ECLI:NL:GHARL:2015:3271

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2015
Publicatiedatum
7 mei 2015
Zaaknummer
200.159.620
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken in het kader van co-ouderschap tussen vader en grootvader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de vader, de moeder en de grootvader van het kind. De vader had verzocht om uitbreiding van de zorgregeling in de vorm van co-ouderschap, maar de rechtbank Gelderland had dit verzoek eerder afgewezen. De vader en de grootvader waren in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechtbank van 7 augustus 2014, waarin de zorgregeling was vastgesteld. De rechtbank had geoordeeld dat een goede communicatie tussen de ouders essentieel is voor de uitvoering van een co-ouderschapsregeling, maar dat deze communicatie na het overlijden van de grootmoeder van moederszijde niet goed was verlopen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen en geconcludeerd dat de huidige zorgregeling, waarbij het kind eenmaal per veertien dagen een weekend bij de vader verblijft, in het belang van het kind is. Het hof heeft de grieven van de vader verworpen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Tevens is besloten dat de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.159.620
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 258685)
beschikking van de familiekamer van 7 mei 2015
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: aanvankelijk: mr. L.C. Bruggink-de Bruyn Kops te Ermelo,
daarna: mr. E.M. Annema te Almere,
thans: mr. M. Broersma te Putten,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N.J. Hos te Amersfoort,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de grootvader,
advocaat: mr. N.J. Hos te Amersfoort.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 21 maart 2014 en 7 augustus 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 6 november 2014;
- het verweerschrift, ingekomen op 30 december 2014;
- een brief van mr. Broersma van 6 februari 2015 met bijlagen, ingekomen op
9 februari 2015.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 februari 2015 tegelijk met de behandeling van de zaak van partijen bij dit hof met nummer 200.151.427 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is [A] verschenen. Mr. Broersma heeft het woord gevoerd aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de relatie van de vader en de moeder is op [geboortedatum] 2005 [kind]
(verder te noemen: [kind]) geboren.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank Arnhem van 18 oktober 2006 is het vaderschap gerechtelijk vastgesteld.
3.3
[kind] is op 9 maart 2009 (officieel) bij de grootouders van moederszijde gaan wonen.
3.4
Op 21 april 2009 heeft de raad een onderzoeksrapport uitgebracht in verband met het gezag en de mogelijkheden van een omgangsregeling tussen [kind] en de vader.
3.5
Bij beschikking van de rechtbank Arnhem van 20 juli 2009 is een omgangsregeling tussen de vader en [kind] vastgesteld, waarbij de omgang wordt opgebouwd naar een regeling van elke week een dag van 16.00 uur tot 18.30 uur en eenmaal per veertien dagen een heel weekend.
3.6
Bij beschikking van de rechtbank Arnhem van 28 september 2010 is bepaald dat de ouders gezamenlijk worden belast van de uitoefening van het gezag over [kind].
3.7
In september 2012 is de grootmoeder van moederszijde overleden.
3.8
Van april tot juli 2013 heeft Lindenhout een onderzoek ingesteld naar de woonsituatie van de vader en de toekomstige woonsituatie van [kind].
3.9
Bij (deel)beschikking van 21 maart 2014 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, het verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind] afgewezen en, omdat daardoor was voldaan aan de voorwaarde onder welke de vader verzocht de bestaande zorgregeling te wijzigen, de raad verzocht te rapporteren en te adviseren omtrent de (on)mogelijkheden voor de zorgregeling.
3.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 7 augustus 2014 heeft de rechtbank, na ontvangst van het rapport van de raad van 26 juni 2014, de beschikking van de rechtbank Arnhem van 20 juli 2009 gewijzigd in die zin dat wordt vastgesteld als regeling ter verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders, dat [kind] bij de vader verblijft:
-éénmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondag 17.00 uur;
-de helft van de feestdagen;
-in de andere schoolvakanties dan de zomervakantie twee dagen extra, aansluitend op het weekend dat [kind] reeds bij de vader verblijft;
-van 15 augustus 2014 10.00 uur tot 22 augustus 2014 18.00 uur (na het eten);
-van 26 augustus 2014 10.00 uur tot 29 augustus 2014 18.00 uur (na het eten);
-waarbij in beginsel de vader [kind] op 15 en 26 augustus 2014 bij de grootvader ophaalt en in beginsel de moeder [kind] op 22 en 29 augustus 2014 bij de vader ophaalt.
