Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die in eerste aanleg gedaagde was, heeft zijn advocaat, mr. G.A. Pots, zich onttrokken aan de zaak. Hierdoor heeft de appellant geen nieuwe procesvertegenwoordiger kunnen aanstellen. De wederpartij, de geïntimeerde, heeft arrest gevraagd. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet van grieven heeft gediend, ondanks dat hem meerdere termijnen zijn gegeven om dit te doen. De appellant heeft de hem door het hof gestelde termijnen voor het nemen van de memorie van grieven ongebruikt laten verstrijken. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het recht van de appellant om alsnog van grieven te dienen, is komen te vervallen conform artikel 6.4 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de hoven.
Het hof heeft vervolgens overwogen dat, aangezien de appellant geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep, en het vonnis van de kantonrechter van 16 mei 2014 niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde, het hoger beroep van de appellant moet worden verworpen. De appellant wordt in deze procedure als de in het ongelijk te stellen partij beschouwd. Het hof heeft de appellant dan ook veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 704,- aan verschotten en € 316,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.