ECLI:NL:GHARL:2015:3544

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 mei 2015
Publicatiedatum
19 mei 2015
Zaaknummer
200.151.335-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake incidentele vorderingen tot tussenkomst en oproeping in vrijwaring

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep van een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, gewezen op 8 april 2014. De zaak draait om een geschil tussen [appellante] en [geïntimeerde] over een vordering tot betaling van huur door [geïntimeerde] aan [bedrijf]. [appellante] heeft een incidentele conclusie tot tussenkomst ingediend, terwijl [bedrijf] een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring heeft genomen. De rechtbank heeft de incidentele vorderingen afgewezen en de hoofdzaak verwezen naar de rol voor verdere behandeling.

In hoger beroep heeft [appellante] het vonnis van de rechtbank bestreden, met de eis tot vernietiging van het vonnis en toewijzing van de vordering tot tussenkomst. [geïntimeerde] heeft in zijn memorie van antwoord geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis en veroordeling van [appellante] in de kosten van het hoger beroep. Tijdens de procedure heeft [geïntimeerde] nieuwe producties ingebracht, waarover [appellante] zich nog niet had kunnen uitlaten. Het hof heeft geoordeeld dat de beginselen van hoor en wederhoor vereisen dat [appellante] in de gelegenheid wordt gesteld om zich uit te laten over deze nieuwe producties.

Het hof heeft de zaak naar de rol van 16 juni 2015 verwezen voor akte aan de zijde van [appellante], waarbij [geïntimeerde] geen gelegenheid zal krijgen voor een antwoordakte. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat de uitkomst van de zaak nog niet definitief is vastgesteld. Dit arrest is uitgesproken op 19 mei 2015 door de drie rechters in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.151.335/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 2669070 \ CV EXPL 14-4)
arrest van de eerste kamer van 19 mei 2015 in de zaak van
[appellante],
wonende te [plaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in het incident tot tussenkomst,
hierna te noemen:
[appellante],
advocaat: mr. R.S. van der Spek, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident tot oproeping in vrijwaring,
hierna te noemen:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. H.D. Postma, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
Bij inleidende dagvaarding heeft [geïntimeerde] gevorderd dat [bedrijf], gevestigd te [plaats] (hierna: [bedrijf]), wordt veroordeeld tot betaling van onder meer € 118.965,93 (met nevenvorderingen) ten titel van (achterstallige) huur.
1.2
[appellante] heeft een incidentele conclusie tot tussenkomst ex art. 217 Rv genomen.
1.3
[bedrijf] heeft een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [X] genomen.
1.4
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd in de beide incidenten.
1.5
Bij vonnis van 8 april 2014 heeft de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Leeuwarden (hierna: de kantonrechter), de incidentele vorderingen afgewezen met veroordeling van de aanleggers daarvan in de proceskosten van [geïntimeerde]. De kantonrechter heeft de hoofdzaak verwezen naar de rol van 6 mei 2014 voor conclusie van antwoord en iedere verdere beslissing aangehouden.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 20 juni 2014 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis van 8 april 2014, voor zover gewezen in het incident tot tussenkomst, met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 1 juli 2014.
2.2
De conclusie van de appeldagvaarding, waarin de grieven zijn opgenomen, strekt tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van de vordering tot tussenkomst, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties, alles uitvoerbaar bij voorraad.
2.3
Bij memorie van antwoord (met producties) heeft [geïntimeerde] geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter van 8 april 2014 - voor zover aangevochten in appel - en tot veroordeling van [appellante] in de kosten van het hoger beroep.
2.4
Partijen hebben arrest gevraagd en zij hebben daartoe de stukken overgelegd. [appellante] heeft daarbij - in strijd met het bepaalde in art. 5.1 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven - niet het gehele procesdossier in eerste aanleg overgelegd. Voor de incidentele conclusie van [geïntimeerde] tot oproeping in vrijwaring (met producties) en de conclusie van antwoord in het incident inzake oproeping in vrijwaring (met producties) van [geïntimeerde] zal het hof daarom putten uit het door [geïntimeerde] overgelegde procesdossier.

3.De beoordeling in hoger beroep

3.1
[geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord twee nieuwe producties in het geding gebracht. [appellante] heeft zich nog niet kunnen uitlaten over deze nieuwe producties, waarvan met name genoemd de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 18 juli 2014 (productie 1).
3.2
De beginselen van hoor en wederhoor brengen met zich dat [appellante] alsnog in de gelegenheid dient te worden gesteld om zich uit te laten over de nieuwe producties. Het hof zal de zaak daartoe naar de rol verwijzen.
3.3
[appellante] zal in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte uit te laten over de producties die door [geïntimeerde] bij memorie van antwoord in het geding zijn gebracht. [appellante] dient haar akte (zonder producties) te beperken tot voormelde onderwerpen. [geïntimeerde] zal geen gelegenheid krijgen voor antwoordakte.
3.4
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van 16 juni 2015 voor akte (zonder producties) aan de zijde van [appellante];
verstaat dat [geïntimeerde] geen gelegenheid zal krijgen voor antwoordakte;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.E.L. Fikkers en mr. D.H. de Witte, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 19 mei 2015.