In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om de zorgplicht van de bank bij de verstrekking van een consumentenkrediet. Appellant sub 1 en zijn toenmalige echtgenote, appellante sub 2, hebben in 2006 een kredietovereenkomst gesloten met Santander Consumer Finance Benelux B.V. voor een bedrag van € 37.917. Van dit bedrag is een groot deel gebruikt voor het aflossen van bestaande schulden, terwijl een restant van € 3.659,-- aan hen ter vrije besteding is uitgekeerd. De rechtbank Midden-Nederland heeft in een eerder vonnis geoordeeld dat Santander tekort is geschoten in haar zorgplicht, maar dit oordeel werd in hoger beroep door het hof heroverwogen.
Het hof heeft vastgesteld dat Santander als kredietverstrekker onvoldoende rekening heeft gehouden met de financiële situatie van appellanten, met name de leeftijd van appellant sub 1 en de mogelijke inkomensachteruitgang bij pensionering. Het hof oordeelt dat Santander haar zorgplicht heeft geschonden door geen navraag te doen naar de te verwachten financiële gevolgen van de pensioengerechtigde leeftijd van appellant sub 1. Dit oordeel wordt ondersteund door een brief van de Ombudsman Financiële Dienstverlening, waarin wordt gesteld dat Santander onvoldoende rekening heeft gehouden met de nieuwe financiële situatie van appellant sub 1.
Het hof heeft besloten om de schade die appellanten hebben geleden als gevolg van de tekortkoming van Santander zelf te berekenen, in plaats van een schadestaatprocedure te starten. De zaak is verwezen naar een volgende zitting, waar Santander de benodigde berekeningen moet overleggen. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat deze berekeningen zijn gepresenteerd.