Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde sub 1],
[geïntimeerde sub 2],
[geïntimeerde sub 3],
4.
[geïntimeerde sub 4],
5.
[geïntimeerde sub 5],
6.
[geïntimeerde sub 6],
7.
[geïntimeerde sub 7],
8.
[geïntimeerde sub 8],
geïntimeerden,
hierna: [geïntimeerden] (vrouwelijk enkelvoud),
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“De gemeenschappelijke tweeënzestig (62) stallingsplaatsen mogen uitsluitend worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen door bezoekers van de bovenliggende éénhonderdvierenveertig (144) woningen en van de vierentwintig (24) naastliggende hoek- en pleinwoningen (blokken 2 en 3) en grachtwoningen (blok 4).”De gemeenschappelijke parkeerplaatsen worden door sommige appartementseigenaren gebruikt voor de stalling van hun tweede auto.
uitsluitend voor het parkeren van motorvoertuigen door bezoekers”valt niet in te zien dat hieronder mede begrepen moeten worden (niet de bezoekers van maar ook) de bewoners zelf. In de splitsingsakte is daarvoor evenmin enig aanknopingspunt te vinden. In hoger beroep heeft de VvE voorts geen voor derden kenbare splitsingsstukken overgelegd waaruit een andere uitleg zou moeten volgen, voor zover al zou moeten worden geoordeeld dat artikel 11 voor tweeërlei uitleg vatbaar zou zijn. Verder volgt het hof de VvE niet in haar betoog dat deze uitleg een onaannemelijk rechtsgevolg zou hebben. Omdat gemeenschappelijke parkeerplaatsen zijn voorzien voor bezoekers brengt dat uiteraard mee dat er steeds ook voor een deel leegstand zal zijn. Het aantal bezoekers zal per dag en uur verschillen en de leegstand is nodig om beschikbaar te zijn als er bezoekers komen. Omdat het tot slot niet alleen gaat om de bezoekers van de 144 appartementseigenaren maar ook om de bezoekers van de blokken twee tot en met vier, valt louter op het aantal van 62 gemeenschappelijke parkeerplaatsen niet in te zien dat er onaannemelijke rechtsgevolgen (“grote leegstand”) voortvloeien uit de door het hof en de rechtbank voorgestane uitleg. Het feit dat de gemeente Doesburg op basis van de bij de bouw van het appartementencomplex gehanteerde parkeernorm meent, dat de gemeenschappelijke parkeerplaatsen voldoende zijn voor het parkeren van tweede auto’s van eigenaren/gebruikers en van auto’s van bezoekers en dat zij handhavingsmaatregelen overweegt indien de druk op de openbare parkeervoorzieningen toeneemt, brengt niet mee dat de hierboven beschreven uitleg anders uitvalt. De publiekrechtelijke parkeernormen hebben niet op een kenbare wijze ten grondslag gelegen aan de formulering van artikel 11 en kunnen daarom niet bij de uitleg worden betrokken, vooral omdat dit zou leiden tot een aanzienlijke oprekking van het begrip “bezoeker “ten opzichte van het gangbare spraakgebruik. De grief faalt dan ook.
Slotsom