Uitspraak
1.UVM Verzekeringsmaatschappij N.V.,
UVM,
[appellant 2],
Rossinante,
1.Het geding in eerste aanleg
23 oktober 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden.
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
De levering van het zeiljacht heeft plaatsgevonden op of omstreeks 31 maart 2008, vanaf de werf van de fabrikant van het zeiljacht, [fabrikant] te [plaats 1], Frankrijk (hierna: [fabrikant] of de werf).
“3. SchadeoorzaakEr is sprake van verschillende afzonderlijke problemen in het vaartuig. Deze problemen zijn allen terug te voeren op fouten die gemaakt zijn door de werf bij de bouw en het ontwerp van het schip.
4.4. Schadebegroting
5. Aanbevelingen
1. Om de corrosie in de tank te stoppen dient de tank aan de binnenzijde te worden gecoat met een hiervoor geschikte coating. De voorbehandeling van de tank zal moeten bestaan uit het stralen van de plaat. Direct hierna zal een verfsysteem moeten worden aangebracht volgens de voorschriften van de leverancier.
2. De hechtingsproblemen van het verfsysteem op de romp kunnen alleen opgelost worden door het gehele systeem te verwijderen en opnieuw aan te brengen.
3. Elektrische problemen in het schip dienen (door de werf/importeur) exact te worden gelokaliseerd en verholpen.
( ... )
7. Opmerkingen
1. Verzekerde heeft een deel van het schilderwerk (buitenzijde romp) reeds zelf opnieuw laten schilderen op Curaçao.
( ... )”
“OpinionAlthough the undersigned has been a marine surveyor for a very considerable number of years, we see relatively few aluminium boats in Curaçao, and we have not experienced this particular‘malaise’ before. Of particular note is the clean, non-adherent interface between parts of the base coat and the hull.We can only conclude that, for an unknown reason, the base coat is detaching from the hull surface, possibly as a result of improper preparation, application or conditions at the time of the initial base coat application.Whatever the reason, the appearance of this anomaly is particuarly disturbing and disconcerting for the owner of a v/l, which is less thans 2 years old.”
“Op basis van bijgaande testresultaten stellen wij Rossinante opnieuw aansprakelijk voor de schade aan de [fabrikant] van de heer [appellant 2].1. Zoals je ziet is de verlichting in de mast niet aangesloten zoals het hoort. Deze is “af bouw” gemonteerd. De uitbreidingen die later aan het elektrisch systeem zijn uitgevoerd hebben hier geen invloed op (gehad).2. Er heeft een materiaalonderzoek via Stork plaatsgevonden, voor wat betreft de legering van het gebruikte aluminium. (…) Wel blijkt dat er in de corrosieresten een significante hoeveelheid silicium en chloor aanwezig zijn.(…)
“Naar aanleiding van uw aansprakelijkstelling hebben wij ESMA-Expertise verzocht te beoordelen of aan de hand van de bevindingen van de door u ingeschakelde expert als dan niet aansprakelijkheid van onze relatie is aangetoond. (…)Gezien de bevindingen van de expert van ESMA kunnen wij namens onze relatie geen aansprakelijkheid erkennen. Dit omdat niet is aangetoond dat bij het door onze relatie opleveren van het schip, de gebreken reeds aanwezig waren.”
“Op 31 augustus 2010 is samen met de heer [Q] van Esma de schade aan de boot van verzekerde geïnspecteerd. De boot is ongeschonden overgekomen vanuit de Bahama’s en lag op het moment van inspectie bij [bedrijf 2] in [plaats 2].De heer [Q] trad op namens de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeraar (lopend via [Z] verzekeringen) van de tegenpartij.De heer [Q] heeft onze rapportage bestudeerd en ter plaatse de boot geïnspecteerd. De heer [Q] deelt onze conclusies ten aanzien van de schadeoorzaken.Het lijkt erop dat de schade niet valt onder de bedrijfsaansprakelijkheid van de tegenpartij. Dit houdt in dat de tegenpartij persoonlijk aansprakelijk zal zijn voor de schade en de daarmee gepaard gaande kosten. (..)”
is bodem van tank-
is sprake van putcorrosie in de aluminium plaat; diepte putcorrosie gemiddeld 1 mm, op sommige plaatsen richting 2 mm.
