In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming tot afgifte van een Bulgaars paspoort voor de minderjarige [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Noord-Nederland verzocht om toestemming voor de afgifte van zowel een Nederlands als een Bulgaars paspoort voor haar kind, maar dit verzoek was afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat het in het belang van het kind was om een Bulgaars paspoort aan te vragen.
In hoger beroep heeft de moeder betoogd dat het persoonlijk belang van [de minderjarige] bij het verkrijgen van een Bulgaars paspoort niet voldoende was meegewogen. De moeder heeft aangevoerd dat [de minderjarige] zowel de Nederlandse als de Bulgaarse nationaliteit heeft en dat beide nationaliteiten voor hem van gelijke waarde zijn. Bovendien heeft hij familie in Bulgarije, wat volgens de moeder zijn gevoel van verbondenheid versterkt.
Het hof heeft de argumenten van de moeder overwogen en geconcludeerd dat het verzoek om vervangende toestemming voor de aanvraag van een Bulgaars paspoort moet worden toegewezen. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat [de minderjarige] eerder over een Bulgaars paspoort beschikte en dat er geen feiten zijn die een nieuwe aanvraag zouden uitsluiten.
Echter, het verzoek van de moeder om een machtiging tot verblijf in het buitenland voor [de minderjarige] is afgewezen. Het hof oordeelde dat deze machtiging het gezamenlijk gezag van de ouders te veel zou ondermijnen, en dat de moeder in overleg met de vader moet treden voor dergelijke beslissingen. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de moeder is toestemming verleend voor de aanvraag van het Bulgaars paspoort, terwijl het overige verzoek is afgewezen.