ECLI:NL:GHARL:2015:360

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
200.145.809-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in verband met kledingvoorschriften tijdens een zitting

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 januari 2015 een verzoek tot wraking behandeld van mr. J.J. Beswerda, senior raadsheer in het hof. Het wrakingsverzoek werd ingediend door de gemachtigde van de verzoekster, die niet werd toegelaten tot de zittingszaal vanwege zijn kleding, een 'pek en verenpak'. De voorzitter van de meervoudige kamer, mr. Beswerda, had besloten de gemachtigde niet toe te laten omwille van de orde en het fatsoen in de zittingszaal, vooral omdat de zitting gefilmd zou worden en de gemachtigde eerder opnames op openbare platforms had geplaatst. De verzoekster was niet aanwezig bij de behandeling van het wrakingsverzoek, dat tijdig was ingediend. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de voorzitter om de gemachtigde niet toe te laten geen blijk gaf van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter geacht wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dat tegenspreken. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, omdat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de voorzitter. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. H. Akkerman.

Uitspraak

Beschikking d.d. 16 januari 2015
Rekestnummer: F 200.162.354/01
WAHV: 200.145.809
CJIB: 162596884
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN, locatie Leeuwarden
Wrakingskamer
Beschikkingin de zaak tegen

[verzoeker],

wonende te [woonplaats 1], [adres 1],

gemachtigde: [gemachtigde],

wonende te [woonplaats 2], [adres 2],
verzoekster in het wrakingsincident,
strekkende tot wraking van:
mr. J.J. Beswerda,
senior raadsheer in dit hof, locatie Leeuwarden,
verweerder in het wrakingsincident.
Het verloop van de procedure
In de WAHV-zaak met nummer 200.145.809 heeft de meervoudige kamer van het hof op 6 januari 2015 zitting gehouden.
Uit het proces-verbaal dat van deze zitting is opgemaakt blijkt dat de zaak is behandeld buiten aanwezigheid van verzoekster.
Op diezelfde dag, 6 januari 2015, is namens verzoekster bij de bode van het Paleis van Justitie een schriftelijk wrakingsverzoek ingediend, strekkende tot wraking van de voorzitter van de meervoudige kamer van het hof, zijnde mr. Beswerda.
Naast het proces-verbaal van de terechtzitting, heeft de wrakingskamer kennis genomen van een schrijven van mr. Beswerda, waarin hij meedeelt niet in de wraking te berusten. Er is bij die gelegenheid tevens een inhoudelijke reactie op het wrakingsverzoek gegeven. Verweerder heeft geen behoefte om nader op het wrakingsverzoek te worden gehoord.
De vertegenwoordiger van het openbaar ministerie, mr. K. van den Berg, heeft te kennen gegeven dat zij evenmin gebruik zal maken van de mogelijkheid om op het wrakingsverzoek te worden gehoord en dat zij derhalve niet bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig zal zijn.
De wrakingskamer heeft het verzoek op 16 januari 2015 behandeld in openbare raadkamer.
Verzoekster is bij brief van 12 januari 2015 in kennis gesteld van de behandeling van het wrakingsverzoek op 16 januari 2015 te 10:00 uur. Verzoekster is evenwel niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De beoordeling
Ontvankelijkheid
De wrakingskamer acht het verzoek tijdig ingediend en acht verzoekster ook overigens ontvankelijk.
Gronden
Blijkens het proces-verbaal van de zitting op 6 januari 2015 heeft de bode bij de aanvang van de terechtzitting aan de voorzitter meegedeeld dat hij de zaak in de hal heeft uitgeroepen en dat verzoeker zich bij de ingang van het Paleis van Justitie heeft gemeld, gekleed in een ‘pek en verenpak’. De voorzitter heeft daarop te kennen gegeven dat hij de verschijning van de gemachtigde van verzoekster in een dergelijk pak niet zal accepteren en heeft de bode verzocht de gemachtigde te zeggen dat hij toegang tot de zittingszaal zal krijgen als hij zich in normale kleding in de zaal meldt. Als hij daar niet aan voldoet, dan zal de zaak in zijn afwezigheid worden behandeld.
De bode heeft hieraan gevolg gegeven en heeft vervolgens aan de voorzitter meegedeeld dat de gemachtigde heeft geweigerd zich van voornoemd pak te ontdoen.
Blijkens het proces-verbaal van de zitting heeft de voorzitter vervolgens het volgende verklaard:
