ECLI:NL:GHARL:2015:3162

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
21-004254-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in verkeerszaak na aanrijding met letsel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 11 maart 2013 te Ederveen, waarbij hij als bestuurder van een personenauto in botsing kwam met een andere auto. De tenlastelegging omvatte het veroorzaken van een verkeersongeval met letsel, waarbij de verdachte werd verweten geen voorrang te hebben verleend aan een andere bestuurder. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, omdat de verdachte zich binnen de grenzen van de toegestane snelheid bevond en de inschatting maakte dat hij de kruising veilig kon oversteken. Bovendien werd vastgesteld dat de andere bestuurder, het slachtoffer, zich ook aan een te hoge snelheid had gehouden, wat bijdroeg aan de aanrijding. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van gevaarzettend gedrag van de verdachte, waardoor hij ook van de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet werd vrijgesproken. De beslissing van het hof werd genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004254-14
Uitspraak d.d.: 1 mei 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van
4 juli 2014 met parketnummer 05-821568-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W. Vahl, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Primairhij op of omstreeks 11 maart 2013 te Ederveen, gemeente Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Seat), daarmee over de Brinklanderweg heeft gereden in de richting van de kruising en/of splitsing van deze weg en de Hoofdweg zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl hij, gezien zijn verdachtes rijrichting, van links een ander over die Hoofdweg rijdend motorrijtuig (personenauto) had zien naderen en/of
voor genoemde kruising en/of splitsing aan weerskanten van die Brinklanderweg, een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd/e een bord/en B6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was/waren geplaatst en/of
op het wegdek van die Brinklanderweg, voor die kruising, ingevolge artikel 80 van voormeld reglement, haaientanden waren aangebracht, inhoudende: "de bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg",
die Hoofdweg is opgereden, terwijl dat andere over die kruisende weg, de Hoofdweg rijdende motorrijtuig (personenauto) hem verdachte, -gezien zijn, verdachtes rijrichting, van linkskomend-, dicht genaderd was en/of geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van dat dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (personenauto) en/of
op die Hoofdweg in botsing en/of aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto)
en zich zodanig heeft gedragen dat mede een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte toen aldaar ingevolge voormelde borden en/of haaientanden geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van dat over die Hoofdweg rijdende andere motorrijtuig (personenauto);
Subsidiairhij op of omstreeks 11 maart 2013 te Ederveen, gemeente Ede, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Seat), daarmee over de weg, de Brinklanderweg heeft gereden in de richting van de kruising en/of splitsing van deze weg en de Hoofdweg en
terwijl voor genoemde kruising en/of splitsing aan weerskanten van die Brinklanderweg, een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd/e een bord/en B6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was/waren geplaatst en/of
op het wegdek van die Brinklanderweg, voor die kruising, ingevolge artikel 80 van voormeld reglement, haaientanden waren aangebracht, inhoudende: "de bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg",
die Hoofdweg is opgereden, terwijl dat andere over die kruisende weg, de Hoofdweg rijdende motorrijtuig (personenauto) hem verdachte, -gezien zijn, verdachtes rijrichting, van linkskomend-, dicht genaderd was en/of geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van dat dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (personenauto) en/of
op die Hoofdweg in botsing en/of aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Daarbij wordt het volgende overwogen.
Verdachte heeft op 11 maart 2013 omstreeks 20.45 uur als bestuurder van een personenauto gereden over de Brinklanderweg te Ederveen. Aangekomen bij de kruising met de Hoofdweg is hij linksaf die Hoofdweg ingeslagen. De Hoofdweg betreft een voorrangsweg, hetgeen wordt aangegeven door middel van een zichtbaar bord B6 van Bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, alsmede door op het wegdek van de Brinklanderweg aangebrachte haaientanden conform artikel 80 van voormeld reglement.
Verdachte heeft vlak voor de kruising eenmalig naar links gekeken en een auto met verlichte koplampen zien rijden. Vervolgens heeft hij naar rechts gekeken en zag een fietser rijden. Zonder te stoppen, omdat hij in de veronderstelling was dat de auto die van links kwam nog ver van hem verwijderd was, is verdachte de kruising linksaf opgereden.
Tijdens deze handeling is de auto van verdachte in botsing gekomen met de personenauto die over de Hoofdweg van links kwam. Ten gevolge van de botsing zijn zowel verdachte als de bestuurder van de andere auto gewond geraakt.
Of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet (WVW) hangt af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Verdachte heeft zich
- na zowel links als rechts te hebben gekeken - binnen de grenzen van de ter plaatse toegestane snelheid de voorrangskruising op begeven. In de verte zag hij de koplampen van de naderende auto van [slachtoffer], maar hij maakte de inschatting dat hij daarvóór langs kon kruisen. Die inschatting mocht hij in deze situatie ook maken, indien het slachtoffer zich aan de toegestane snelheid van 60 km per uur had gehouden zou de aanrijding niet hebben plaatsgevonden. Vervolgens is de vraag of verdachte met een te hoge snelheid van het voorrangsgerechtigde verkeer rekening had moeten houden, temeer nu hij in een eerdere fase van het geding heeft opgemerkt dat hij weet had van te vaak hard rijdende voorrangsgerechtigde bestuurders. Deze kennis kan de culpoze strafwaardigheid van het gewraakte gedrag constitueren. Op grond van de voorliggende feiten heeft het hof niet het oordeel bekomen dat verdachte met deze mate van snelheidsoverschrijding rekening had moeten houden, waarbij het hof eveneens in aanmerking neemt dat de snelheid van de naderende [slachtoffer] aanwijsbaar hoger was dan verdachte heeft waargenomen. Onder deze omstandigheden treft verdachte geen schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet, en dient hij hiervan te worden vrijgesproken.
Vervolgens is de vraag aan de orde of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag in de zin van artikel 5 WVW. Voor een veroordeling wegens overtreding van artikel 5 WVW moet er sprake zijn van (een zekere mate van) concreet gevaarzettend gedrag. Verdachte heeft de voorrangskruising betreden op een moment dat deze niet vrij was. Dat is als zodanig gevaarscheppend, immers een voorrangsplichtige dient voorrang te verlenen aan een voorrangsgerechtigde.
Echter: door in de avond met een veel te hoge snelheid over de voorrangsweg te rijden heeft het slachtoffer zichzelf en andere weggebruikers eveneens blootgesteld aan een aanzienlijk gevaar, welk gevaar zich - helaas voor zowel verdachte als het slachtoffer - ook heeft gemanifesteerd. In de gewraakte verkeerssituatie was er geen concrete indicatie aanwezig die verdachte noopte met de grove overschrijding van de maximum toegestane snelheid door [slachtoffer] rekening te houden en extra voorzichtigheid te betrachten. Onder deze omstandigheden kan niet geoordeeld worden dat verdachte als gevaarzetter heeft gefungeerd en dient verdachte ook van de verdenking van overtreding van artikel 5 WVW te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M. Otte, voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. M. Keppels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 1 mei 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.