ECLI:NL:GHARL:2015:4165

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juni 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
200.107.312
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van een non-concurrentiebeding bij indiensttreding bij een andere werkgever

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de herbeoordeling van een non-concurrentiebeding in het kader van een arbeidsovereenkomst. De zaak betreft Cadac Group BSD B.V., die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter in Zutphen. De kern van het geschil draait om de vraag of het non-concurrentiebeding opnieuw schriftelijk moest worden overeengekomen toen de werknemer, hier aangeduid als [geïntimeerde], in dienst trad bij een andere werkgever. Het hof oordeelt dat er onvoldoende bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de standaardregel rechtvaardigen dat een non-concurrentiebeding opnieuw schriftelijk moet worden overeengekomen bij indiensttreding bij een andere werkgever. Het hof wijst erop dat de stelling van Cadac Group BSD dat de betrokken vennootschappen beide personeelsvennootschappen waren, niet voldoende onderbouwd is. De bewijsaanbiedingen van Cadac Group BSD worden als te algemeen afgewezen. Het hof concludeert dat de grieven van Cadac Group BSD falen en bevestigt het eerdere vonnis van de kantonrechter, waarbij Cadac Group BSD wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in arbeidsovereenkomsten en de noodzaak voor werknemers om de gevolgen van een non-concurrentiebeding goed te kunnen overzien.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.107.312
(zaaknummer rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Zutphen, 455010)
arrest van de derde kamer van 9 juni 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Cadac Group BSD B.V.,
gevestigd te Heerlen,
appellante,
hierna: Cadac Group BSD,
advocaat: mr. A.L.W.G. Houtakkers,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [plaatsnaam],
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. H.G.M. van Zutphen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 3 december 2013 (hierna: het tussenarrest) hier over.
1.2
Ingevolge het tussenarrest heeft op 31 maart 2014 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.3
Hierna heeft Cadac Group BSD bij akte drie producties in het geding gebracht, waarop [geïntimeerde] bij antwoordakte heeft gereageerd. De door [geïntimeerde] bij zijn antwoordakte overgelegde productie 1 was reeds voorafgaand aan de comparitie van partijen aan het hof en de wederpartij gezonden en is vervolgens ter comparitie besproken.
1.4
Ten slotte hebben de partijen de stukken weer voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof opnieuw arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

Aan de in rechtsoverweging 4 van het tussenarrest vermelde vaststaande feiten voegt het hof de volgende toe.
2.1
Van 18 mei 2001 tot 2 januari 2012 bestond een tot de Cadac groep behorende besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid met de statutaire naam Cadac Group B.V. Tot 18 mei 2001 had deze vennootschap de statutaire naam Cadac CAD Advies Centrum B.V.
2.2
Het bij indiensttreding in 2006 door [geïntimeerde] voor akkoord getekende aanvullend reglement had als titel “
AANVULLEND REGLEMENT CADAC GROUP BVen gelieerde ondernemingen”.
2.3
Volgens het door Cadac Group BSD als productie 4 bij de inleidende dagvaarding overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel was de bedrijfsomschrijving van die vennootschap in ieder geval sinds de laatste statutenwijziging van 30 december 2008 “Het ter beschikking stellen van personeel aan zustermaatschap- pijen”.
2.4
Volgens de bedrijfsomschrijving op het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel met betrekking tot Cadac Group MSD B.V., waarvan de statutaire naam tot 30 december 2008 Cad Plus ICT Componenten B.V. was, was die vennootschap geen personeelsvennootschap. [geïntimeerde] is op 1 januari 2009 in dienst getreden van Cadac Group MSD B.V.
2.5
De bedrijfsomschrijving van Cad Plus ICT Componenten B.V. luidde: “De ontwikkeling, productie, in- en verkoop, in- en export van en advisering en dienstverlening met betrekking tot hardware en software in de ruimste zin van het woord.
2.6
Het dienstverband tussen [geïntimeerde] en Itannex is eind 2012 geëindigd. Begin 2013 is [geïntimeerde] bij een andere werkgever in dienst getreden.