“Wanneer zich toch corrosie voordoet bij deze materialen in de vorm van putten, is deze corrosie niet of nauwelijks meer te stoppen. Als de aantasting is geïnitieerd, gaat de putvorming in de diepte verder, waarbij het corrosieproces zichzelf in stand houdt door veranderingen in het milieu in de corrosieput (zgn. autokatalytisch proces). De gevormde corrosieputten worden daarmee dieper, en zeker niet wijder. Theorieën dat de corrosie zou stoppen door het wijder worden van de putten bij de voortgang van de aantasting met als gevolg schoonspoelen van de putten, zijn naar mijn mening onjuist (…) Om voortgang van de corrosie te voorkomen is ingrijpen noodzakelijk. (…)
“Inzake bovengenoemde schade hebben wij van ESMA-Expertise het eindrapport ontvangen. Hieruit blijkt dat de door uw verzekerde geclaimde schade niet ten laste van onze relatie of verzekeraars kan worden gebracht. Wij zijn namelijk niet van mening dat door onze relatie een gebrekkig product is geleverd, zoals eerder door u gesteld. (…) Gezien het voorgaande moeten wij dan ook elke aansprakelijkheid van de hand wijzen. Het is immers zeer waarschijnlijk de samenstelling van het ingenomen drinkwater geweest die de putcorrosie heeft veroorzaakt en niet een minderwaardige eigenschap van de watertank of het vaartuig. U kunt onze relatie niet aansprakelijk houden voor de kwaliteit van het ingenomen drinkwater.”
( ... )"
december jl. heb aangekondigd, zal het herstel van het schip nu ter hand worden genomen. De desbetreffende werf zal één dezer dagen de diverse
(...)"
4.Het geschil en de beslissing van de rechtbank
“6.5. Indien er bij wijze van veronderstelling vanuit zou worden gegaan dat er in dezen sprake is van non-conformiteit, dan had bij een consumentenkoop als de onderhavige [appellant 2] op de voet van artikel 7:21 lid 1 sub b en lid 2 BW jegens Rossinante recht op - kosteloos - herstel van de gebreken aan het zeiljacht binnen een redelijke termijn. Ingevolge het zesde lid van dit artikel heeft te gelden dat indien bij een consumentenkoop de verkoper niet binnen een redelijke termijn nadat hij daartoe door de koper schriftelijk is aangemaand, aan zijn verplichting tot herstel van de afgeleverde zaak heeft voldaan, de koper bevoegd is om het herstel door een derde te doen plaatsvinden en de kosten daarvan op de verkoper te verhalen. De door UVM gevorderde en kennelijk op dit wetsartikel gebaseerde, herstelkosten zijn mitsdien slechts toewijsbaar indien Rossinante door UVM/[appellant 2] schriftelijk is aangemaand om binnen redelijke tijd tot herstel over te gaan en dit herstel vervolgens achterwege is gebleven.
6.8. De primaire aanspraak op herstel of vervanging van de gekochte zaak doet overigens niet af aan het recht op schadevergoeding indien er als gevolg van een ondeugdelijke prestatie schade is geleden die door herstel of vervanging niet meer kan worden weggenomen.(…) Gesteld noch gebleken is evenwel dat van dergelijke schade in dezen (op enige wijze) sprake is. Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank in dit verband dat de kosten van repatriëring van het zeiljacht en de reis- en verblijfkosten niet voor rekening van Rossinante kunnen worden gebracht. UVM/[appellant 2] hebben onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat - na het constateren van de problemen aan het zeiljacht - het noodzakelijk was om het schip voor het voorgestane herstel naar Nederland terug te brengen én voorts dat het voor [appellant 2] onmogelijk was om met zijn zeiljacht naar Nederland terug te reizen.”
