ECLI:NL:GHARL:2015:3376

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
200.130.532
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen van hypotheekhouder bij executie en voorkeursrecht

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de vraag of Alcredis Finance B.V. onrechtmatig heeft gehandeld door een parkeerterrein te executeren zonder het voorkeursrecht van de appellante te respecteren. De appellante, een besloten vennootschap, stelt dat zij een voorkeursrecht heeft op het parkeerterrein dat in 1987 door de gemeente Schagen is verkocht aan een andere vennootschap. Dit voorkeursrecht zou zijn vastgelegd in een derdenbeding in de leveringsakte. Alcredis, als hypotheekhouder, heeft het parkeerterrein in 2011 openbaar verkocht na betalingsachterstanden van de vennootschap die het terrein had gekocht.

Het hof oordeelt dat het hypotheekrecht van Alcredis een goederenrechtelijk karakter heeft, terwijl het voorkeursrecht van de appellante een persoonlijk recht is dat niet tegen Alcredis kan worden ingeroepen. De omstandigheid dat het voorkeursrecht in de openbare registers is ingeschreven, verandert hier niets aan. Het hof concludeert dat de appellante niet kan worden vereenzelvigd met de vennootschap die het voorkeursrecht heeft, en dat Alcredis niet verplicht was om dit recht te respecteren. De grieven van de appellante worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de vordering van de appellante tot schadevergoeding is afgewezen.

