebracht, waarvan € 3.952,17 specifiek voor de omgevingsvergunning van het winkelpand. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Directeur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft de uitspraak van de Directeur bevestigd, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting heeft belanghebbende betoogd dat de nieuw aangebouwde ruimte geen winkelruimte is, maar kale opslagruimte, en dat de leges dus te hoog zijn vastgesteld. De Directeur daarentegen stelde dat de leges correct zijn berekend op basis van de normkosten voor winkelruimten. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en beoordeeld. Het Hof concludeert dat de Directeur de leges terecht heeft opgelegd op basis van de geldende verordening en dat de bouwkosten correct zijn vastgesteld. Het Hof oordeelt dat de leges een wettelijke grondslag hebben en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 14/01114
uitspraakdatum: 16 juni 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 1 oktober 2014, nummer AWB 14/710, in het geding tussen belanghebbende en
de
directeur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente(hierna: de Directeur).

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is bij aanslag een bedrag van € 4.514,17 aan leges in rekening gebracht in verband met het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevings-vergunning.
1.2
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Directeur heeft het bezwaarschrift van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 1 oktober 2014 ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede mr. [A] namens de Directeur.
1.7
Belanghebbende heeft tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep, zonder bezwaar van de Directeur, vier foto’s overgelegd.
1.8
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende heeft op 27 mei 2013 een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning te verkrijgen in verband met een voorgenomen verbouwing van een winkelpand aan de [a-straat] 13 te [B].
2.2
Bij brief van 23 augustus 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldenzaal de omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten “bouwen” en “handelen in strijd met regels ruimtelijke verordening”.
2.3
Bij aanslagbiljet met dagtekening 30 september 2013 heeft de Directeur aan belanghebbende een bedrag aan leges in rekening gebracht. De specificatie daarvan luidt blijkens het aanslagbiljet als volgt:
- leges omgevingsvergunning [a-straat] 13 € 3.952,17
- leges omgevingsvergunning verbouwen van een winkelpand € 431
- leges omgevingsvergunning met twee dakkapellen
€ 131
totaal derhalve € 4.514,17
2.4
De bouw is uitgevoerd zonder spouw, in halfsteens muren, zonder isolatie, installaties en (verdere) afwerking. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de nieuw aangebouwde ruimte geen winkelruimte is, maar kale opslagruimte.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is of de Directeur terecht en tot het juiste bedrag de leges omgevings-vergunning [a-straat] 13 ad € 3.952,17 in rekening heeft gebracht. De twee andere legesbedragen zijn niet meer in geschil.
3.2
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van de bouwkosten als volgt moet worden bepaald:
1. aan de hand van de normkosten:
a. op € 11.362 op basis van de normkosten voor opslagloodsen (plaatstaal damwandprofiel) tot 4 meter hoogte;
b. op € 20.930 op basis van de normkosten voor gemetselde opslagloodsen;
c. op € 41.860 op basis van de normkosten voor overige bedrijfsruimten.
2. aan de hand van de werkelijke bouwkosten:
a op € 41.050 op basis van een berekening van belanghebbende in hoger beroep
b. op € 49.500 op basis van een schatting door een architect.
c. op € 60.000 op basis van een berekening van belanghebbende in eerste aanleg
3.3
De Directeur heeft zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat de leges moeten worden berekend op basis van de normkosten voor kantoren/showroom/winkel.
3.4
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.5
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar, en tot vermindering van het bedrag aan geheven recht tot € 562, te vermeerderen met de leges over een bouwsom van € 40.000 tot € 50.000.
3.6
De Directeur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

Wettelijke grondslag
4.1
De raad van de gemeente Oldenzaal heeft op 17 december 2012 de Verordening op de heffing en invordering van leges 2013 (hierna: de Verordening leges 2013) vastgesteld. De Verordening leges 2013 is op 24 december 2012 gepubliceerd en op 1 januari 2013 in werking getreden.