5.Bespreking van de grieven
Grief I: de rechtbank heeft ten onrechte geconcludeerd dat aan de vraag of sprake is van
Afdeling 3 van de eerste titel van boek 7 BW regelt onder meer de rechten van de (consument-)koper op correcte nakoming (art. 7:20 en 21 BW) en de klachtplicht van de (consument-)koper (art. 7:23 BW).
a) putcorrosie in de watertank
c) elektrische problemen.
Uit de rapportages van ESMA en Garantex blijkt dat de oorzaak van de problemen niet gelegen is in elektrolyse. Ze zijn het erover eens dat de corrosie van de watertank is veroorzaakt door de kwaliteit van het in het buitenland ingenomen drinkwater.
Ook een door [werknemer fabrikant] van de werf [fabrikant] geraadpleegde expert was die mening toegedaan, zo blijkt uit de e-mail die [werknemer fabrikant] [appellant 2] op 26 oktober 2009 in verband met de aantasting van de watertank zond:
“I have shown your pictures to an expert today. In his opinion it doesn’t seem to be an electrical problem. He is thinking most likely about a problem of chemical contamination due to an acid component in the water like chlorine.(…)”ESMA, de deskundige die namens Rossinante is ingeschakeld, sluit de mogelijkheid van elektrolyse met zoveel woorden uit. In haar rapport van 22 september 2010 vermeldt zij dienaangaande:
“De oorzaak van de aantasting van de aluminium plaat is een gevolg van een geleidelijke aantasting van de aluminium plaat gedurende langere tijd (jaren). Volgens opgave van de eigenaar vertoont het onderwaterschip geen enkel spoor van aantasting. De eigenaar heeft het onderwaterschip recent gecontroleerd nadat het vaartuig als deklast op een vrachtschip naar Nederland is gekomen. Aantasting door elektrolyse als gevolg van een lekstroom of veroorzaakt door een potentiaalverschil kan derhalve uitgesloten worden aangezien het onderwaterschip bij het bestaan van een lekstroom en/of potentiaalverschil zeker aangetast zal worden.”Garantex heeft nader onderzoek naar de elektra laten verrichten door [S] uit [plaats 4]. Uit metingen is gebleken dat de elektrische isolatie van het systeem goed is (zie r.o. 3.24) en dat dus geen sprake is van elektrolyse.
De onthechting van het verfsysteem staat los van de corrosie van de watertank. Garantex noemt drie mogelijke oorzaken van de onthechting van het verfsysteem die alle zijn terug te voeren op een gebrekkige opbouw daarvan. Ook [Y] noemt fouten bij het aanbrengen van de verf als mogelijke oorzaak van de onthechting.
In het licht van deze bevindingen van de door partijen geraadpleegde deskundigen acht het hof het verweer van Rossinante dat elektrolyse de oorzaak van alle problemen zou zijn, onvoldoende gemotiveerd. Rossinante heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die afbreuk (kunnen) doen aan genoemde bevindingen. Voor bewijslevering is daarom geen plaats en het hof verwerpt dit verweer.
“Als er op korte termijn geen maatregelen genomen worden zal er een gat in de boot ontstaan.(…) Ik wil op korte termijn overleg met een expert van tegenpartij om tot een oplossing te komen voordat de boot naar de kelder gaat! Er moet tempo worden gemaakt en anders moeten we op eigen initiatief gaan handelen om erger te voorkomen.(…)”Het hof is van oordeel dat ten aanzien van een zeiljacht dat bestemd is de wereldzeeën te bevaren mag worden verwacht dat het zodanig is uitgerust dat men overal ter wereld drinkwater in kan nemen, zonder dat dit tot (een zo snelle) aantasting van de watertank en daarmee de bodem van het zeiljacht leidt.
nietveroorzaakt worden door de door [appellant 2] in eigen beheer aangebrachte voorzieningen (lees: door elektrolyse) - hetgeen het hof hiervoor heeft vastgesteld - het zich laat aanzien dat sprake is van non-conformiteit van een deel van het uitgevoerde verfwerk (cva onder 24).