Het hof wijst erop dat eventuele begeleidende omstandigheden die de handelwijze van Alcredis onrechtmatig zouden kunnen maken, niet voldoende zijn onderbouwd door de appellante. De kosten van het hoger beroep worden voor rekening van de appellante gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.130.532
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 324424)
arrest van de derde civiele kamer van 12 mei 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante],
gevestigd te [plaatsnaam],
appellante,
hierna: [appellante],
advocaat: mr. J.P. Groen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Alcredis Finance B.V.,
gevestigd te Vianen,
geïntimeerde,
hierna: Alcredis,
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 11 juli 2012 en 17 april 2013, die de rechtbank Midden-Nederland tussen [appellante] als eiseres en Alcredis als gedaagde heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
■ de dagvaarding in hoger beroep d.d. 12 juli 2013;
■ de memorie van grieven.
2.2
Vervolgens heeft [appellante] de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.13 van het vonnis van 17 april 2013.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
Kort samengevat gaat het in deze zaak om het volgende. Tot 1987 was de gemeente Schagen eigenaar van parkeerterrein “De Fok” te Schagen (hierna: het parkeerterrein). In 1987 heeft de gemeente het parkeerterrein verkocht en geleverd aan [bedrijfsnaam] (thans geheten [bedrijfsnaam]), hierna: [bedrijfsnaam]. De koopprijs bedroeg
f203.472. De leveringsakte van 28 december 1987 bevat een derdenbeding ten behoeve van de “in oprichting zijnde casu quo opgerichte” vennootschap Autocentrum Schagen B.V. Volgens dit derdenbeding heeft Autocentrum Schagen B.V. tegenover [bedrijfsnaam] een voorkeursrecht, waarbij als prijs zal gelden de door [bedrijfsnaam] betaalde koopprijs, vermeerderd met aantoonbaar gemaakte kosten van verbetering. Alcredis is financier van [bedrijfsnaam] en aan [bedrijfsnaam] gelieerde vennootschappen en houder van een in 2003 gevestigd eerste recht van hypotheek op het parkeerterrein. In verband met betalingsachterstand heeft Alcredis in 2011 aangestuurd op executoriale verkoop van het parkeerterrein. Aanvankelijk was het voornemen om het parkeerterrein onderhands te verkopen. In die fase heeft [appellante] zich gemeld als beweerd rechthebbende uit hoofde van het voorkeursrecht en zich bereid verklaard om het parkeerterrein te kopen tegen de in de leveringsakte van 28 december 1987 bedoelde prijs. Vervolgens is [appellante] door de notaris geïnformeerd dat openbare verkoop van het parkeerterrein zou plaatsvinden. In dat verband is [appellante] vermeld als “gerechtigde uit de aanbiedingsverplichting zoals omschreven in de notariële akte van levering op 28 december 1987”. Het parkeerterrein is uiteindelijk op 19 december 2011 openbaar verkocht aan een derde voor € 300.000.
4.2
In dit geding vordert [appellante] schadevergoeding tot een bedrag van € 207.669 in hoofdsom op de grond dat Alcredis jegens haar onrechtmatig zou hebben gehandeld. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering afgewezen op de grond, kort gezegd, dat [appellante] niet kan worden vereenzelvigd met (het nimmer opgerichte) Autocentrum Schagen B.V., zodat aan haar geen voorkeursrecht toekwam. Tegen die beslissing richten zich de grieven. [appellante] betoogt onder meer dat zij wel met Autocentrum Schagen B.V. moet worden vereenzelvigd, terwijl haar voorkeursrecht bovendien van de zijde van Alcredis was erkend, waarop Alcredis niet meer terug mocht komen.
4.3
De grieven kunnen geen doel treffen. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat aan [appellante] tegenover [bedrijfsnaam] een voorkeursrecht toekwam, kon zij dat recht niet tegenwerpen aan Alcredis als hypotheekhouder. Het hypotheekrecht van Alcredis draagt immers een goederenrechtelijk karakter, terwijl het voorkeursrecht van [appellante] een persoonlijk recht betreft in de verhouding tussen [appellante] en [bedrijfsnaam] . De omstandigheid dat het voorkeursrecht is vermeld in de leveringsakte van 28 december 1987 en is ingeschreven in de openbare registers maakt dit niet anders. Overeenkomsten werken in beginsel alleen tussen partijen; een inschrijving in de openbare registers brengt daarin op zichzelf geen verandering. [appellante] heeft geen grondslag aangeduid op grond waarvan aan het van [bedrijfsnaam] bedongen voorkeursrecht derdenwerking tegenover Alcredis als hypotheekhouder zou toekomen.
4.4
De gestelde omstandigheid dat van de zijde van Alcredis (door de behandelend notaris en de deurwaarder) is erkend dat aan [appellante] een voorkeursrecht toekwam, leidt niet tot een andere uitkomst, reeds daarom niet omdat die erkenning niet impliceert dat ook zou zijn erkend dat – behalve [bedrijfsnaam] in geval van verkoop door [bedrijfsnaam] zelf – ook Alcredis als executerende hypotheekhouder dat recht diende te respecteren.
4.5
Begeleidende omstandigheden zouden de handelwijze van Alcredis eventueel toch een onrechtmatig karakter hebben kunnen geven, of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar hebben kunnen maken. Hetgeen door [appellante] in dit verband is gesteld, is daartoe echter onvoldoende. In dit verband is in het bijzonder ook van belang dat, volgens hetgeen als onbetwist volgt uit de aanzegging van de executieveiling van 27 oktober 2011, de door het hypotheekrecht gedekte openstaande vordering van Alcredis per 15 oktober 2011 in totaal € 529.322,01 bedroeg, terwijl [appellante] niet bereid was om meer te betalen dan de in de leveringsakte van 28 december 1987 bedoelde koopprijs, door haar zelf berekend op € 92.331,57, en de executieveiling aanzienlijk veel meer heeft opgebracht.
4.6
Nu het hoger beroep reeds op grond van hetgeen hiervoor is overwogen moet worden verworpen, behoeven de grieven voor het overige geen bespreking meer. De door [appellante] gedane bewijsaanbiedingen worden verworpen, nu het te bewijzen aangebodene, indien bewezen, niet tot een andere conclusie kan leiden. Het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd, met verbetering van de gronden.
4.7
Het hof zal [appellante] veroordelen in de kosten van het hoger beroep.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 17 april 2013;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep en begroot de aan de zijde van Alcredis gevallen kosten op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, S.B. Boorsma en P.E. de Kort, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2015.