4.2
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder a, van de Verordening leges 2013 worden onder de naam leges rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
4.3
Ingevolge artikel 2.3 van de bij de Verordening leges 2013 behorende Tarieventabel bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in
4.4
Het Hof is van oordeel dat de in rekening gebrachte leges een wettelijke grondslag heeft in de Verordening leges 2013 en dat deze verordening overigens aan alle daaraan te stellen vereisten voldoet.
Hoogte van de leges
4.5
De Directeur, op wie de bewijslast rust, heeft de leges berekenend op basis van de Tarieventabel behorend bij de Legesverordening 2013 en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de bouwkundige werkzaamheden moeten worden gekwalificeerd als de bouw van een winkelruimte. De aanvraag is op deze wijze gedaan en de nadien opgetreden versobering van de bouw ten gevolge van het faillissement van de huurder dient buiten beschouwing te blijven.
4.6
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van eenvoudige en kale opslagruimte zodat de bouwkosten met inachtneming van dat uitgangspunt moeten worden bepaald en niet passen binnen het regime van normatieve bouwkosten.
4.7
De projectomschrijving zoals deze in de aanvraag bij de Directeur op 27 mei 2013 is ontvangen, luidt “verbouw van een winkelpand aan de [a-straat] 13 te [B]”. Blijkens de op 3 juli 2013 ontvangen “nadere gegevens betreffende bouwkundige objecten” is sprake van de nieuwbouw van een verdieping en zolder.
4.8
Het Hof is van oordeel dat de Directeur een juist wettelijk uitgangspunt heeft genomen en – mede op basis van de tijdens de mondelinge behandeling getoonde, door belanghebbende toegelichte en in het dossier opgenomen foto’s – dat sprake is van een verbouwing van een winkelpand. Dat de afwerking (nog) niet heeft plaatsgevonden - belanghebbende is beroepshalve gekwalificeerd en ook feitelijk in staat die werkzaamheden te verrichten - doet aan het vorenstaande oordeel niet af.
4.9
Het andersluidende standpunt van belanghebbende acht het Hof in strijd met de realiteit zoals deze blijkt uit de ingediende aanvraag voor een omgevingsvergunning alsmede uit de getoonde foto’s. Voorts heeft belanghebbende zijnerzijds weliswaar betoogd dat sprake is van halfsteensmuren, zonder installatie en zonder spouw, maar naar het oordeel van het Hof is dat louter terug te voeren op het gegeven dat de onroerende zaak aan beide zijden is ingeklemd door reeds bestaande bouw.
4.1
In het vorenstaande oordeel ligt besloten dat het Hof geen reden ziet om de bouwkosten te bepalen op basis van de prijs die een derde in het economische verkeer aan belanghebbende in rekening zou brengen, noch de aannemingssom exclusief omzetbelasting tot uitgangspunt te nemen voor de bepaling van de bouwkosten en het daarop te baseren bedrag aan verschuldigde leges. Het normbedrag van € 240 per kubieke meter is derhalve van toepassing.
4.11
De Directeur heeft de hoogte van de normkosten onderbouwd door te verwijzen naar het regionale Bouw- en Woningtoezicht-overleg waaraan een groot aantal gemeenten deelnemen alsmede de Stichting [C], waaraan alle aannemers verplicht verbonden zijn. Het Hof acht aldus de normkosten op een zorgvuldige wijze bepaald en berekend en is dan ook van oordeel dat deze normkosten bij de bepaling van de leges dienen te worden gehanteerd. De Directeur heeft het aantal kubieke meters juist berekend op 598, buitenwerks gemeten overeenkomstig NEN 2580.
4.12
Belanghebbende heeft nog gewezen op de hem in 2008 ten onrechte geweigerde vergunning. Het Hof acht daarin geen grond gelegen om tot een andersluidend oordeel, zowel ten aanzien van de aard van de bouwwerkzaamheden en de daarmee gerealiseerde opstal als ten aanzien van de hoogte van de bouwkosten en het daarop gebaseerde bedrag aan in rekening gebrachte leges, te komen dan hiervoor is overwogen.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, voorzitter, mr. J.W. baron van Knobelsdorff en mr. P. van der Wal, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De beslissing is op 16 juni 2015 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(K. de Jong-Braaksma) (B. van Walderveen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 17 juni 2015
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.