Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[bedrijfsnaam],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Artikel 3Verplichtingen
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een kort geding tussen de Coöperatie TVM U.A. en [appellante], een besloten vennootschap. De samenwerking tussen partijen, die al meer dan 25 jaar bestaat, is in februari 2000 schriftelijk vastgelegd. De samenwerking houdt in dat TVM bij ongevallen met zware voertuigen [appellante] inschakelt om de voertuigen te bergen. [appellante] heeft echter creditfacturen ontvangen van bergers, die zij niet aan TVM heeft doorgegeven. TVM heeft, na ontdekking van deze creditfacturen en verdenking van fraude, de samenwerking met onmiddellijke ingang opgeschort. [appellante] heeft in kort geding gevorderd dat TVM de samenwerkingsovereenkomst zou nakomen en een voorschot van € 250.000,- zou betalen op de bergingsnota's.
De voorzieningenrechter in eerste aanleg heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen, omdat zij toerekenbaar tekortgeschoten zou zijn in de nakoming van de overeenkomst. Het hof heeft in hoger beroep de feiten en de argumenten van beide partijen opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelt dat [appellante] onvoldoende heeft aangetoond dat de opschorting van de samenwerking haar onderneming in financiële problemen heeft gebracht. Het hof concludeert dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat TVM een zwaarwegend belang heeft bij de opschorting van de samenwerking, gezien de verdenking van fraude en de tekortkomingen van [appellante].
Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep. De kosten voor de procedure aan de zijde van TVM worden vastgesteld op € 5.160,- voor griffierecht en € 9.789,- voor salaris.