ECLI:NL:GHARL:2015:3854

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2015
Publicatiedatum
28 mei 2015
Zaaknummer
200.160.859
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling kinderalimentatie en draagkracht conform nieuwe richtlijnen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van kinderalimentatie. De zaak betreft een geschil tussen een man en een vrouw, die samen drie kinderen hebben. De man heeft de kinderen erkend, maar de vrouw is alleen belast met het gezag. De rechtbank Overijssel had eerder bepaald dat de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen moest betalen, maar de man is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. Hij betwistte de hoogte van de alimentatie en stelde dat zijn draagkracht niet voldoende was om het door de rechtbank vastgestelde bedrag te betalen.

Het hof heeft de nieuwe richtlijnen van de Expertgroep Alimentatienormen toegepast, die sinds 1 april 2013 van kracht zijn. Deze richtlijnen zijn bedoeld om de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de ouders te berekenen. Het hof heeft vastgesteld dat de behoefte van de kinderen per maand € 849,26 bedraagt, maar na aftrek van het kindgebonden budget kwam de behoefte uit op € 409,26 per maand. De man heeft zijn draagkracht berekend op basis van zijn netto besteedbaar inkomen, en het hof heeft geoordeeld dat hij in staat is om een bijdrage van € 84,77 per kind per maand te leveren.

De beslissing van het hof houdt in dat de man vanaf 3 februari 2014 tot en met 31 december 2014 een bijdrage van € 99,33 per kind per maand moet betalen, en vanaf 1 januari 2015 een bijdrage van € 84,77 per kind per maand. Het hof heeft ook bepaald dat de vrouw geen terugbetaling hoeft te doen van te veel ontvangen kinderalimentatie, omdat zij op bijstandsniveau leeft en de ontvangen bedragen ten goede zijn gekomen aan de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.160.859
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, 143456)
beschikking van de familiekamer van 28 mei 2015
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de man,
advocaat: mr. D. Beuving te Hengelo (O),
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. P. van der Zalm te Hengelo (O).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 20 februari 2014 en 5 september 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 4 december 2014;
  • het verweerschrift, ingekomen op 14 januari 2015;
  • een journaalbericht van mr. Beuving van 10 maart 2015 met bijlagen, ingekomen op
  • een journaalbericht van mr. Van der Zalm van 18 maart 2015 met bijlagen, ingekomen op
  • (op verzoek van het hof) twee bijlagen van mr. Beuving van 24 maart 2015, ingekomen op diezelfde datum.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 24 maart 2015 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
2.3
Desgevraagd heeft mr. Van der Zalm ter mondelinge behandeling meegedeeld dat zij voldoende heeft kennisgenomen van de bijlagen van mr. Beuving van 24 maart 2015, dat zij zich voldoende heeft kunnen voorbereiden op een verweer daartegen en dat zij instemt met overlegging van die bijlagen zonder nadere maatregel van het hof. Het hof slaat daarom ook acht op die bijlagen.
2.4
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof ingekomen een journaalbericht van mr. Beuving van 14 april 2015, ingekomen op diezelfde datum.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de in januari 2013 verbroken affectieve relatie van de man en de vrouw zijn geboren:
  • [kind 1], op [geboortedatum] 2002;
  • [kind 2], op [geboortedatum] 2004 en
  • [kind 3], op [geboortedatum] 2006,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De man heeft de kinderen erkend. De vrouw is alleen belast met het gezag over de kinderen.
3.2
Bij (tussen)beschikking van 20 februari 2014 heeft de rechtbank, onder andere, als zorg- en contactregeling tussen de man en de kinderen vastgesteld dat de man omgang met de kinderen heeft drie aansluitende weekeinden per vier weken (even, oneven, even) van vrijdag 15.15 uur tot zondag 19.00 uur en dat de man de helft van de vakanties en feestdagen omgang heeft met de kinderen, een en ander in onderling overleg te bepalen, en het meer of anders verzochte (waaronder de beslissing ten aanzien van de kinderalimentatie) aangehouden.
3.3
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 5 september 2014 heeft de rechtbank bepaald dat de man aan de vrouw zal voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen:
  • van 6 september 2013 tot en met 14 oktober 2013 € 14,- per maand;
  • van 15 oktober 2013 tot en met 23 december 2013 € 366,50 per maand;
  • van 24 december 2013 tot en met 5 januari 2014 € 14,- per maand;
  • van 6 januari 2014 tot en met 3 februari 2014 € 119,- per maand, en
  • vanaf 4 februari 2014t € 535,- per maand,
en het meer of anders verzochte afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vanaf 3 februari 2014.