In een poging de oorzaak te achterhalen heeft [appellant 2] de watertank in oktober 2009 opengemaakt. Toen ontdekte hij dat de bodem van de tank door corrosie was aangetast. (dagvaarding in eerste aanleg onder 2).
Rossinante heeft deze gang van zaken niet, althans niet gemotiveerd, weersproken.
Vast staat dat [appellant 2] Rossinante nog diezelfde maand, namelijk bij e-mail van
19 oktober 2009 aansprakelijk gesteld voor dit gebrek (productie 13). Rossinante heeft [appellant 2] vervolgens verwezen naar [fabrikant].
Het hof is van oordeel dat [appellant 2] aldus tijdig, namelijk binnen bekwame tijd na ontdekking, heeft geklaagd.
heeft ook daarover binnen bekwame tijd na ontdekking, namelijk bij e-mail van
25 maart 2010 bij Rossinante geklaagd (productie 17).
UVM en [appellant 2] hebben betoogd dat sprake was van verkeerde aansluitingen, hetgeen tot uiting kwam doordat er andere lichten aangingen dan er behoorden aan te gaan. Onder andere het stoomlicht, onderdeel van de navigatieverlichting, was niet correct aangesloten. Rossinante heeft betwist dat er bij aflevering van het zeiljacht sprake was van verkeerde aansluitingen. Zij stelt dat het probleem haar oorsprong vindt in de werkzaamheden die [appellant 2] na levering heeft laten uitvoeren.
Wat daarvan ook zij, het hof is van oordeel dat [appellant 2] het bestaan van dit probleem redelijkerwijs had behoren te ontdekken zodra hij het zeiljacht met zijn verlichting in gebruik nam. Op dat moment kon hij immers vaststellen dat de verlichting niet naar behoren functioneerde. Gesteld noch gebleken is evenwel dat [appellant 2] ter zake kort na de ingebruikname van het zeiljacht heeft geklaagd. In de correspondentie die in 2009 en begin 2010 is gevoerd, wordt immers slechts melding gemaakt van de corrosie van de watertank en de onthechting van de verf. Pas in de email van UVM van 8 juni 2010 wordt voor het eerst melding gemaakt van dit probleem. Het hof is daarom van oordeel dat [appellant 2] en UVM op dit gebrek geen beroep meer kunnen doen. Het deel van de vordering dat ziet op de kosten van het aanpassen van de elektra, te weten € 880,- (vergelijk de schadebegroting in het definitieve rapport van Garantex, productie 4, blad 2) komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
De rechtbank heeft geoordeeld dat hen dat recht niet toekomt omdat niet is komen vast te staan dat UVM en [appellant 2] Rossinante schriftelijk hebben aangemaand in de zin van artikel 7:21 lid 6 BW om aan haar verplichting tot kosteloos herstel te voldoen. De rechtbank heeft daaraan de conclusie verbonden dat UVM en [appellant 2] geen recht op schadevergoeding hebben. Het hof acht dat oordeel onjuist.
Art. 7:21 lid 6 BW biedt de consument-koper de mogelijkheid om in geval van non-conformiteit eigenmachtig de zaak hersteld te krijgen. Deze bepaling luidt als volgt:
“Indien bij een consumentenkoop de verkoper niet binnen een redelijke tijd nadat hij daartoe door de koper schriftelijk is aangemaand, aan zijn verplichting tot herstel van de afgeleverde zaak heeft voldaan, is de koper bevoegd het herstel door een derde te doen plaatsvinden en de kosten daarvan op de verkoper te verhalen.”De rechtbank miskent dat genoemde bepaling in de wet is opgenomen met het doel om de consument-koper te beschermen. De bepalingen van afdeling 3 van de eerste titel van boek 7 beogen de bevoegdheden van de consument-koper te vergroten en niet te beperken.