“Aan de gemachtigde is bij wijze van uitzondering toegestaan dat de terechtzitting gefilmd mag worden. Dit vanwege de uiteenzetting die gemachtigde wil geven. Met het oog op een respectvolle behandeling en de orde in de zittingszaal, is besloten om de gemachtigde in die kleding niet toe te laten tot de zittingszaal. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de zitting wordt gefilmd en het bekend is dat de gemachtigde eerder films van zittingen op openbare bronnen (Youtube.com) heeft geplaatst. Aan de gemachtigde is om die reden verzocht het pak uit te doen, maar de gemachtigde heeft dat geweigerd. Hierom wordt de gemachtigde niet toegelaten in de zittingszaal en zal de behandeling van de zaak buiten zijn aanwezigheid worden voortgezet.”
De zaak is vervolgens behandeld, het onderzoek is gesloten en er is meegedeeld dat uitspraak zal worden gedaan op 20 januari 2015.
In het wrakingsverzoek dat verzoekster onmiddellijk hierna heeft ingediend staat: “Wraking op grond van vooringenomenheid. Schending van recht. Bedreiging.” Hoewel deze motivering uiterst summier is, begrijpt de wrakingskamer dat de gemachtigde zich op het standpunt stelt dat de enkele weigering van verweerder om hem in een ‘pek en verenpak’ toe te laten in de zittingszaal, getuigt van vooringenomenheid.
Standpunt verweerder
Uit de schriftelijke reactie van verweerder blijkt dat hij zich op het standpunt stelt dat geen sprake is van vooringenomenheid. Verweerder schrijft:
“ De rechter wordt geacht zonder vooringenomenheid zijn taak te verrichten. Het nemen van een ordemaatregel betekent niet dat er daarom sprake is van vooringenomenheid. De voorzitter is verantwoordelijk voor de orde in de zaal en daarmee bewaakt hij ook de grenzen van fatsoen en respect die in de zittingszaal in acht dienen te worden genomen. Ondergetekende is van mening dat de gemachtigde die vormen niet in acht nam door aldus uitgedost in de zaal te willen verschijnen met als mogelijk vervolg het plaatsen van de filmopnamen op You Tube, zoals eerder door of namens de gemachtigde was gedaan. De zitting krijgt op die wijze de aard van een toneelstuk en het hof is niet gehouden daaraan medewerking te verlenen.”
Ten aanzien van de genoemde ‘schending van recht’ en ‘bedreiging’ houdt het standpunt van verweerder in:
“In het handgeschreven en verder niet gemotiveerde wrakingsverzoek worden nog twee termen opgenomen: schending van recht en bedreiging. Beide termen zijn op de gang van zaken niet van toepassing. De gemachtigde is uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn zodat van enige schending van het recht geen sprake is en de stelling dat er sprake is geweest van bedreiging - er is tussen hof en gemachtigde geen gesprek geweest - is eveneens feitelijk onjuist. Ik concludeer dat er geen grond is voor wraking.”
Beoordeling
Bij de beoordeling van het verzoek stelt de wrakingskamer het volgende voorop. Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en
artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder - voor zover hier van belang - recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 512 Sv hem de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter of bij vrees voor bevooroordeeld zijn van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
De wrakingskamer stelt verder voorop dat de voorzitter van de meervoudige kamer van het hof de leiding heeft over het onderzoek ter terechtzitting. Uit het schriftelijke standpunt van verweerder blijkt dat hij de beslissing om de gemachtigde van verzoekster niet in het ‘pek en verenpak’ toe te laten in de zittingszaal heeft genomen in verband met de bewaking van de grenzen van fatsoen en respect die in de zittingszaal in acht dienen te worden genomen, waarbij is betrokken de mogelijkheid dat filmopnamen van die zitting op internet zouden worden geplaatst.
Voornoemde beslissing van verweerder tot het niet toelaten van verzoeker in de zittingszaal behoort tot zijn bevoegdheid als voorzitter.
De wrakingskamer is van oordeel dat deze beslissing van verweerder onder de gegeven omstandigheden geen blijk geeft van enige vooringenomenheid, noch dat deze beslissing objectief gezien die schijn wekt. Ook anderszins is daarvan niet gebleken. Op geen enkele wijze is verweerder vooruitgelopen op een eindoordeel in het door verzoeker ingestelde hoger beroep of op de beoordeling van door verzoeker eventueel te voeren verweren.
Het wrakingsverzoek zal daarom worden afgewezen.

De beslissing:

De wrakingskamer van het gerechtshof:
wijst af het verzoek tot wraking van mr. J.J. Beswerda.
Aldus gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, J.H. Kuiper T.H. Bosma, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier, en op 16 januari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken. De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.