ECLI:NL:GHARL:2015:3365

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
21-005878-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag in een volle bus met een vuurwapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte heeft op 12 februari 2014 in een volle bus geschoten op slachtoffer 1, met als gevolg dat een willekeurige omstander, slachtoffer 2, in haar rug werd geraakt. Dit leidde tot twee pogingen tot doodslag. Gezien de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor levensdelicten, heeft het hof de maximale gevangenisstraf van 13 jaren en 4 maanden opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld voor poging tot doodslag. Tijdens de zitting heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 13 jaren en 4 maanden eiste, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. I.A. Groenendijk. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld, waarbij het hof de bewezenverklaring van de poging tot doodslag heeft vastgesteld. De verdachte is ook veroordeeld tot schadevergoeding aan slachtoffer 2, die door het schot ernstig letsel heeft opgelopen. De totale vordering van de benadeelde partij bedraagt € 85.634,09, die door het hof is toegewezen. Het hof heeft de strafoplegging gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005878-14
Uitspraak d.d.: 13 mei 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 3 oktober 2014 met parketnummer 16-659180-14 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [1974],
thans verblijvende in [PI verblijfplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling wegens 1 primair (poging tot doodslag) en 2 primair (poging tot doodslag) tot een gevangenisstraf van 13 jaren en 4 maanden met aftrek van voorarrest en volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. I.A. Groenendijk, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 12 februari 2014 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met een geladen pistool, althans vuurwapen, in een bus plaats heeft genomen en/of
- nadat die [slachtoffer 1] de bus in was gegaan, van (zeer) korte afstand met dat pistool, althans met dat vuurwapen, een schot op het lichaam, althans in de richting van die [slachtoffer 1] heeft afgevuurd en/of
- ( vervolgens) toen die [slachtoffer 1] de bus uitrende, met dat pistool, althans met dat vuurwapen, in zijn hand achter die [slachtoffer 1] is aangerend en/of
- dat pistool, althans dat vuurwapen, heeft gericht en/of gericht gehouden op die [slachtoffer 1] en/of
- de trekker van dat pistool, althans dat vuurwapen, wederom heeft overgehaald, althans geprobeerd heeft over te halen en/of
- toen die trekker van dat pistool, althans dat vuurwapen, blokkeerde, met zijn linkerhand geprobeerd heeft dat pistool door te laden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2 primair:
hij op of omstreeks 12 februari 2014 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet van (zeer) korte afstand, met een pistool, althans met een vuurwapen, een schot op het lichaam, althans in de richting van die [slachtoffer 2] heeft afgevuurd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 12 februari 2014 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel of zodanig letsel heeft toegebracht, dat daardoor geen uitzicht op volkomen genezing is, te weten uitval van gevoel en kracht van het rechterbeen en/of verminderd tastgevoel in het gehele linker been, althans neurologische afwijkingen in beide benen (veroorzaakt door een ingangwond ter hoogte van de 2e/3e lendenwervel), doordat hij opzettelijk met een pistool, althans met een vuurwapen, van zeer korte afstand een schot op het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft afgevuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak voorbedachte raad feit 1

Het hof heeft met de advocaat-generaal en de raadsvrouw gelet op de recente jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin strengere eisen aan de bewezenverklaring van voorbedachte raad worden gesteld. Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat dit bestanddeel niet kan worden bewezen. Het hof komt ten aanzien van feit 1 dan ook tot vrijspraak van de ten laste gelegde voorbedachte raad.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op 12 februari 2014 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet
- met een geladen pistool, in een bus plaats heeft genomen en
- nadat die [slachtoffer 1] de bus in was gegaan, van zeer korte afstand met dat pistool, een schot in de richting van die [slachtoffer 1] heeft afgevuurd
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2 primair:
hij op 12 februari 2014 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet van zeer korte afstand, met een pistool een schot in de richting van die [slachtoffer 2] heeft afgevuurd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

Aan onderzoek naar zijn geestvermogens weigert verdachte mee te werken. Aanwijzingen dat de feiten zijn begaan terwijl verdachte leed aan een gebrekkige ontwikkeling of dat hij leed aan een stoornis van de geestvermogens zijn er niet. Evenmin zijn andere omstandigheden aannemelijk geworden die maken dat verdachte niet strafbaar is.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 12 februari 2014 geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door een maal van zeer korte afstand met een pistool op hem te schieten. Hij deed dat op klaarlichte dag, in een bus vol met passagiers. Hij heeft hierdoor een levensgevaarlijke situatie gecreëerd en moet bij die medepassagiers paniek en angst hebben veroorzaakt. Bij de poging om [slachtoffer 1] te doden, is een medepassagier, te weten [slachtoffer 2], in haar rug geraakt door deze kogel.
Verdachtes handelen getuigt van volledig gebrek aan respect voor het leven en de gezondheid van [slachtoffer 1], maar ook voor die van de medepassagiers.
Verdachte heeft vooral slachtoffer [slachtoffer 2] groot leed berokkend. Dat is onder meer gebleken uit haar slachtofferverklaring die namens haar ter zitting van het hof is voorgelezen. [slachtoffer 2], nu 35 jaar oud, alleenstaande moeder van vier jonge kinderen, heeft door het schot in haar rug ernstig letsel opgelopen en zij zal waarschijnlijk de rest van haar verdere leven gebonden zijn aan een rolstoel.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 1 april 2015, in Nederland eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens ernstige strafbare feiten. Daaronder is een veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen jaren voor een geweldsdelict. Verder blijkt uit het dossier en verdachtes eigen verklaring daarover dat verdachte in 2008 op Curaçao onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven jaren en zeven maanden onder meer wegens het plegen van levensdelicten. Die veroordelingen hebben verdachte kennelijk niet gehinderd om opnieuw levensdelicten te begaan.
Omdat het hier om buitengewoon ernstige feiten gaat en omdat verdachte al eerder tot langdurige gevangenisstraffen wegens het begaan van levensdelicten is veroordeeld, acht het hof oplegging van de maximale gevangenisstraf die de wet toestaat, passend en geboden. Voor twee pogingen tot doodslag is dat een gevangenisstraf van dertien jaren en vier maanden. Het hof zal deze straf aan verdachte opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 85.634,09, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering en de volledige toewijzing daarvan door de rechtbank is door de verdediging niet weersproken. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen zoals de rechtbank deze heeft toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) jaren en 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 85.634,09 (vijfentachtigduizend zeshonderdvierendertig euro en negen cent) bestaande uit
€ 5.634,09 (vijfduizend zeshonderdvierendertig euro en negen cent) materiële schade en € 80.000,00 (tachtigduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het onder 1, 2 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 85.634,09 (vijfentachtigduizend zeshonderdvierendertig euro en negen cent) bestaande uit € 5.634,09 (vijfduizend zeshonderdvierendertig euro en negen cent) materiële schade en € 80.000,00 (tachtigduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. K. Lahuis, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 13 mei 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Dolfing is buiten staat dit arrest te ondertekenen.