ECLI:NL:GHARL:2015:3616

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 mei 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
200.160.993
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder wegens gewichtige redenen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ambtshalve ontslag van [verzoeker] als bewindvoerder. De zaak betreft een bewind dat in 2001 is ingesteld over de goederen van rechthebbende, waarbij [A] aanvankelijk als bewindvoerder was benoemd. [verzoeker] werd in 2004 benoemd als opvolger van [A]. De kantonrechter had op 1 september 2014 [verzoeker] ambtshalve ontslagen als bewindvoerder, omdat hij niet voldeed aan de verplichtingen om rekening en verantwoording af te leggen over het gevoerde beheer. Dit ontslag werd door [verzoeker] bestreden in hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2015 is [verzoeker] verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de andere belanghebbenden niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] herhaaldelijk niet aan de verzoeken van de kantonrechter heeft voldaan om informatie te verstrekken over het beheer van de goederen van rechthebbende. Ondanks zijn betrokkenheid bij rechthebbende, heeft hij de termijnen voor het afleggen van rekening en verantwoording stelselmatig overschreden. Het hof oordeelt dat dit tekortschieten een gewichtige reden vormt voor het ambtshalve ontslag van [verzoeker].

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd, waarmee het ontslag van [verzoeker] als bewindvoerder is bevestigd. De beslissing is genomen in het belang van de rechthebbende, die recht heeft op een bewindvoerder die zijn verplichtingen nakomt. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en verantwoording in het bewindvoeringproces.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.160.993
(zaaknummer rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen, 3368900)
beschikking van de familiekamer van 21 mei 2015
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
directeur van [B] B.V., gevestigd aldaar,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. J.B.M. Nijhuis te Enspijk, gemeente Geldermalsen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: rechthebbende,
en
[belanghebbende 2],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
verder te noemen: de echtgenote van rechthebbende,
en
Beschermingsbewindkantoor Nederland B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
verder te noemen: de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 1 september 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift, dat ter griffie van het hof op 30 november 2014 is ingekomen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 april 2015 plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Rechthebbende en de echtgenote van rechthebbende zijn, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen. De bewindvoerder is, met schriftelijke kennisgeving vooraf aan het hof, ook niet verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
In of omstreeks 2001 is een bewind ingesteld over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan rechthebbende in de zin van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarbij is [A] tot bewindvoerder benoemd. Bij beschikking van de kantonrechter te Groningen van 21 december 2004 is [verzoeker] tot bewindvoerder benoemd als opvolger van [A].
3.2
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter [verzoeker] ambtshalve met ingang van 1 september 2014 ontslagen als bewindvoerder en met ingang van diezelfde datum Beschermingsbewindkantoor Nederland B.V. als opvolgend bewindvoerder benoemd en de zaak vanwege de woonplaats van rechthebbende verwezen naar de kantonrechter te
’s-Gravenhage.

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoeker] is met een (ongenummerd) aantal grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 1 september 2014. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. [verzoeker] verzoekt thans in hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen en het ambtshalve gegeven ontslag van [verzoeker] als bewindvoerder ongedaan te maken dan wel door te halen en zijn benoeming als bewindvoerder over de goederen van rechthebbende te continueren.
4.2
De bewindvoerder heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 1, aanhef en sub e, en lid 2 BW wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 leden 1 en 2 BW, dan wel ambtshalve. In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om ambtshalve ontslag te verlenen.
5.2
Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting is het hof gebleken dat [verzoeker], ondanks herhaalde verzoeken van de kantonrechter om rekening en verantwoording af te leggen over het door hem gevoerde beheer over de goederen van rechthebbende, zich niet of onvolledig van die taak heeft gekweten. [verzoeker] voert in hoger beroep aan dat hij alsnog tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter op
4 februari 2014 de stukken voor de rekening en verantwoording over de jaren 2009 tot en met 2013 heeft ingediend. Daarnaast heeft [verzoeker] ter zitting verklaard dat hij omstreeks begin/medio mei 2014 aanvullende stukken aan de kantonrechter heeft toegezonden. Voorts voert hij aan dat zijn afzegging voor de zitting van 27 juni 2014 en het niet verschijnen op de zitting van 28 augustus 2014 niet zijn terug te voeren op onwil. Dat hij door een vergissing in aanvangstijdstip niet op de mondelinge behandeling van 28 augustus 2014 is verschenen, kan hem niet zo zwaar worden aangerekend dat hij daarom als bewindvoerder moet worden ontslagen. Ook wijst [verzoeker] op de gebleken grote betrokkenheid van zijn zijde bij rechthebbende sinds zijn benoeming in 2004.
5.3
Het hof oordeelt als volgt. Weliswaar is [verzoeker] sedert zijn benoeming zeer betrokken bij rechthebbende geweest, maar dit laat onverlet dat hij bij voortduring de gestelde termijnen voor het afleggen van rekening en verantwoording heeft overschreden. Voorts heeft hij na de mondelinge behandeling van 4 februari 2014 nagelaten de kantonrechter de verzochte aanvullingen en toelichting te verstrekken, ook na daartoe enkele malen in de gelegenheid te zijn gesteld. Dat [verzoeker] in mei 2014 nog aanvullende stukken aan de kantonrechter heeft toegezonden, is niet aannemelijk geworden. Het procesdossier bevat geen bewijsstuk van indiening van nadere stukken bij de kantonrechter in mei 2014 en de bestreden beschikking maakt van die indiening ook geen melding. Verder valt moeilijk in te zien waarom de kantonrechter [verzoeker] een- en andermaal blijft oproepen, als [verzoeker] inmiddels geheel en al en tot tevredenheid van de kantonrechter aan zijn verplichting tot informatievoorziening heeft voldaan. Het stelselmatig tekortschieten in de nakoming van de verplichting om de kantonrechter van de gewenste informatie te voorzien zodat deze diens wettelijke, controlerende taak kan uitvoeren, vormt naar het oordeel van het hof een voldoende gewichtige reden om [verzoeker] als bewindvoerder te ontslaan. Een afdoende rechtvaardiging voor dit tekortschieten heeft [verzoeker] ter zitting in hoger beroep, desgevraagd, niet kunnen geven. Gelet op het systematisch tekortschieten in het tijdig aanleveren van informatie, bestaat onvoldoende vertrouwen in de toezegging van [verzoeker] ter zitting dat hij het voortaan beter zal doen. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen, van 1 september 2014.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.M.M. Mostermans, A. Smeeïng-van Hees en K.J. Haarhuis, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier, en is op 21 mei 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.