ECLI:NL:GHARL:2015:4205

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juni 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
200.165.530-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid en verval van instantie in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die woonachtig is in [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel van 6 januari 2015. De advocaat van de appellant, mr. H. Killi, heeft zich onttrokken aan de zaak, waardoor de appellant zonder vertegenwoordiging kwam te zitten. De geïntimeerde, wonende te [woonplaats], heeft vervolgens arrest gevraagd. Het hof heeft vastgesteld dat er geen proceshandeling is verricht die langer dan een jaar niet is uitgevoerd, waardoor ontslag van instantie niet aan de orde is. Tevens is het hof van oordeel dat de appellant nog niet voor grieven heeft gestaan, wat betekent dat de verwerping van het appel op die grond ook niet aan de orde is. Het hof heeft de zaak daarom verwezen naar de rol voor het nemen van de memorie van grieven en het (opnieuw) stellen van een advocaat door de appellant. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen, waarbij het hof de appellant heeft gewezen op de gevolgen van het niet stellen van een nieuwe advocaat binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.165.530/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 3413371 CV EXPL 14-7116)
arrest van de eerste kamer van 9 juni 2015
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: voorheen mr. H. Killi, kantoorhoudend te Arnhem, die zich heeft onttrokken,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.S. Staijen, kantoorhoudend te Deventer.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 6 januari 2015 van de rechtbank Overijssel, team kanton en handelsrecht, locatie Zwolle (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 19 februari 2015 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis van 6 januari 2015, met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 10 maart 2015. De conclusie van de appeldagvaarding strekt tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde], kosten rechtens.
2.2
Na de introductie is de zaak op de rol van 24 maart 2015 vier weken aangehouden voor schikkingsonderhandelingen.
2.3
Ter rolle van 21 april 2015 heeft mr. Killi zich onttrokken aan de zaak en haar cliënt schriftelijk gewezen op de gevolgen daarvan. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 12 mei 2015 voor het stellen van een nieuwe advocaat door [appellant].
2.4
Op de rol van 12 mei 2015 heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld voor [appellant] en heeft [geïntimeerde] arrest gevraagd, te wijzen op het procesdossier.

3.De beoordeling

3.1
[geïntimeerde] heeft zonder nadere toelichting arrest gevraagd.
3.2
Indien [geïntimeerde] heeft beoogd verval van instantie te vorderen, geldt dat verval van instantie krachtens art. 251 Rv slechts kan worden gevorderd indien de proceshandeling waarvoor de zaak staat langer dan twaalf maanden niet is verricht en nadat de rechter, op verlangen van de wederpartij van de partij die de proceshandeling moet verrichten, een roldatum heeft bepaald waarop deze wederpartij verval van instantie kan vorderen, dan wel kan vragen om een laatste uitstel te verlenen aan de partij die de proceshandeling moet verrichten, of om arrest te vragen. Verval van instantie kan op die door de rechter bepaalde roldatum slechts worden gevorderd indien het voornemen daartoe ten minste twee weken vóór die roldatum aan de nalatige partij is aangezegd. De rechter wijst de vordering tot verval van instantie vervolgens toe, tenzij de proceshandeling alsnog wordt verricht of de wederpartij van de partij die het verval vordert aannemelijk maakt dat voor de vertraging van het geding een reden bestaat die deze in redelijkheid kan rechtvaardigen. Aangezien in deze zaak geen proceshandeling valt aan te wijzen doe door [appellant] langer dan twaalf maanden niet is verricht, is verval van instantie thans niet aan de orde.
3.3
Indien [geïntimeerde] heeft beoogd bij arrest niet-ontvankelijk verklaring dan wel verwerping van het appel te vragen omdat [appellant] niet van grieven heeft gediend, geldt dat [appellant] nog niet voor grieven heeft gestaan. Het hof zal de zaak daarom aanhouden en verwijzen naar de rol van 21 juli 2015 voor het indienen van de memorie van grieven en voor het (opnieuw) stellen van een advocaat door [appellant]. Wellicht ten overvloede wijst het hof op het bepaalde in art. 6.4 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr). Deze bepaling houdt in - voor zover hier relevant en gelezen in samenhang met art. 6.2 Lpr - dat, indien zich op de roldatum twee weken na de onttrekking geen nieuwe advocaat stelt, het recht van die partij vervalt om de proceshandeling waarvoor zij staat, te verrichten. De wederpartij kan alsdan verzoeken arrest te wijzen.
3.4
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van
21 juli 2015voor het stellen van een nieuwe advocaat door [appellant] en voor het nemen van de memorie van grieven door [appellant];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. B.J.H. Hofstee en mr. D.H. de Witte, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 9 juni 2015.