4.2
De man is met vier grieven in hoger beroep gekomen tegen de bestreden beschikking. De grieven zien op de behoefte van de kinderen (de grieven I en II) en zijn draagkracht (de grieven III en IV). De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en de door hem te leveren bijdrage in de kosten van de kinderen met ingang van 3 februari 2014 vast te stellen op € 99,33 per kind per maand, dan wel op een bedrag dat het hof juist acht.
4.3
De vrouw verzoekt het hof het verzoek van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.5. De motivering van de beslissing

5.1
Op 1 april 2013 is de nieuwe richtlijn voor de berekening van kinderalimentatie van de Expertgroep Alimentatienormen in werking getreden. Deze richtlijnen zullen worden toegepast bij wijzigingen in de behoefte die zich na 1 januari 2013 hebben voorgedaan en bij wijzigingen in de draagkracht die zich na 1 april 2013 hebben voorgedaan dan wel bij bijdragen die nadien voor het eerst worden vastgesteld.
5.2
De man betwist zijn beroepschrift dat het eigen aandeel in de kosten van de kinderen € 776,- per maand bedraagt, zoals de rechtbank heeft bepaald. Hij stelt dat de vrouw in de laatste periode van de relatie geen € 1.100,- netto per maand verdiende, maar dat zij slechts eenmaal een dergelijk inkomen heeft genoten. De vrouw genoot daarvoor, aldus de man, een inkomen van € 550,- per maand. Bij een netto gezinsinkomen van € 2.712,- is op basis van de tabellen de behoefte van de kinderen € 738,-. Na aftrek van het kindgebonden budget van € 144,- per maand is het eigen aandeel van partijen, aldus de man, € 594,- per maand.
De vrouw heeft deze stellingen van de man gemotiveerd bestreden.
5.3
Partijen zijn het ter mondelinge behandeling bij dit hof erover eens geworden dat voor het bepalen van de behoefte van de kinderen wordt uitgegaan van een netto inkomen van de man van € 2.162,- per maand, een netto inkomen van de vrouw van (€ 803 bruto =) € 770,- netto per maand, hetgeen het netto gezinsinkomen ten tijde van de relatie op € 2.932,- per maand brengt. Volgens de tabel kosten kinderen is de behoefte van de kinderen € 835,- per maand. Vermeerderd met de wettelijke indexering bedraagt de behoefte van de kinderen per
1 januari 2014 € 842,52 per maand en per 1 januari 2015 € 849,26 per maand.
De vrouw bestrijdt dat op de behoefte van de kinderen het kindgebonden budget in mindering dient te worden gebracht, zoals is aanbevolen door de Expertgroep Alimentatienormen. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding af te wijken van voormelde aanbeveling van de Expertgroep, nu de vrouw geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die moeten meebrengen dat toepassing van de aanbeveling in dit geval niet gerechtvaardigd zou zijn. Nu de vrouw over een kindgebonden budget beschikt dat speciaal is bestemd voor de verzorging en opvoeding van de kinderen valt niet in te zien dat met dit budget bij de vaststelling van de behoefte van de kinderen geen rekening zou moeten worden gehouden. Na aftrek van het kindgebonden budget bedraagt de behoefte van de kinderen in 2014 (€ 842,52 min € 144,- =) € 698,52 per maand en per 1 januari 2015 (€ 849,26 min 440,- =) € 409,26 per maand. De grieven I en II slagen dus deels.
5.4
Bij het bepalen van het aandeel van de man in de behoefte van de kinderen dient de draagkracht van alle onderhoudsplichtigen en de verhouding waarin een ieder tot de kinderen staat in de beoordeling te worden betrokken. Niet in geschil is dat de vrouw geen draagkracht heeft om bij te dragen in de kosten van de kinderen nu zij een inkomen op bijstandsniveau heeft (een WW-uitkering, aangevuld met een uitkering op basis van de Wet Werk en Bijstand/ Participatiewet).
5.5
Het hof zal bij de bepaling van de draagkracht van de man zijn netto besteedbaar inkomen (NBI) tot uitgangspunt nemen. Dit inkomen wordt vastgesteld door het bruto inkomen en de werkelijke inkomsten uit vermogen te verminderen met de belastingen en premies die daarover verschuldigd zijn. De vrouw heeft ter mondelinge behandeling bij dit hof ingestemd met het door de man in grief III genoemde NBI van € 1.926,16 per maand. Grief III slaagt dus.
