ECLI:NL:GHARL:2015:3937

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juni 2015
Publicatiedatum
2 juni 2015
Zaaknummer
21-000770-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van moeder voor toedienen van insuline aan haar kind

Op 2 juni 2015 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een 35-jarige vrouw uit Sappemeer vrijgesproken van de beschuldiging haar 1,5 jaar oude zoon te hebben mishandeld door hem insuline toe te dienen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 juli 2012, toen de vrouw met haar gezin op stap wilde gaan. Zowel de vrouw als haar dochter hebben diabetes, maar haar zoon had geen diabetes. De vrouw ontdekte haar zoon slap en bleek in zijn bed en belde de spoedeisende hulp. Bij aankomst in het ziekenhuis bleek de bloedglucosewaarde van de jongen sterk verlaagd, wat leidde tot de conclusie dat hij van buitenaf insuline had gekregen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de vrouw de insuline had toegediend. De verklaringen van de vrouw, haar beperkte intellectuele capaciteiten en de mogelijkheid dat haar man of dochter ook betrokken konden zijn bij de toediening van insuline, leidden tot de vrijspraak. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, dat de vrouw had veroordeeld, en sprak haar vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000770-14
Uitspraak d.d.: 2 juni 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 31 januari 2014 met parketnummer 18-930358-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [woonadres].

