In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een melkveebedrijf, tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland over de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2012. De heffingsambtenaar van de gemeente De Ronde Venen had een aanslag opgelegd van € 215, gebaseerd op een waarde van € 234.000 voor de onroerende zaak, die onder andere een bedrijfswoning en stallen omvat. Belanghebbende was het niet eens met de waarde die aan de tuin was toegekend en stelde dat deze waarde buiten aanmerking moest worden gelaten bij de bepaling van de heffingsmaatstaf. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 december 2014 werd het geschil besproken. Belanghebbende betoogde dat de waarde van de tuin € 60.250 moest zijn, terwijl de heffingsambtenaar een waarde van € 22.100 hanteerde. Het Hof oordeelde dat de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting op € 195.000 moest worden vastgesteld, wat leidde tot een vermindering van de aanslag tot € 179. Het Hof verklaarde het hoger beroep van belanghebbende gegrond en vernietigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en de heffingsambtenaar.
Daarnaast werd de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 2.434 bedroegen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 20 januari 2015, en belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.