ECLI:NL:GHARL:2015:3878

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
29 mei 2015
Zaaknummer
21-006107-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en terugwijzing in zaak van kinderpornografie met betrekking tot geldigheid dagvaarding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een verdachte die is aangeklaagd voor het bezit van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank had eerder de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde nietig verklaard, waarop de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2015 en de eerdere zitting in eerste aanleg in overweging genomen. Het hof oordeelt dat de tenlastelegging, die zeven categorieën van seksuele gedragingen beschrijft, voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft steeds begrepen waartegen hij zich moest verdedigen, en de dagvaarding is derhalve geldig. Het hof verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor het onder 2 tenlastegelegde en vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover dat aan het oordeel van het hof is onderworpen. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, voor herbehandeling van het onder 1 tenlastegelegde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006107-14
Uitspraak d.d.: 29 april 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 14 oktober 2014 met parketnummer 05-740162-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J. Vlug, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep, nu het hoger beroep zich daar volgens het appelschriftuur van de officier van justitie niet tegen richt.
Het hof is van oordeel dat het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep, nu het openbaar ministerie, gelet op de mededeling van de advocaat-generaal, geen belang meer heeft bij behandeling van dat feit.

Geldigheid van de inleidende dagvaarding

De rechtbank heeft in haar vonnis van 14 oktober 2014 de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde nietig verklaard.
De officier van justitie heeft daartegen hoger beroep ingesteld en in zijn appelschriftuur gesteld dat de in de tenlastelegging opgenomen omschrijvingen van seksuele gedragingen voldoende feitelijk van aard zijn en de tenlastelegging daarmee voldoet aan de in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht gestelde eisen.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting geconcludeerd dat de in de tenlastelegging opgenomen omschrijvingen van seksuele gedragingen voldoende feitelijk van aard zijn en de tenlastelegging voldoet aan de in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Indien het hof hiermee instemt dient de zaak te worden verwezen naar de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat het niet duidelijk is welke concrete afbeeldingen bij de in de tenlastelegging opgenomen omschrijvingen behoren. De tenlastelegging behoort daarnaar te verwijzen. Indien het hof van oordeel is dat de tenlastelegging voldoet aan de in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen, dient de zaak naar de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, te worden verwezen. Verdachte heeft immers recht op een behandeling van zijn zaak in twee instanties.
Beoordeling door het hof
Aan de term “afbeelding van een seksuele gedraging” in de zin van artikel 240b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht komt op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toe. Zonder feitelijke omschrijving van die afbeelding in de tenlastelegging voldoet de dagvaarding niet aan de in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, gestelde eis van opgave van het feit. Er bestaat geen grond anders te oordelen in het geval de tenlastelegging betrekking heeft op meer afbeeldingen.
De Hoge Raad heeft in het arrest van 24 juni 2014, gepubliceerd onder nummer: ECLI:NL:HR:2014:1497 uitgangspunten geformuleerd hoe er in zaken met een grote hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen
kanworden tenlastegelegd. Deze uitspraak wordt beschouwd als een richtinggevende uitspraak ten aanzien van de vormgeving van de tenlastelegging in kinderpornozaken. In deze uitspraak heeft de Hoge Raad het arrest van het hof echter niet vernietigd maar het cassatieberoep dat zich richtte tegen de verwerping van het nietigheidsverweer althans de motivering daarvan, verworpen. De Hoge Raad heeft voorts uitgelegd dat het wenselijk is in gevallen waarin het delict een grootschalig karakter heeft, dat de tenlastelegging zich
bij voorkeurzou moeten beperken tot het beschrijven van een gering aantal afbeeldingen, zo mogelijk ten hoogste vijf, zonder in de tenlastelegging zelf enige aanduiding van of verwijzing op te nemen naar een wellicht grotere hoeveelheid waarvan die afbeeldingen deel uitmaken. Voorts heeft de Hoge Raad aangegeven dat in het geval het gaat om een groot aantal afbeeldingen zich niets ertegen verzet dat de steller van de tenlastelegging zich beperkt tot een (representieve) selectie van de in het opsporingsonderzoek aangetroffen afbeeldingen.
De tenlastelegging dient een duidelijke feitelijke omschrijving te bevatten van de verweten afbeeldingen van een seksuele gedraging, de verdachte moet begrijpen wat hem wordt verweten en de beoordelende rechter moet in staat zijn omvast te stellen op basis van de tenlastelegging en het procesdossier, welke kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen.
De steller van de tenlastelegging in de onderhavige zaak heeft de gelijksoortige seksuele gedragingen die voorkomen op het bij verdachte aangetroffen foto- en filmmateriaal in een zevental categorieën gebundeld, nader feitelijk omschreven, en als zodanig in de tenlastelegging opgenomen.
Een representatie van vijf afbeeldingen is gedetailleerd beschreven door een gecertificeerd zedenrechercheur. De daarop beschreven seksuele gedragingen zijn opgenomen in eerdergenoemde bundeling van feitelijke omschrijvingen.
Daarnaast is in onderhavige zaak 46% van de inbeslaggenomen gegevensdragers door een gecertificeerd zedenrechercheur bekeken en beoordeeld, waarvan een deel van de daarop aangetroffen foto's en filmpjes als kinderpornografisch door deze rechercheur is aangemerkt. In het proces-verbaal van bevindingen staat gerelateerd dat voor het aantreffen en beoordelen van het op de gegevensdragers aangetroffen materiaal is gehandeld conform de criteria gegeven in de OM-richtlijn “Aanwijzing kinderpornografie”. De als kinderpornografie geclassificeerde afbeeldingen (films en foto’s) zijn bekeken en de inhoud is verwerkt in een zogenaamde collectiescan. Die collectiescan bevat een weergave van de in de als kinderpornografisch geclassificeerde afbeeldingen aangetroffen strafbare elementen. De zeven in de tenlastelegging vermelde categorieën is een volledige weergave van alle seksuele gedragingen op de afbeeldingen die in de collectiescan zijn opgenomen.
Voorts is de verdediging zowel in eerste aanleg als in hoger beroep ter terechtzitting aangeboden een fotomap met representatieve afbeeldingen in te zien. De verdediging heeft van dit aanbod geen gebruik gemaakt.
Het hof overweegt dat de zeven beschreven categorieën van seksuele gedragingen op de tenlastegelegde afbeeldingen een voldoende feitelijke en volledige weergave is van de collectiescan en dat de tenlastelegging daarmee voldoet aan de eis van voldoende duidelijke opgave van het feit. Voorts heeft de verdachte steeds begrepen waartegen hij zich moest verdedigen bij de rechtbank, zoals ook ter terechtzitting van het hof door hem is verklaard.
Gelet op het voorstaande is het hof van oordeel dat de dagvaarding in overeenstemming is met de eisen gesteld in het eerste lid van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, zodat geen sprake is van nietigheid van de dagvaarding. De verdediging heeft verzocht om de zaak terug te wijzen naar de rechtbank, indien het hof de dagvaarding geldig zou bevinden. De zaak dient derhalve te worden teruggewezen naar de rechtbank teneinde verdachte ten aanzien van het onder 1 op de uitgebrachte inleidende dagvaarding tenlastegelegde opnieuw te berechten.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart de inleidende dagvaarding met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde geldig.
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Aldus gewezen door
mr. A.H. Garos, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. A.J. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 29 april 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 29 april 2015.
Tegenwoordig:
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. drs. I.E.W. Gonzales, advocaat-generaal,
mr. G.W. Jansink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.