In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een (groot)moeder tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die de ondertoezichtstelling van haar twee geadopteerde kinderen heeft verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing heeft gehandhaafd. De kinderen, geboren in de Verenigde Staten, zijn sinds 2008 in Nederland en wonen in een pleeggezin. De (groot)moeder, die in Frankrijk woont, betwist de verlenging van de uithuisplaatsing en stelt dat zij in staat is om voor de kinderen te zorgen. Het hof moet allereerst de bevoegdheid van de Nederlandse rechter vaststellen, waarbij het hof oordeelt dat de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, wat de Nederlandse rechter bevoegd maakt. Vervolgens wordt de motivering van de beslissing van de kinderrechter besproken, waarbij het hof concludeert dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De (groot)moeder heeft niet voldoende aangetoond dat er gewijzigde omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter en wijst het verzoek van de (groot)moeder af.