3.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
Anders dan Cadac Group BSD is het hof van oordeel dat onvoldoende is gebleken van bijzondere omstandigheden die, zoals Cadac Group BSD heeft betoogd, in dit geval een afwijking van het in rechtsoverweging 5.2 van het tussenarrest van 3 december 2013 geformuleerde uitgangspunt, dat een non-concurrentiebeding in beginsel opnieuw schriftelijk moet worden overeengekomen in geval van indiensttreding bij een andere werkgever, rechtvaardigen.
3.2
Namens Cadac Group BSD is ter comparitie van partijen weliswaar verklaard dat Cadac MSD en Cadac Group BSD beide personeelsvennootschappen waren die personeel ter beschikking stelden aan Cadac Group B.V., maar, zoals toen ook namens Cadac Group BSD is verklaard, was thans Cadac MSD, bij welke vennootschap (tot 30 december 2008 met de statutaire naam: Cad Plus ICT Componenten B.V.) [geïntimeerde] op 1 januari 2006 in dienst is getreden, volgens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel geen personeelsvennootschap, terwijl Cadac Group BSD dat op 1 januari 2009, toen [geïntimeerde] bij die vennootschap in dienst trad, wel was. De stelling van Cadac Group BSD, dat het enige dat is veranderd, is dat [geïntimeerde] op de payroll is gekomen van een andere personeelsvennootschap, kan dus niet als juist worden aanvaard.
3.3
De door Cadac Group BSD als productie 3 bij haar akte van 15 april 2014 overgelegde jaarstukken van Cadac MSD vormen geen steun voor de aan het slot van rechtsoverweging 3.2 genoemde stelling, omdat die jaarstukken alleen het jaar 2009 betreffen en niet de periode daarvoor, toen [geïntimeerde] nog bij die vennootschap in dienst was. Overigens vormen de in die jaarstukken genoemde salariskosten over het jaar 2008, die ongeveer de helft bedroegen van die kosten over 2009, eerder een aanwijzing dat de bedoelde vennootschap toen nog geen personeelsvennootschap was. Het door Cadac als productie 3 bij de inleidende dagvaarding overgelegde uittreksel uit het handelsregister met betrekking tot Cad Plus ICT Componenten B.V. met de onder 2.5 vermelde bedrijfsomschrijving vormt daarvoor ook een aanwijzing.
3.4
Cadac heeft weliswaar bewijs door het overleggen van bescheiden en het horen van getuigen aangeboden, maar onvoldoende concreet aangegeven op welke stellingen dit bewijsaanbod betrekking heeft en wie daarover zouden kunnen verklaren en om welke bescheiden het gaat. Het hof passeert dan ook het door Cadac in algemene bewoordingen gedane bewijsaanbod.
3.5
Het voorgaande betekent dat grief I niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kan leiden.
3.6
Grief II kan evenmin tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. Dat [geïntimeerde], toen hij op 1 januari 2006 in dienst trad bij Cad Plus ICT Componenten B.V., een bedrijfsreglement getiteld “Aanvullend reglement Cadac Group BV en gelieerde ondernemingen”, met daarin opgenomen een concurrentiebeding, heeft ondertekend, is onvoldoende om hem op 1 januari 2009 gebonden te achten aan dit beding jegens, zoals hiervoor in de rechtsoverwegingen 3.2 en 3.3 is overwogen, een andere werkgever, te weten Cadac Group BSD. Daarvoor is niet voldoende dat dit aanvullend reglement blijkens de titel betrekking heeft op Cadac Group BV en gelieerde ondernemingen, aangezien in dit reglement een nadere omschrijving van de gelieerde ondernemingen ontbreekt en om die reden voor een werknemer, in dit geval [geïntimeerde], niet duidelijk is (bepaald) welke werkgever jegens hem rechten zou kunnen ontlenen aan dit beding. Op deze wijze zou te zeer afbreuk worden gedaan aan de gedachte die ook ten grondslag ligt aan het in artikel 7:653 lid 1 BW vermelde vereiste van geschrift dat de werknemer de gelegenheid heeft de consequenties van het voor hem bezwarende beding steeds goed te (kunnen) overwegen.
3.7
Grief III is een zogenaamde veeggrief en deelt daarom het lot van de beide andere grieven.
3.8
Nu de grieven falen, behoeven de overige verweren van [geïntimeerde] geen bespreking meer.

4.De slotsom

4.1
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
4.2
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof Cadac in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 291,-
- salaris advocaat € 2.235,- (2,5 punten x tarief II).

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen de partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Zutphen) van 24 januari 2012;
veroordeelt Cadac Group BSD B.V. in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 291,- voor verschotten en op € 2.235,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, E.B. Knottnerus en A.A. van Rossum en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2015.