ECLI:NL:GHARL:2015:3067

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
30 april 2015
Zaaknummer
21-007189-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Nederland inzake mishandeling en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, dat op 20 november 2014 was gewezen. De verdachte, geboren in 1993 en thans verblijvende in een penitentiaire inrichting, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor mishandeling van [benadeelde 1]. Het hof heeft de zaak behandeld op de zittingen van 25 februari 2015 en 15 april 2015. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden en dat de vordering van de benadeelde partij zou worden toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [benadeelde 1], waarbij het slachtoffer letsel heeft opgelopen en enige tijd buiten bewustzijn raakte. De verdachte had eerder een geweldsdelict gepleegd en was nog onder proeftijd. Het hof heeft de gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, evenals de schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 882,33, bestaande uit materiële en immateriële schade. Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007189-14
Uitspraak d.d.: 29 april 2015
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 20 november 2014 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-830088-14 en 18-139127-13, 18-830308-14, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-062030-13, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
ingeschreven te [adres] ,
thans verblijvende in P.I. [Naam P.I.]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 25 februari 2015 en 15 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot
  • veroordeling in de zaak met parketnummer 18-139127-13 tot een gevangenisstraf van twee maanden, toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging,
  • bepaling van de straf in de zaak met parketnummer 18-830088-14 feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair en de zaak met parketnummer 18-830308-14 primair tot een gevangenisstraf van 9 jaren en 10 maanden.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. J.B. Pieters, naar voren is gebracht.

De omvang van het hoger beroep

Het hof heeft bij tussenarrest d.d. 11 maart 2015 reeds vastgesteld dat de raadsvrouw het door de verdediging ingestelde hoger beroep heeft beperkt tot het in eerste aanleg in de gevoegde zaak met parketnummer 18-139127-13 ten laste gelegde. Aan die zaak is gekoppeld een vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-062030-13.
Ingevolge artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal het hof een straf en maatregel bepalen voor het in de zaak met parketnummer 18-8300880-14 onder 1 subsidiair en 2 subsidiair en in de zaak met parketnummer 18-830308-14 primair bewezen verklaarde. De beslissing inzake de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] valt, anders dan de schadevergoedingsmaatregel, buiten het bepalen van de straf en is niet aan het oordeel van het hof onderworpen. De beslissing van de rechtbank met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij blijft derhalve in stand.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover onderworpen aan hoger beroep, tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 18-139127-13 (gevoegd):
1:
hij op of omstreeks 28 juli 2013 te [pleegplaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 1] ), meermalen, althans eenmaal (met kracht) een kopstoot heeft gegeven en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een (tot vuist gebalde) hand in/tegen het gezicht//hoofd en/of meer(dere) de(e)l(en) van het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-139127-13 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op 28 juli 2013 te [pleegplaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 1] ), met kracht een kopstoot heeft gegeven en meermalen met kracht met een hand in/tegen het gezicht//hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-139127-13 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [benadeelde 1] . Als gevolg van deze mishandeling raakte zij enige tijd buiten bewustzijn. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 3 februari 2015. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsdelict. Verdachte heeft onderhavig feit gepleegd, terwijl er, als gevolg van deze eerdere veroordeling, een proeftijd liep. Verdachte heeft zich door die proeftijd niet laten weerhouden van het plegen van het bewezen verklaarde feit.
Gelet op voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof een gevangenisstraf van twee maanden passend en geboden. Deze straf is conform de door de advocaat-generaal geëiste straf.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 882,33 (bestaande uit € 582,33 materie̎le en € 300,- immaterie̎le schade). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De vordering is door de verdediging inhoudelijk niet weersproken. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-139127-13 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, parketnummer 18-062030-13. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Bepaling van straf en maatregel

De bij voormeld vonnis bewezenverklaarde feiten, in de zaak met parketnummer 18-8300880-14 feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair en het in de zaak met parketnummer 18-830308-14 primair, zijn niet aan het hoger beroep onderworpen.
Straf
Het hof zal de straf op de voet van het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van deze feiten bepalen op een gevangenisstraf van negen jaren en tien maanden.
Maatregel
Om te bevorderen dat de schade van de benadeelde partij [benadeelde 2] door verdachte wordt vergoed, zal het hof bepalen dat de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i, 36f, 63, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-139127-13 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-139127-13 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 882,33 (achthonderdtweeëntachtig euro en drieëndertig cent) bestaande uit € 582,33 (vijfhonderdtweeëntachtig euro en drieëndertig cent) materiële schade en € 300,00 (driehonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-139127-13 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 882,33 (achthonderdtweeëntachtig euro en drieëndertig cent) bestaande uit € 582,33 (vijfhonderdtweeëntachtig euro en drieëndertig cent) materiële schade en € 300,00 (driehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
17 (zeventien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Tenuitvoerlegging

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, parketnummer 18-062030-13, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaling van de straf ingevolge artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de zaak met parketnummer 18-830088-14 onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair en in de zaak met parketnummer 18-830308-14 primair bewezenverklaarde:
Bepaalt de straf op een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) jaren en 10 (tien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat aan de verdachte is opgelegd de verplichting om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-830088-14 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.224,64 (vijfduizend tweehonderdvierentwintig euro en vierenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
61 (eenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd is met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter,
mr. P. Koolschijn en mr. G.M. Meijer-Campfens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 29 april 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Koolschijn is buiten staat dit arrest te ondertekenen.