5.6
De draagkracht van de man zal worden vastgesteld aan de hand van de formule 70% [NBI - (0,3 NBI + € 860,-)], nu het een netto besteedbaar inkomen betreft dat hoger is dan € 1.500,- per maand. Deze benadering houdt in dat aan de zijde van de man het draagkrachtloos inkomen wordt vastgesteld op 30% van het netto besteedbaar inkomen ter zake van forfaitaire woonlasten, vermeerderd met een bedrag van € 860,- aan overige lasten, en dat van het bedrag, dat van het netto besteedbaar inkomen resteert na aftrek van dit draagkrachtloos inkomen, 70% beschikbaar is voor kinderalimentatie.
5.7
Het hof houdt, evenals de rechtbank, rekening met een aflossing op een huwelijkse schuld aan Defam door de man van € 125,- per maand. Het hof acht het aannemelijk dat de vrouw met haar inkomen op bijstandsniveau niet mede in staat is af te lossen op deze schuld en dat zij daarvoor ook geen verhaalsmogelijkheid biedt. De man draagt dus deze niet verwijtbare en niet vermijdbare schuld. Grief IV faalt.
5.8
Toepassing van de formule, 70% [€ 1.926,16 - (€ 577,85 + € 860,- + € 125,-) brengt mee dat de man een draagkracht heeft voor een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 254,32 per maand (= € 84,77 per kind per maand).
5.9
De kosten van de omgang worden in aanmerking genomen als een percentage van de behoefte, de zorgkorting. Het percentage van de zorgkorting is afhankelijk van de frequentie van de omgang. Het hof neemt een percentage van 25% in aanmerking, nu partijen het daarover eens zijn. Nu in 2014 het tekort aan draagkracht van de man om in de behoefte van de kinderen te voorzien (€ 440,21 per maand) meer dan twee keer zo groot is als de zorgkorting waarop de man recht heeft (€ 174,63 per maand), dient de man over dat jaar zijn draagkracht volledig aan te wenden ten behoeve van de kinderen. Ook in het jaar 2015 overtreft het tekort aan draagkracht van de man (€ 154,95 per maand) het bedrag aan zorgkorting waarop hij in 2015 recht heeft is (25% van € 409,26 =) € 102,31 per maand. De man zal dus ook over dat jaar zijn draagkracht volledig dienen aan te wenden ten behoeve van de kinderen
5.1
Uit het voorgaande volgt dat de man van 3 februari 2014 tot en met 31 december 2014 met € 84,77 per kind per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Nu de man in zijn beroepschrift verzoekt zijn bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen op € 99,33 per kind per maand te stellen en hij zijn verzoek in zoverre niet kan worden geacht te hebben verminderd, zal het hof zijn onderhoudsbijdrage over die periode op laatstgenoemd bedrag vaststellen.
Voor de periode vanaf 1 januari 2015 moet de man - gelet op de nieuwe fiscale regelgeving per die datum, waarop hij zich ter zitting heeft beroepen - worden geacht nader te hebben verzocht zijn onderhoudsbijdrage op een lager bedrag vast te stellen dan het in zijn beroepschrift vermelde bedrag van € 99,33 per kind per maand. Dit betekent dat deze bijdrage per 1 januari 2015 op € 84,77 per kind per maand moet worden gesteld, welk bedrag de gezamenlijke behoefte van de kinderen over 2015 van € 409,26 per maand niet te boven gaat.
5.11
Nu de vrouw met de kinderen op bijstandsniveau leeft gaat het hof er van uit dat de bijdragen die zij ten behoeve van de kinderen tot op heden heeft ontvangen van de man door haar ten behoeve van de kinderen zijn verbruikt. Het hof zal dan ook beslissen dat zij hetgeen zij in het verleden op basis van de bestreden beschikking te veel van de man heeft ontvangen niet aan hem hoeft terug te betalen.
5.12
Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van
5 september 2014, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de man aan de vrouw van 3 februari 2014 tot en met 31 december 2014 met
€ 99,33 per kind per maand en met ingang van 1 januari 2015 met € 84,77 per kind per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt dat de vrouw hetgeen zij van de man te veel heeft ontvangen aan kinderalimentatie van 3 februari 2014 tot heden niet aan de man hoeft terug te betalen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, C.J. Laurentius-Kooter en
J.W.P. Verheugt, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op
28 mei 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.