Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep van een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, gewezen op 8 april 2014. De zaak draait om een geschil tussen [appellante] en [geïntimeerde] over een vordering tot betaling van huur door [geïntimeerde] aan [bedrijf]. [appellante] heeft een incidentele conclusie tot tussenkomst ingediend, terwijl [bedrijf] een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring heeft genomen. De rechtbank heeft de incidentele vorderingen afgewezen en de hoofdzaak verwezen naar de rol voor verdere behandeling.
In hoger beroep heeft [appellante] het vonnis van de rechtbank bestreden, met de eis tot vernietiging van het vonnis en toewijzing van de vordering tot tussenkomst. [geïntimeerde] heeft in zijn memorie van antwoord geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis en veroordeling van [appellante] in de kosten van het hoger beroep. Tijdens de procedure heeft [geïntimeerde] nieuwe producties ingebracht, waarover [appellante] zich nog niet had kunnen uitlaten. Het hof heeft geoordeeld dat de beginselen van hoor en wederhoor vereisen dat [appellante] in de gelegenheid wordt gesteld om zich uit te laten over deze nieuwe producties.
Het hof heeft de zaak naar de rol van 16 juni 2015 verwezen voor akte aan de zijde van [appellante], waarbij [geïntimeerde] geen gelegenheid zal krijgen voor een antwoordakte. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat de uitkomst van de zaak nog niet definitief is vastgesteld. Dit arrest is uitgesproken op 19 mei 2015 door de drie rechters in het openbaar.