De rechtbank heeft voorts het meer of anders verzochte afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [kind].
4.2
De vader is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 7 augustus 2014. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vader verzoekt het hof bij beschikking – uitvoerbaar bij voorraad – de bestreden beschikking te vernietigen en – opnieuw beschikkende – zijn verzoek tot uitbreiding van de zorgregeling, alsmede omgang gedurende de helft van de vakanties, toe te wijzen.
4.3
De moeder en de grootvader verzoeken het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, althans zijn grieven ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, BW een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.
5.2
Het hof acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een nader onderzoek te gelasten.
5.3
Het hof begrijpt uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting dat de vader een uitbreiding van de zorgregeling wenst in de vorm van een co-ouderschap. De rechtbank heeft het desbetreffende verzoek van de vader afgewezen. De rechtbank heeft daartoe – kort samengevat – het volgende overwogen. Voor de uitvoering van een dergelijke regeling is het van groot belang dat een goede communicatie tussen de ouders mogelijk is. Deze communicatie is, na het overlijden van de grootmoeder van moederszijde, met wie de vader blijkbaar wel overleg had, gedurende vele jaren niet goed verlopen. Na een incident in december 2013 is er geen direct contact meer geweest tussen de vader en de grootvader. Voorts achtte de rechtbank de uitvoering van een co-ouderschapsregeling niet mogelijk in verband met de feitelijke afstand tussen partijen en het gegeven dat [kind] naar school gaat in haar woonplaats. De rechtbank was, in navolging van de raad, van oordeel dat, nu de samenwerking tussen de ouders en tussen de vader en de grootvader zeer stroef verloopt en rechtstreekse communicatie over [kind] niet mogelijk is, een uitbreiding van de zorgregeling niet in het belang van [kind] is. De rechtbank achtte het in het belang van [kind] dat de huidige zorgregeling, waarbij [kind] eenmaal per veertien dagen een weekend bij de vader verblijft, wordt gecontinueerd. Aangezien er reeds sprake is van emotionele problemen bij [kind], dienen partijen, ook ter voorkoming van loyaliteitsproblemen bij [kind], er naar het oordeel van de rechtbank voor te zorgen dat [kind] geen negativiteit over de grootvader en de moeder vanuit de vader meekrijgt tijdens de omgangscontacten bij de vader. De rechtbank heeft de ouders en de grootvader met klem in overweging gegeven hulpverlening in te zetten ter verbetering van de onderlinge communicatie, zodat onder meer gesproken kan worden over de (geleidelijke) uitbreiding van de omgangscontacten tussen de vader en [kind] in de schoolvakanties.
5.4
Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. Het hof is van oordeel dat een uitbreiding van de contactregeling tussen de vader en [kind] thans niet in het belang van [kind] is. De vader heeft in zijn beroepschrift en ter zitting geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel moeten leiden. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de huidige omgangsregeling, behoudens de overdrachtsmomenten die nog steeds met spanningen gepaard gaan, goed verloopt. Het hof ziet geen aanleiding om die regeling thans te wijzigen. Het is nu in het belang van [kind] dat zij de binnenkort te starten therapie in verband met haar sociaal-emotionele problemen vanuit haar vertrouwde omgeving bij de grootvader kan volgen. De door de vader beoogde contactregeling, waarin [kind] de ene week bij hem en de andere week bij de grootvader zou verblijven, zou voorts, gelet op de afstand, een belemmering vormen voor de schoolgang van [kind]. Het hof acht het niet in het belang van [kind] dat zij, in de week dat zij bij de vader zou verblijven, lange tijd zou moeten reizen om op school te komen. Het hof benadrukt nogmaals dat partijen, in het belang van [kind], in staat moeten worden geacht de spanningen die zich rond de overdrachtsmomenten voordoen zoveel mogelijk te vermijden.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Het hof zal, gelet op het familierechtelijke karakter van de procedure, de proceskosten in hoger beroep compenseren.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
7 augustus 2014;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, K.J. Haarhuis en R. Krijger, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 7 mei 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.