In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot onderbewindstelling van de moeder, ingediend door haar dochter, [verzoekster]. De moeder, geboren in 1937, was gehuwd met de heer [I], die in 2009 is overleden. Uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren, waaronder [verzoekster]. De dochter verzocht om de moeder onder bewind te stellen, omdat zij meende dat de moeder niet in staat was haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland had dit verzoek eerder afgewezen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 april 2015 zijn zowel de verzoekster als de moeder verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat er geen overtuigende bewijsstukken zijn over de vermeende ongeschiktheid van de moeder om haar eigen belangen te behartigen. De moeder heeft verklaard dat zij zelfstandig haar financiën beheert en dat haar behandelend psycholoog tevreden is over haar toestand. Het hof heeft ook opgemerkt dat de moeder een notariële volmacht heeft verleend aan haar kinderen, wat erop wijst dat zij in staat is om haar belangen te behartigen.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de gronden voor onderbewindstelling niet aanwezig zijn en heeft het de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De beslissing van het hof benadrukt het belang van wilsbekwaamheid en de autonomie van de moeder in het beheer van haar eigen vermogensrechtelijke belangen. Het hof heeft geen aanleiding gezien voor een deskundigenonderzoek, zoals door de verzoekster was verzocht, en heeft de zaak afgesloten met de bevestiging van de eerdere beschikking.