Art. 7:22 lid 4 BW bepaalt immers dat de rechten en bevoegdheden van art. 7:22 lid 1 en de artikelen 20 en 21 de koper toekomen
onverminderdalle andere rechten en vorderingen. Ingeval van non-conformiteit heeft de consument recht op schadevergoeding overeenkomstig de afdelingen 9 en 10 van boek 6 BW (art. 7:24 lid 1 BW). Daarvan kan niet ten nadele van de consument-koper worden afgeweken (art. 7:6 lid 1 BW).
Bovendien heeft [appellant 2] naar het oordeel van het hof wel degelijk bij herhaling duidelijk gemaakt dat hij wenste dat Rossinante de aan het licht gekomen gebreken zou herstellen. [appellant 2] heeft tijdig bij Rossinante geklaagd. Rossinante heeft [appellant 2] vervolgens naar [fabrikant] verwezen en [appellant 2] heeft zich op verzoek van Rossinante vervolgens ook met de Franse werf verstaan. Daarbij heeft hij alle correspondentie steeds in afschrift aan Rossinante gezonden, zodat deze precies op de hoogte was van de ontwikkelingen. [appellant 2] heeft Rossinante ook in de gelegenheid gesteld het zeiljacht te inspecteren, zowel op Curaçao - van welke gelegenheid Rossinante geen gebruik heeft gemaakt - als in Nederland, waar het zeiljacht in opdracht van de verzekeraar van Rossinante door ESMA is onderzocht.
Aan de herhaalde verzoeken van [appellant 2] om met oplossingen te komen, heeft Rossinante geen gehoor gegeven. Zij is zich blijven verschuilen achter de Franse werf en heeft bij monde van [Z] herhaaldelijk iedere aansprakelijkheid afgewezen waarbij ze volhardde in haar standpunt dat de problemen te wijten waren aan door derden veroorzaakte elektrolyse, zulks ondanks het feit dat de verschillende deskundigen - waaronder de namens haarzelf ingeschakelde ESMA - inmiddels tot een ander oordeel waren gekomen.
Het hof is van oordeel dat [appellant 2] in die omstandigheid niet gehouden was het zeiljacht naar de werf in Frankrijk te vervoeren. Het was immers evident dat Rossinante en [fabrikant] niet van zins waren tot kosteloos herstel van het zeiljacht over te gaan, zoals de raadsman van UVM en [appellant 2] in zijn brief van 15 februari 2011, die zowel aan de werf als aan Rossinante werd gezonden, heeft vastgesteld, voordat UVM en [appellant 2] de herstelwerkzaamheden door
[bedrijf 2] Yachtbuilding hebben laten uitvoeren. Rossinante heeft toen niet alsnog de bereidheid uitgesproken om voor (kosteloos) herstel zorg te dragen. Nu Rossinante uitdrukkelijk iedere aansprakelijkheid had afgewezen, was gelet op het bepaalde in artikel 6:83 BW bovendien geen ingebrekestelling vereist om het verzuim van Rossinante te doen intreden.
UVM en [appellant 2] hebben in dit verband voor het eerst ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep een beroep op vernietiging van de HISWA-voorwaarden gedaan, omdat deze naar hun oordeel onredelijk bezwarend zijn. Nu dit een nieuwe grief is, die in strijd met de twee conclusieregel is opgeworpen en Rossinante daar bovendien tegen bezwaar heeft gemaakt, laat het hof deze grief buiten behandeling.
