ECLI:NL:GHARL:2015:3993

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juni 2015
Publicatiedatum
2 juni 2015
Zaaknummer
WAHV 200.158.860-02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • Bons
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep WAHV met betrekking tot administratieve sanctie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om proceskostenvergoeding. De betrokkene had eerder een administratieve sanctie opgelegd gekregen door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie, welke sanctie op 18 maart 2015 door de advocaat-generaal werd ingetrokken. De gemachtigde van de betrokkene had tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld, maar dit beroep werd niet gehandhaafd. In de procedure werd verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. Het hof oordeelde dat de kosten voor rechtsbijstand in aanmerking komen voor vergoeding, maar dat het bedrag per punt € 487,- bedraagt, in plaats van het door de gemachtigde gevraagde bedrag van € 490,-. Het hof heeft vastgesteld dat de gemachtigde twee punten kan toekennen, maar geen vergoeding voor het bijwonen van de zitting van de kantonrechter, omdat de gemachtigde daar niet was verschenen. Uiteindelijk werd de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 487,-, te betalen aan de gemachtigde van de betrokkene. Het hof wees het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

WAHV 200.158.860-02
2 juni 2015
CJIB 179963625
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Beslissing
op het verzoek om een kostenveroordeling
ex artikel 13b WAHV
van
[betrokkene] hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
te [woonplaats] .

Het procesverloop

Op 2 oktober 2014 heeft de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard. De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 18 maart 2015 heeft de advocaat-generaal het hof bericht, dat is besloten om de inleidende beschikking van 20 maart 2014, waarbij aan de betrokkene een administratieve sanctie is opgelegd, in te trekken en dat de betrokkene hiervan in kennis is gesteld.
Bij brief van 19 maart 2015 heeft de griffier van het hof de gemachtigde van de betrokkene verzocht aan het hof mede te delen of het hoger beroep wordt gehandhaafd alsmede of de betrokkene aanspraak wenst te maken op vergoeding van proceskosten.
Bij brief van 23 maart 2015 heeft de gemachtigde van de betrokkene aan het hof medegedeeld, dat het hoger beroep niet gehandhaafd wordt. Hierbij is verzocht om een kostenvergoeding.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld op het verzoek om een kostenvergoeding te reageren. Bij brief van 31 maart 2015 is van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld om een nadere toelichting op het kostenverzoek in te dienen. Bij brief van 10 april 2015 is van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld om op voormelde brief van de gemachtigde van de betrokkene te reageren, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Ingevolge artikel 13b, eerste lid, eerste volzin, in samenhang met artikel 20d, vierde lid, WAHV kan de advocaat-generaal in geval van intrekking van het beroep omdat de advocaat-generaal geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 13a WAHV in de kosten worden veroordeeld.
2. De gemachtigde van de betrokkene verzoekt om vergoeding van de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de kantonrechter en het gerechtshof, alsmede voor het bijwonen van de zitting van de kantonrechter.
3. Artikel 13a, eerste lid, laatste volzin, WAHV verklaart het Besluit proceskosten
bestuursrecht van overeenkomstige toepassing. Derhalve dient het hof het kostenverzoek te
beoordelen aan de hand van de genoemde regeling.
4. Gelet op voornoemd Besluit komen de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking.
5. De gemachtigde van de betrokkene heeft, zoals blijkt uit de gedingstukken, een beroepschrift bij de kantonrechter en een hoger beroepschrift bij het gerechtshof ingediend.
Derhalve dienen twee punten te worden toegekend. Het hof beschouwt het gewicht van de zaak als licht.
6. Voor wat betreft het verzoek om toekenning van proceskostenvergoeding voor het bijwonen van een zitting van de rechtbank, stelt het hof vast dat de gemachtigde, blijkens de beslissing van de kantonrechter, niet ter zitting van de rechtbank is verschenen. In het hoger beroepschrift maakt de gemachtigde ook melding van het feit dat hij (net als de betrokkene) niet voor de genoemde zitting is opgeroepen. Gelet hierop zal hiervoor geen proceskostenvergoeding worden toegekend.
7. De gemachtigde heeft gesteld dat als waarde per punt een bedrag van €490,- moet worden gehanteerd. Het hof volgt de gemachtigde hierin niet. Het hoger beroepschrift is vóór 1 januari 2015 ontvangen. Gelet op artikel IV, vierde lid, van de Regeling indexering bedragen Algemene wet bestuursrecht, Besluit proceskosten bestuursrecht en de Wet griffierecht burgerlijke zaken, is, voor zover hier van belang, onderdeel B van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, zoals dit onderdeel luidde vóór 1 januari 2015, van toepassing. Dit betekent dat een bedrag van €487,- per punt moet worden gehanteerd.
8. Het vorenstaande in aanmerking genomen wordt de kostenvergoeding vastgesteld op
(2 x € 487,- x 0,5 =) € 487,-.
9. Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het gerechtshof:
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene ter hoogte van € 487,-, te betalen aan de gemachtigde van de betrokkene door overmaking van dit bedrag op rekening [rekeningnummer] ten name van [naam 1] onder vermelding van CJIB nummer 179963625;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van Bons als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.