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 mei 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van verdachte ter zake het primair en subsidiair ten laste gelegde. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. J. Klopstra, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 06 juli 2012 tot en met 07 juli 2012 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten haar kind, [slachtoffer], geboren [datum] 2010) opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door die [slachtoffer] opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk insuline toe te dienen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgend, dat
zij in of omstreeks de periode van 06 juli 2012 tot en met 07 juli 2012 in de gemeente [gemeente], opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, haar kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren [datum] 2010), opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk insuline heeft toegediend, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] benadeeld werd in zijn gezondheid en/of enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op zaterdag 7 juli 2012 zou verdachte met haar man [vader], haar dochtertje [dochter] van net vier jaar, haar zoontje [slachtoffer] van ongeveer anderhalf jaar en haar schoonfamilie een dagje op stap gaan. Zowel verdachte als [dochter] hebben diabetes van het type MODY2 en gebruiken voor de toediening van insuline een pompje. Zij beschikten toen niet over reservepennen met insuline. Verdachte heeft moeite met het afmeten van insuline en werd in het verleden door haar man geholpen met het spuiten. Vader [vader] heeft diabetes van het type 2 en spuit bij zichzelf kortwerkende en langwerkende insuline. Zoontje [slachtoffer] heeft geen diabetes, maar heeft wel van de geboorte af een hartafwijking.
Vader heeft verklaard dat hij die ochtend bij het opstaan geen geluid uit de kamer van [slachtoffer] hoorde en dat hij tegen verdachte zei dat [slachtoffer] nog lag te slapen. Hoewel hij dat nooit deed, zou hij deze keer [dochter] uit bed hebben gehaald. Hij zat met haar beneden een broodje te eten en broodjes te smeren voor het dagje uit.
Verdachte heeft verklaard dat zij [dochter] zoals gewoonlijk uit bed heeft gehaald en heeft aangekleed. Daarna wilde zij om ongeveer 07.30 uur [slachtoffer] uit bed halen. Zij trof hem slap, bleek en zweterig aan in zijn bedje en riep haar man om te komen kijken. Ook vader kon geen contact met hem krijgen. Verdachte heeft daarop de spoedeisende hulp gebeld. Omdat [slachtoffer] verder achteruit ging is ook nog 112 gebeld.
Hoewel het ambulancepersoneel heeft opgetekend dat zij geen vitaal bedreigd kind aantroffen, hebben zij op aandringen van de bezorgde moeder [slachtoffer] meegenomen naar het ziekenhuis. Verdachte is meegegaan. Vader is met [dochter] thuis gebleven, is verder gaan ontbijten en zou zichzelf toen pas insuline hebben toegediend.
Bij aankomst op de spoedeisende hulp om 08.00 uur was [slachtoffer] aanvankelijk alert, later suf, bleek en klam met een starende blik. De bloedglucosewaarde bleek sterk verlaagd en laboratoriumonderzoek naar onder meer insuline- en C-peptidewaarden werd ingezet.
Als behandeling voor de ernstige symptomatische hypoglycemie werd 50 ml glucoseoplossing toegediend. Na circa 30 ml was het kind goed aanspreekbaar, kreeg het weer kleur en begon te brabbelen.
Op 17 juli 2012 was de uitslag van het laboratoriumonderzoek bekend: normaal tot licht verhoogde insulinewaarde van 18 mU/l en een onmeetbaar lage C-peptidewaarde van 0,01 nmol/l. Op grond daarvan heeft de kinderarts geconcludeerd dat bij [slachtoffer], die een normale glucosehuishouding heeft, van buitenaf insuline moet zijn toegediend. Het rapport van het NFI van 25 april 2013 bevestigt die conclusie. Gelet op de goede conditie van het kind in de voorafgaande avond en het snelle herstel na toediening van glucose in het ziekenhuis, is er vermoedelijk een lage dosis van een kortwerkende insuline bij [slachtoffer] toegediend.
Ondanks de verdenking van een externe toediening van insuline, is in het ziekenhuis bij [slachtoffer] niet gekeken naar prikplekken op het lichaam. Ook heeft nader onderzoek in de woning van verdachte en vader geen voldoende concreet resultaat opgeleverd over de gebruikte insuline en de wijze van toediening bij het kind, ook al zou vader een pen kortwerkende insuline uit zijn voorraad missen.
Met de rechtbank en de advocaat-generaal constateert het hof dat verdachte langdurig en indringend is gehoord door de politie, zeker gelet op haar zeer beperkte intellectuele capaciteiten (IQ in 2013 bepaald op gemiddeld 54). Zij heeft daarbij duidelijk geprobeerd om open en volledig antwoord te geven op alle gestelde vragen en voorgehouden verdenkingen, ook als dat voor haar niet gunstig was. Consequent en stellig heeft zij echter ontkend haar zoontje insuline te hebben toegediend. Zij heeft juist getoond liefde en zorg voor haar zoontje en haar gezin te hebben. Zij heeft zich zelfs niet laten verleiden om voor haar man of dochtertje bezwarende omstandigheden aan te voeren. Dat heeft zij tegenover de rechtbank en het hof volgehouden. In haar verklaring ter zitting in hoger beroep is zij ook betrouwbaar overgekomen.
Hoewel het verdachte is geweest die haar zoontje in de ochtend van 7 juli 2012 uit bed heeft gehaald en op dat moment alleen met hem op de kamer was, betekent dat niet dat zij het moet zijn geweest die hem insuline heeft toegediend. In de eerste plaats wijzen haar houding, gedrag en verklaringen daar niet op. In de tweede plaats zijn onder de gegeven feiten en omstandigheden andere scenario’s zeer wel denkbaar, zo niet aannemelijker dan het scenario van de tenlastelegging. Haar man heeft in de ochtend van 7 juli 2012 immers zeker net zoveel mogelijkheden gehad om insuline aan zijn zoontje toe te dienen. Verdachte behoeft dat niet opgemerkt te hebben, terwijl er overigens van enige samenwerking tussen de beide ouders op geen enkele wijze is gebleken. Ook dochtertje [dochter] kan niet van een mogelijk spelenderwijs toedienen van insuline worden uitgesloten. Zij wist waar de pennen lagen, was nieuwsgierig naar het spuiten door vader en zei op enig moment tegen haar pleegmoeder dat ze [slachtoffer] ook moest prikken.
Om genoemde redenen acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte moet zijn geweest die insuline aan haar zoontje heeft toegediend. Verdachte zal om die reden van het primair en subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M.H.M. Boekhorst Carrillo, voorzitter,
mr. T.M.L. Wolters en mr. M.C.J. Groothuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 2 juni 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Groothuizen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.