Het beroep op artikel 5 lid 4 van de HISWA-voorwaarden faalt echter op dezelfde gronden als het beroep op artikel 7:21 lid 6 BW. De rechten van [appellant 2] als consument-koper kunnen niet contractueel worden beperkt of uitgesloten (artikel 7:6 BW). Nu Rossinante iedere aansprakelijkheid van de hand wees en niet bereid was tot kosteloos herstel van de gebreken over te gaan, was [appellant 2] niet gehouden het zeiljacht bij de werf van [fabrikant] aan te bieden, nog daargelaten of die werf in de zin van de HISWA-voorwaarden als werf van Rossinante - die zelf niet over een werf beschikt - kan worden beschouwd.
5.15 [appellant 2] en UVM - voor zover zij in de rechten van [appellant 2] is gesubrogeerd - kunnen dan ook aanspraak maken op schadevergoeding ter zake van de gebreken aan de watertank en het verfsysteem. Daarnaast kunnen zij aanspraak maken op vergoeding van gevolgschade.
(€ 880,-) niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat [appellant 2] op dat punt niet aan zijn klachtplicht heeft voldaan.
Wat de watertanks betreft, heeft deskundige [X] van Garantex ter gelegenheid van de comparitie van partijen in eerste aanleg bevestigd dat er enig dubbel werk is gedaan, omdat het aanvankelijk de bedoeling was te volstaan met het reinigen en coaten van de tanks, maar dat men al doende tot de conclusie kwam dat de corrosie te ernstig was en dat de tanks moesten worden vervangen. Nu het hier gaat om een niet onbegrijpelijke wijziging van inzichten tijdens de herstelwerkzaamheden en het hof geen aanleiding ziet de extra kosten die daardoor zijn ontstaan voor rekening van [appellant 2] of UVM te laten komen, zal het hof de met de watertank verband houdende posten, ‘Herstel vlak’ en ‘Plaatsen PE tanks’ (€ 9.490,- en € 4.061,-), volledig toewijzen.
Over de werkzaamheden aan de kiel heeft [X] tijdens de comparitie gezegd:
“De werkzaamheden met betrekking tot de kiel betrof een periodiek onderhoud, ik kan[A] gelijk geven dat die kosten niet onder het schadebedrag vallen.”Om die reden komt de post ‘Kiel en kielkast stralen en coaten’ ten bedrage van € 2.670,- niet voor vergoeding in aanmerking.
Met betrekking tot het verwijderen van de opbouw overweegt het hof dat niet in geschil is dat het schilderwerk ernstige gebreken vertoonde. De heer [B] van Rossinante heeft daarover ter gelegenheid van de comparitie van partijen in eerste aanleg verklaard:
“De verf viel van het schip af, ik heb de foto’s gezien. Ik heb de werf de foto’s toegestuurd. Die zeiden ook: “de boot lijkt te koken er is iets vreselijks aan de hand. De boot moet direct terug naar de werf.”[X] heeft over het schilderwerk en de verwijdering van de opbouw verklaard:
“De corrosie zat onder de rand van de opbouw bij de overgang van polyester naar aluminium. We konden, toen de opbouw er af was gehaald zien dat het niet goed geschilderd was. Slecht schilderwerk was de oorzaak van de corrosie aan de buitenkant. Er was sprake van een inconsistente coating en niet uitgeharde plamuur. (…) Je trok het verfsysteem er zo af. Er was geen enkele hechting. De plamuur was te zacht en de laagopbouw veel te dun. De conclusie was dat dit in zijn geheel opnieuw moest.”Een en ander is door Rossinante niet voldoende gemotiveerd weersproken. De namens haar ingeschakelde deskundige, ESMA, heeft de slechte kwaliteit van het schilderwerk bevestigd. Het hof acht dan ook voldoende aannemelijk gemaakt dat het gehele verfsysteem moest worden vervangen en dat daartoe de verwijdering van de opbouw noodzakelijk was omdat de corrosie zich ook onder de rand van de opbouw bevond. De post ‘Verwijderen opbouw en afwerken’ (€ 15.470,-) komt dan ook volledig voor toewijzing in aanmerking.
