In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 18 december 2014. De verdachte was beschuldigd van openlijke geweldpleging, gepleegd op 21 juni 2014 en 3 augustus 2014 in de cafés De Oele en Polder Inn te Urk. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens was er een locatieverbod opgelegd voor de genoemde cafés.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met verbetering van gronden. De verdachte had hoger beroep ingesteld en verzocht om vrijspraak van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had geoordeeld. Wel werd er een verbetering aangebracht in de bewijsredenering van de rechtbank, waarbij een misslag werd gecorrigeerd over de rol van de verdachte en het slachtoffer tijdens het incident.
Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij, die zich in eerste aanleg had gevoegd, opnieuw beoordeeld. De benadeelde partij had een schadevergoeding van € 4.150 gevorderd, maar het hof heeft de vordering tot een bedrag van € 1.340,75 toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De benadeelde partij werd voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Het hof heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding, met wettelijke rente vanaf 3 augustus 2014.
De uitspraak van het hof benadrukt de zorgvuldigheid van de bewijsvoering en de noodzaak om de rechten van de benadeelde partij te waarborgen, terwijl ook de belangen van de verdachte in acht worden genomen. De beslissing van het hof is in lijn met de geldende wettelijke voorschriften en de beginselen van een eerlijk proces.