Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
16 maart 2011 en 21 augustus 2013 die de rechtbank Almelo, sector civiel recht, onderscheidenlijk de rechtbank Overijssel, team kanton en handelsrecht, tussen [appellante] als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie en de gemeente Almelo als eiseres in conventie tevens verweerster in reconventie heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
1.1 tot en met 1.22 van het vonnis van 16 maart 2011 (hierna: het tussenvonnis).
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
met veroordeling van de gemeente tot vergoeding van schade bestaande uit rente over de te laat terugbetaalde koopsom ad € 53.241,37, een gedeelte van de zinloos betaalde kosten voor
€ 51.461,05, alles te vermeerderen met de wettelijke rente,
Het hof zal bij de uitleg van de exploitatieovereenkomst ook acht slaan op de tussen partijen relevante voorgeschiedenis ervan.
22 februari 2002. Daarin verbond de gemeente Almelo zich reeds tot
2 oktober 2002 van een perceel grond van de Armeense Kerkvereniging te Almelo voor een bedrag van € 726.048,35 (zie voor de leveringsakte productie 7 bij conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie); dit perceel zou naast (toen nog) van de gemeente Almelo te kopen grond onderdeel uitmaken van de onderhavige projectontwikkeling.
had dus – ook uit dien hoofde – een financieel belang bij vlotte realisering van het project, waarvan de gemeente Almelo, naar [appellante] verder onbestreden heeft aangevoerd, op de hoogte was.
15 november 2006 (zie het gespreksverslag van de gemeente Almelo; productie 27 bij juist vermelde conclusie). Ofschoon de gemeente Almelo blijkens dat verslag verlening van vrijstelling en bouwvergunning in juni-juli 2007 voor ogen had, is aan de exploitatieovereenkomst overeenkomstig verlangen van [appellante] een – door partijen geparafeerde – planning gehecht die voor een en ander uitkwam op medio april 2007. Zoals [appellante] aanvoeren en de gemeente Almelo ook niet (genoegzaam) betwist en naar mede blijkt uit productie 27 voornoemd, is tussen partijen afgesproken de in artikel 2 onder a van de exploitatieovereenkomst bedoelde wijziging van het bestemmingsplan vorm te geven in een vrijstelling. Overeenkomstig bedoelde planning uitgaande van start van de artikel 19-2 WRO fase in week 51 van 2006 loopt de bedoelde termijn (van 17 weken) nagenoeg parallel met de wettelijke termijn die toentertijd voor verlening vrijstelling en bouwvergunning, zoals Roelofs en Haase (door de gemeente Almelo niet betwist) hebben berekend, uitkwam op 18 weken.
2 onder a voor de gemeente Almelo voortvloeiende verplichting mede wordt bepaald door hetgeen in artikel 2 onder c is opgenomen:
2 onder a van de exploitatieovereenkomst de publiekrechtelijke verantwoordelijkheid van de gemeente Almelo ten aanzien van ruimtelijke ordeningsprocedures onverlet laat. Indien deze verantwoordelijkheid dat eiste kon de gemeente Almelo, zonder dat van wanprestatie sprake was, publiekrechtelijke rechtshandelingen verrichten, die – kortweg – niet in het voordeel waren van het project.
.Uitgaande derhalve van aanvang van werkzaamheden na de ondertekening van de exploitatieovereenkomst op
18 december 2006, bestond voor de gemeente Almelo vanaf week 51 niet alleen de mogelijkheid maar ook verplichting tot voortvarende aanpak van de procedure. Reeds in de eerste helft van januari 2007 evenwel, dus zeer kort na de ondertekening van de exploitatieovereenkomst, viel de gemeente Almelo, zonder andere verklaring dan dat de op 18 december 2006 overeengekomen planning als (te) krap werd ervaren, terug op haar – voorafgaand daaraan op 15 november 2006 – voorgestelde planning houdende verlening vrijstelling en bouwvergunning in juni-juli 2007 (in plaats van medio april 2007). De door de gemeente Almelo bij de ‘Afsprakenlijst’ d.d. 12 januari 2007 gevoegde RO-Procedure (productie 31 bij akte uitlating producties in conventie tevens in reconventie) luidde – voor zover hier van belang – als volgt:
ruimtelijkeonderbouwing en B en W nota (…)
70 % van de te bouwen woningen mocht zijn verkocht, ontneemt aan de bedoelde termijnen, anders dan de gemeente Almelo bepleit, niet het dringende karakter, integendeel.
had voor de aanvang en/of voortgang van haar verkoopinspanningen bij zekerheid omtrent de verlening van vrijstelling en bouwvergunning immers groot belang.
Beletselenv
an de zijde van [appellante] zelf
Tegenover deze concrete en met stukken toegelichte reacties van [appellante] heeft de gemeente Almelo verder geen onderbouwd verweer meer gesteld. Het hof zal er dan ook van uitgaan dat van enige relevante opschorting van de beslistermijn als gevolg van onvolkomenheden in de aanvraag Van [appellante] dan wel van
beletselenharerzijds anderszins na 2 februari 2007 geen sprake is geweest.
Publiekrechtelijke verantwoordelijkheid
Op 4 september 2007 vond telefonisch contact tussen [appellante] en de gemeente Almelo ( [persoon A] ) plaats, waarin van gemeentewege aan de op 4 juli 2007 aan [appellante] doorgegeven gefaseerde planning werd vastgehouden. [appellante] heeft zich daartegen blijkens haar hierna te noemen, in zoverre niet bestreden brief aan de gemeente Almelo van 7 september 2007 verzet met een beroep op de gemaakte afspraken en daarbij tevens verwezen naar de eveneens ruimschoots overschreden wettelijke termijnen. Aangezien de gemeente Almelo niet voldeed aan de oproep van [appellante] om binnen één week alsnog aan haar verplichtingen uit de exploitatieovereenkomst te voldoen en, zo constateerde [appellante] , evenmin aangaf binnen redelijke termijn alsnog te willen nakomen, heeft [appellante] bij brief van 7 september 2007 geconcludeerd, dat de gemeente Almelo in verzuim was, met ontbinding van de exploitatieovereenkomst en de daarmee nauw samenhangende koopovereenkomst, een en ander op grond van toerekenbaar tekortschieten door de gemeente Almelo in de nakoming van haar verplichtingen, subsidiair wegens wijziging van de omstandigheden.
(de wettelijke handelsrente).
€ 16.685,50 (reeds betaald) + € 51.461,05 (ten onrechte door de gemeente Almelo ingehouden bij de terugbetaling van de koopsom).
€ 123.429,05 in totaal, zomede tot vergoeding van eventuele schade die na bedoelde restitutie resteert.
5.Slotsom
€ 683,-
€ 7.896,-(3 punten x tarief V à € 2.632,-)
6.De beslissing
d.d. 21 augustus 2013 en doet opnieuw recht;
€ 123.429,05, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 26 januari 2009 tot de dag der voldoening;
€ 1.165,- voor verschotten en op € 5.971,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 759,71 voor verschotten en op € 7.896,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;