Wel is ten aanzien van het schilderwerk een korting wegens nieuw voor oud op zijn plaats, nu het schip na drie jaar is voorzien van een volledig nieuw verfsysteem. [appellant 2] heeft hierdoor een voordeel doordat hij het gebruikelijke, iedere 10 jaar, te plegen reguliere onderhoud voor wat betreft het schilderwerk drie jaar later zal hoeven uitvoeren. Het hof begroot het nieuw voor oud voordeel op 20% en zal het gevorderde schadebedrag met dat percentage verminderen. Het ter zake van de post straal- en schilderwerk te vergoeden bedrag wordt alsdan € 28.974,65.
De kosten van het doormeten van de elektrische installatie door [S] acht het hof ook voor toewijzing vatbaar, omdat dit voor het vaststellen van de schadeoorzaak noodzakelijk was, zeker in het licht van de omstandigheid dat Rossinante en de werf bleven volhouden dat elektrolyse de oorzaak van alle problemen was.
Ook de post ‘kraanwerk transport en tuigage van € 2.560,- is voor toewijzing vatbaar, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
Rossinante heeft voorts aangevoerd dat het zeiljacht niet als deklast vervoerd behoefde te worden en zelf nog had kunnen varen. Het hof verwerpt ook dat verweer. Gelet op de ernstige aantasting van de watertank die tevens de bodem van het zeiljacht vormde ([X] spreekt ter comparitie over putten van 3 mm in een plaat die 6 tot 8 mm dik is), alsmede gelet op de omstandigheid dat het orkaanseizoen was, was de beslissing het zeiljacht als deklast te vervoeren alleszins gerechtvaardigd. De kosten van transport van het zeiljacht en de reis- en verblijfkosten van [appellant 2] zullen daarom worden toegewezen evenals het bedrag van het eigen risico.
De vordering van UVM zal in hoofdsom worden toegewezen tot een bedrag van (2.560 + 28.974,65. + 9.490,- + 4.061,- + 15.470,- + 829,- = 57.762,82 + 11.663,08 btw = 73.047,73 en verminderd met het eigen risico van 6.500,- =) € 66.547,73. Daarnaast zullen de kosten van Garantex van € 16.652,63 worden toegewezen alsmede de buitengerechtelijke incassokosten van € 3.262,-, waarmee het totale bedrag komt op € 86.462,36.
UVM en [appellant 2] hebben wettelijke rente gevorderd primair vanaf de dag van betaling subsidiair vanaf de dag van de dagvaarding in eerste aanleg. Het hof zal het primair gevorderde niet toewijzen nu uit productie 7 onvoldoende duidelijk volgt onder welke van de daarin genoemde betalingen de toe te wijzen posten zijn begrepen, terwijl evenmin duidelijk is wanneer het bedrag van het eigen risico precies ten laste van [appellant 2] is gekomen. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf de dag van de inleidende dagvaarding. Rossinante zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties, het nasalaris daaronder begrepen, een en ander op de wijze als in het dictum bepaald. Die kosten worden voor zover gevallen aan de zijde van UVM/[appellant 2] tot aan deze uitspraak begroot op € 1.788,- in eerste aanleg (2 pt tarief 894,-) en op € 4.893,- in hoger beroep (3 pt, tarief 1.631,-) en op € 131,- aan nasalaris te verhogen met € 68,- in geval van betekening.
23 oktober 2013 en opnieuw rechtdoende:
in eerste aanleg op € 3.720,46 aan verschotten en op € 1.788,- aan salaris voor de advocaat en in hoger beroep op € 5.216,88 aan verschotten en op € 1.631,- aan salaris voor de advocaat en op € 131,00 aan nasalaris van de advocaat,
een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over voormelde bedragen