ECLI:NL:GHARL:2015:3149

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
21-006703-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel, rijden met ongeldig rijbewijs, weigeren ademonderzoek en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval met letsel, het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs, het weigeren van een ademonderzoek en mishandeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 februari 2013 in Utrecht, als bestuurder van een Alfa Romeo, een verkeerslicht negeerde en in botsing kwam met een Citroën, waarbij de inzittende van de Citroën zwaar letsel opliep. De verdachte heeft ook een omstander mishandeld na het ongeval en weigerde mee te werken aan een ademonderzoek. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden en tien maanden voor de verschillende feiten. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006703-14
Uitspraak d.d.: 1 mei 2015
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 4 november 2014 met parketnummer 16-661597-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. Lammers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
Feit 1 primairhij op of omstreeks 1 februari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Alfa Romeo), daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Biltse Rading, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, het voor hem bestemde verkeerslicht te passeren, terwijl dit rood licht uitstraalde, en/of (vervolgens)
terwijl het donker was en/of terwijl het wegdek nat was en/of nadat hij alcohol had genuttigd het door hem bestuurde motorrijtuig niet tot stilstand heeft gebracht, binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, doch (met onverminderde snelheid, althans met een hogere snelheid dan op dat moment aldaar verantwoord was) in botsing/aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte, van links komend motorrijtuig (personenauto van het merk Citroën)
terwijl dit motorrijtuig de kruising was opgereden op het moment dat het voor de bestuurder van dit motorrijtuig bestemde verkeerslicht groen licht uitstraalde
en/of (vervolgens)
waardoor de inzittende van de voornoemde Citroën, genaamd [slachtoffer], (zwaar) lichamelijk letsel, te weten (onder andere) een snede op het/haar (voor)hoofd en/of een hersenschudding en/of een gekneusde (rechter)boven- en/of onderarm en/of een bloeduitstorting op de (rechter)heup en/of linkerarm en/of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Feit 1 subsidiairhij op of omstreeks 1 februari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Alfa Romeo), daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Biltse Rading, het voor hem bestemde verkeerslicht te passeren terwijl dit rood licht uitstraalde
en/of (vervolgens)
het door hem bestuurde motorrijtuig niet tot stilstand heeft gebracht, binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, doch (met hoge snelheid) in botsing/aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte, van links komend motorrijtuig (personenauto van het merk Citroën)
terwijl dit motorrijtuig de kruising was opgereden op het moment dat het voor de bestuurder van dit motorrijtuig bestemde verkeerslicht groen uitstraalde)
en/of (vervolgens)
waarna het door verdachte bestuurde motorrijtuig (na de botsing/aanrijding met de personenauto, merk Citroën) om zijn denkbeeldige gieras is gedraaid
en/of (vervolgens)
met de (linker)voorzijde van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig is gebotst/gegleden tegen een (naast de rijbaan geplaatste) lichtmast door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Feit 2hij op of omstreeks 1 februari 2013 te Zeist, gemeente Zeist, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Alfa Romeo) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
Feit 3hij op of omstreeks 1 februari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten AM en/of B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op die weg, de Biltse Rading, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto merk Alfa Romeo), van die categorie of categorieën gedurende dat gedeelte van die geldigheidsduur heeft bestuurd;Feit 4hij op of omstreeks 1 februari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), (hard) in/aan diens (rechter)oor heeft geknepen/getrokken en/of (vervolgens) (met zijn vuist) tegen de (rechter)kaak van die [benadeelde] heeft gestompt/geslagen en/of (vervolgens) die [benadeelde] (met de vlakke hand) op zijn (linker)wang heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1 primairhij op1 februari 2013in het arrondissement Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Alfa Romeo), daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Biltse Rading, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden dooraanmerkelijkonvoorzichtig enonoplettend, het voor hem bestemde verkeerslicht te passeren, terwijl dit rood licht uitstraalde, en
het door hem bestuurde motorrijtuig niet tot stilstand heeft gebracht, binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, dochmet onverminderde snelheidin botsingis gekomen met een voor hem, verdachte, van links komend motorrijtuig (personenauto van het merk Citroën)
terwijl dit motorrijtuig de kruising was opgereden op het moment dat het voor de bestuurder van dit motorrijtuig bestemde verkeerslicht groen licht uitstraalde
en
waardoor de inzittende van de voornoemde Citroën, genaamd [slachtoffer]lichamelijk letsel, te weteneen snede ophaarvoorhoofd eneen hersenschudding eneen gekneusderechterboven- enonderarm eneen bloeduitstorting op deheup enlinkerarmwerd toegebracht, zodanig dat daaruit tijdelijke ziekte enverhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Feit 2hij op1 februari 2013 te Zeist,als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Alfa Romeo) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/ofaan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
Feit 3hij op1 februari 2013in het arrondissement Midden-Nederland, terwijl hij wistdat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten AM enB, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokkencategorieën was afgegeven, op die weg, de Biltse Rading, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto merk Alfa Romeo), van die categorie of categorieën gedurende dat gedeelte van die geldigheidsduur heeft bestuurd;
Feit 4hij op1 februari 2013in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), met zijn vuisttegen dekaak van die [benadeelde] heeft gestompten(vervolgens) die [benadeelde]met de vlakke handop zijnwang heeft geslagen, waardoor dezepijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig letsel wordt toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering van de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

Overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

Overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

Mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- de navolgende omstandigheden.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, een verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte had kort daarvoor het voor hem rood licht uitstralende verkeerslicht genegeerd en is met onverminderde snelheid tegen een voor hem van links komende – voorrangsgerechtigde – personenauto gebotst. Bij dit verkeersongeval heeft de passagier van de van links komende auto letsel opgelopen, waarvan zij nog lang nadien last heeft gehad. Na het ongeval heeft verdachte een omstander mishandeld.
Verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoording genomen voor het door hem veroorzaakte ongeval en de door hem gepleegde mishandeling.
Nadat verdachte door de politie was aangehouden, heeft hij op het politiebureau geweigerd mee te werken aan een ademonderzoek.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie is verdachte reeds eerder veroordeeld, waaronder voor overtredingen van de Wegenverkeerswet en mishandeling, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Daarnaast acht het hof ter bescherming van de verkeersveiligheid een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid passend. Het hof bepaalt de duur van deze onvoorwaardelijke rijbevoegdheid - overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal - ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde op 12 maanden en ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde op 10 maanden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.085,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 285,20, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 9, 163, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
10 (tien) maanden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 285,20 (tweehonderdvijfentachtig euro en twintig cent)bestaande uit € 85,20 (vijfentachtig euro en twintig cent) materiële schade en € 200,00 (tweehonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 285,20 (tweehonderdvijfentachtig euro en twintig cent)bestaande uit € 85,20 (vijfentachtig euro en twintig cent) materiële schade en € 200,00 (tweehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. M. Otte, voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. M. Keppels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 1 mei 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.